Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxviij. Capittel.

Hananja propheteert valschlick tegen Ieremia, vers 1, etc. waer tegen sich Ieremia verdedigt, 5. Hananja verbreeckt het jock vanden hals Ieremie, 10. die een yseren, door Godts last, in desselven plaetse maeckt, met wederhalinge sijner Prophetye, ende aensegginge des doots aen Hananja, in den selven jare, gelijck hy oock daer in sterf, 12.

1

VOorts geschiede ’t in’t Ga naar margenoot1 selve jaer, in’t begin des Coninckrijcx van Zedekia Coninck van Iuda, in’t Ga naar margenoot2 vierde jaer, in de vijfde maent, [dat] Ga naar margenoot3 Hananja, sone van Ga naar margenoot4 Azur, de Ga naar margenoot5 Prophete, die van Ga naar margenoot6 Gibeon was, tot my sprack, in den huyse des HEEREN, voor de Ga naar margenoot7 oogen der Priesteren ende des gantschen volcks, seggende:

2

Soo spreeckt de HEERE der heyrscharen, de Godt Israëls, seggende: Ick hebbe het jock des Conincks van Babel verbroken.

3

In noch Ga naar margenoota twee Ga naar margenoot8 volle jaren, sal ick tot dese plaetse wederbrengen alle de vaten van het huys des HEEREN; die Nebucadnezar, de Coninck van Babel, uyt dese plaetse heeft wechgenomen, ende de selve [nae] Babel gebracht.

4

Oock sal ick Iechonia, den sone van Iojakim, Coninck van Iuda, ende alle die gevanckelick Ga naar margenoot9 wechgevoert zijn van Iuda, die te Babel gekomen zijn, tot dese plaetse wederbrengen, Ga naar margenoot10 spreeckt de HEERE: want ick sal het jock des Conincks van Babel verbreken.

5

Doe sprack de Propheet Ieremia tot den Propheet Hananja: voor de Ga naar margenoot11 oogen der Priesteren, ende voor de oogen des gantschen volcx, die in het huys des HEEREN stonden.

6

Ende de Propheet Ieremia seyde; Ga naar margenoot12 Amen, de HEERE doe alsoo: de HEERE bevestige uwe woorden, die ghy gepropheteert hebt, dat hy de vaten van Ga naar margenoot13 des HEEREN huys, ende alle die gevanckelick zijn Ga naar margenoot14 wechgevoert, van Babel wederbrenge tot dese plaetse.

7

Maer Ga naar margenoot15 hoort nu dit woort, dat ick spreke voor uwe ooren; ende voor de ooren des gantschen volcx.

8

De Propheten, die voor my ende voor u van outs geweest zijn; die hebben Ga naar margenoot16 tegen vele landen ende tegen Ga naar margenoot17 groote Coninckrijcken gepropheteert, van krijch, ende van Ga naar margenoot18 quaet, ende van pestilentie.

9

Ga naar margenoot19 De Propheet, die gepropheteert sal hebben van vrede; als het woort van dien Prophete Ga naar margenoot20 komt, [dan] sal die Propheet bekent worden, dat hem de HEERE in der waerheyt gesonden heeft.

10

Doe nam de Propheet Hananja Ga naar margenoot21 het Iock van den halse des Propheten Ieremia: ende hy verbrack het.

11

Ende Hananja sprack voor de Ga naar margenoot22 oogen des gantschen volcks, seggende; Soo seyt de Heere; Alsoo sal ick verbreken het jock Nebucadnezars des Conincx van Babel, in noch twee Ga naar margenoot23 volle jaren, Ga naar margenoot24 van den halse aller der volcken; Ende de Propheet Ieremia Ga naar margenoot25 ginck sijns weechs.

12

Doch des HEEREN woort geschiedde tot Ieremia, (na dat de Propheet Hananja het jock van den halse des Propheten Ieremia verbroken hadde) seggende:

13

Gaet henen ende spreeckt tot Hananja, seggende; Soo seyt de HEERE;

[Folio 49r]
[fol. 49r]

Houtene Ga naar margenoot26 jocken hebt Ga naar margenoot27 ghy verbroken: nu sult Ga naar margenoot28 ghy in plaetse van dien ysere jocken maken.

14

Want soo seyt de HEERE der heyrscharen, de Godt Israëls; Ick heb een yseren jock gedaen aen den hals van alle dese volcken, om Nebucadnezar den Coninck van Babel te dienen, ende sy sullen hem dienen: ja ick heb hem oock het Ga naar margenootb Ga naar margenoot29 gedierte des velts gegeven.

