Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

Godt beveelt den Propheet te propheteren tegen de valsche Propheten, ende hare loose plaesteringen, vers 1, etc. item tegen de valsche Prophetessen, ende hare armkussens ende hooft-decksels, 17.

1

ENde des HEEREN woort geschiedde tot my, seggende:

2

Menschen-kint, propheteert tegen de Ga naar margenoot1 Propheten Israels, Ga naar margenoot2 die propheteren: ende segt tot de gene, die Ga naar margenoot3 uyt haer herte propheteren; Hooret des HEEREN woort.

3

Soo seyt de Heere HEERE; Wee over die dwase Propheten: die Ga naar margenoot4 haren geest nawandelen, ende ’t gene sy Ga naar margenoot5 niet gesien en hebben!

4

Uwe Propheten, ô Israël, zijn Ga naar margenoot6 als vossen inde woeste plaetsen.

5

Ga naar margenoot7 Ghy en zijt Ga naar margenoot8 inde bressen niet opgetreden, nochte en hebbet Ga naar margenoot9 den muer [niet] toegemuert voor het huys Israëls; om in den strijt te staen, Ga naar margenoot10 ten dage des HEEREN.

6

Ga naar margenoot11 Sy sien Ga naar margenoot12 ydelheyt, ende Ga naar margenoot13 leugenachtige voorsegginge, die daer seggen, De HEERE heeft gesproken, daer de HEERE haer niet gesonden en heeft: ende sy geven hope van het Ga naar margenoot14 woort te sullen bevestigen.

7

Ga naar margenoot15 En siet ghy niet een Ga naar margenoot16 ydel gesichte, ende spreket Ga naar margenoot17 eene leugenachtige voorsegginge, als ghy Ga naar margenoot18 segget, De HEERE spreeckt, daer Ga naar margenoot19 ick niet gesproken en hebbe?

8

Daerom soo seyt de Heere HEERE, Om dat ghy lieden ydelheyt spreeckt, ende leugen siet: daerom, siet, Ga naar margenoot20 ick [wil] aen u, spreeckt de Heere HEERE.

9

Ende Ga naar margenoot21 mijne hant sal zijn tegen de Propheten, die ydelheyt sien, ende leugen voorseggen; sy en sullen Ga naar margenoot22 inde vergaderinge mijnes volcks niet zijn, ende in het Ga naar margenoot23 schrift Ga naar margenoot24 van het huys Israëls niet geschreven worden, ende Ga naar margenoot25 in het lant Israëls niet komen: ende ghy sullet weten dat ick de Heere HEERE ben.

10

Daerom, ja Ga naar margenoot26 daerom datse mijn volck Ga naar margenoot27 verleyden, Ga naar margenoot28 seggende, Vrede, daer geen vrede en is; ende [dat] Ga naar margenoot29 d’ een eenen Ga naar margenoot30 leemen-wandt bouwt, ende, siet, Ga naar margenoot31 de andere den selven Ga naar margenoot32 plaesteren met Ga naar margenoot33 loosen-kalcke:

11

Segt tot de gene die met loosen-kalcke plaesteren, dat Ga naar margenoot34 hy omvallen sal: daer sal een Ga naar margenoot35 overstelpende plasregen zijn; ende ghy, ô groote hagelsteenen, sullet vallen, ende eenen grooten stormwint, sal [hem] splijten.

12

Siet, als die wandt sal gevallen zijn; Ga naar margenoot36 sal dan niet tot u Ga naar margenoot37 geseyt worden, Waer is de plaesteringe, daer mede ghy geplaestert hebbet?

13

Daerom alsoo seyt de Heere HEERE; Ia ick sal Ga naar margenoot38 [hem] door eenen grooten stormwint in mijne grimmicheyt splyten, ende daer sal een overstelpende plasregen zijn in mijnen toorn, ende groote hagelsteenen in [mijne] grimmicheyt, Ga naar margenoot39 om [dien] te verdoen.

[Folio 74r]
[fol. 74r]

14

So sal ick den wandt afbreken, dien ghy-lieden met loosen-kalcke geplaestert hebt, ende sal hem Ga naar margenoot40 ter aerde nederwerpen, dat Ga naar margenoot41 sijnen gront sal ontdeckt worden: also sal Ga naar margenoot42 [de stadt] vallen, ende Ga naar margenoot43 ghy sullet in’t midden van haer omkomen: ende ghy sullet weten, dat ick de HEERE ben.

15

So sal ick mijne grimmicheyt tegen den wandt voortbrengen, ende tegen de gene die hem plaesteren met loosen kalcke: ende ick sal tot Ga naar margenoot44 u-lieden seggen, Die wandt en Ga naar margenoot45 isser niet [meer], nochte die hem plaesterden en Ga naar margenoot46 zijnder niet:

16

[Te weten] de Propheten Israëls die van Ierusalem propheteren, ende voor haer een gesichte Ga naar margenoot47 des vredes sien: daer geen vrede en is, spreeckt de Heere HEERE.

17

Ende ghy, menschen kint, Ga naar margenoot48 set u aengesichte Ga naar margenoot49 tegen de dochteren uwes volcks, de welcke propheteren uyt haer herte: ende Ga naar margenoot50 propheteert tegen haer.

18

Ende segt, Soo seyt de Heere HEERE; Wee [die vrouwen] die Ga naar margenoot51 kussens naeyen voor Ga naar margenoot52 alle oxelen der armen, ende maken Ga naar margenoot53 hooft-decksels voor het hooft Ga naar margenoot54 van alle stature, om de Ga naar margenoot55 zielen te jagen: sullet ghy de Ga naar margenoot56 zielen mijns volcks jagen, ende sullet ghy Ga naar margenoot57 u de Ga naar margenoot58 zielen Ga naar margenoot59 in’t leven behouden?

19

Ende sullet ghy my Ga naar margenoot60 ontheyligen by mijn volck, Ga naar margenoota voor hantvollen van gerste, ende voor stucken broots Ga naar margenoot61 om zielen te dooden die niet en souden sterven, ende om zielen Ga naar margenoot62 in’t leven te behouden die niet en souden leven, door u liegen tot mijn volck, dat Ga naar margenoot63 de leugen hoort?

20

Daerom, soo seyt de Heere HEERE; Siet, Ga naar margenoot64 ick [wil] aen uwe kussens, daermede ghy aldaer de zielen jaget nae Ga naar margenoot65 de bloemhoven, ende ick salse uyt uwe armen Ga naar margenoot66 wechscheuren: ende ick sal die zielen Ga naar margenoot67 los maken, de zielen die ghy jaget nae de bloemhoven.

21

Daertoe sal ick uwe hooftdeckselen scheuren, ende mijn volck uyt uwe Ga naar margenoot68 hant redden, so datse niet meer in uwe hant en sullen zijn Ga naar margenoot69 tot eene jacht: ende Ga naar margenoot70 ghy sullet weten, dat ick de HEERE ben.

22

Om dat ghylieden het herte des rechtveerdigen [door] valscheyt hebbet Ga naar margenoot71 bedroeft gemaeckt, daer ick Ga naar margenoot72 hem geene Ga naar margenoot73 smerte aengedaen en hebbe: ende om dat ghy de Ga naar margenoot74 handen des godtloosen gestercket hebt, op dat hy sich van sijne boosen wech niet afkeeren en soude, dat ick hem in’t leven behielde.

23

Daerom en sullet Ga naar margenoot75 ghy