15

Ende de Propheet Ieremia seyde tot den Propheet Hananja; Hoort nu Hananja: de HEERE en heeft u niet gesonden, maer ghy hebt gemaeckt dat dit volck op leugen vertrouwt.

16

Daerom, soo seyt de HEERE; Siet ick sal u Ga naar margenoot30 wechwerpen, van den aerd-bodem: dit jaer sult ghy sterven, om dat ghy eenen Ga naar margenootc Ga naar margenoot31 afval gesproken hebt tegen den HEERE.

17

Also sterf de Propheet Hananja in dat selve jaer: in de Ga naar margenoot32 sevende maent.

margenoot1
Als hy Zedekia, de Priesteren, ende ’t volck vermaent hadde (als bov. cap. 27.12. etc.) haren hals te buygen onder ’t jock des Conincx van Babel.
margenoot2
In welcken de Coninck Zedekia oock een gesante gesonden heeft nae Babel. siet ond. 51.59.
margenoot3
Hebr. Ghananja.
margenoot4
Hebr. Azzur.
margenoot5
Verst. valsche Propheet, alsoo in’t volgende.
margenoot6
Eene stadt der Priesteren. Iosu. 21.13, 17.
margenoot7
D. in de tegenwoordicheyt, ende soo dickwijls in’t volgende.
margenoota
Ierem. 27.16.
margenoot8
Hebr. jaren der dagen. siet Gen. 41. op vers 1. alsoo ond. vers 11.
margenoot9
Hebr. gevanckelicke wechvoeringe, vervoeringe: alsoo ond. vers 6. ende 29.1, 20. ende elders dickwijls.
margenoot10
Dit sprack hy valschelick. siet bov. 23.31.
margenoot11
Als bov. vers 1.
margenoot12
D. het worde waer. siet Num. 5. op vers 22.
margenoot13
D. van sijn huys; als dickwijls.
margenoot14
Als vers 4.
margenoot15
Ghy Hananja.
margenoot16
Als de sonden de overhant hadden, ende rijp waeren ter straffe, is sulcx ordinaerlick de last der Propheten geweest: nu doet ghy (wil Ieremia seggen) het contrarie, stijvende het volck in boosheyt, daer de getrouwe Propheten door dreygementen van Godts straffen haer tot bekeeringe sochten te bewegen, met beloften van de genade voor den boetveerdigen.
margenoot17
Ofte, machtige.
margenoot18
D. allerleye plagen, ongeluck ende elende, die gemeenlick by den oorloge zijn, als honger, verwoestinge van landen ende lieden, etc.
margenoot19
Ofte, aengaende eenen Propheet, etc.
margenoot20
D. nakomt, vervult wort. alsoo Iudic. 13.12.
margenoot21
Siet bov. 27. op vers 2.
margenoot22
Als bov. vers 1, 5.
margenoot23
Als bov. vers 3.
margenoot24
Verst. nemende dat van den halse, etc. uyt vers 10. alsoo in’t volgende vers.
margenoot25
Verwachtende naerder openbaeringe ende last van Godt.
margenoot26
Dit kanmen alsoo verstaen dat Hanania het een houtene jock van Ieremia brekende, daer door te verstaen wilde geven, dat alle d’andere, waer van capit. 27.2, 3. etc. gelijcken souden gebroken worden. ofte, men kan ’t hier oversetten, houtene diesselen, (Siet bov. 27. op vers 2.) om dat in’t volgende een ander Hebr. woort, dat oock een jock beteeckent, gebruyckt wort. Vergel. wijders Deut. 28.48.
margenoot27
ô Hanania.
margenoot28
ô Ieremia: dit zijn de woorden die Godt tot Ieremia gesproken hadde, om Hanania deselve in sijnen name aen te seggen.
margenootb
Ierem. 27.6.
margenoot29
Siet bov. 27. op vers 6.
margenoot30
Uyt het lant der levendigen wechnemen (als de Schrift elders spreeckt) ende versenden nae uwe plaetse. Vergel. Act. 1.25.
margenootc
Deut. 13.5. Ierem. 29.32.
margenoot31
Het volck door uwe valsche Propheteyen in afvallicheyt ende boosheyt stijvende. Vergel. Deut. 13.5.
margenoot32
De tweede maent, na dat hem de doot van Ieremia was aengeseyt. siet bov. vers 1.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken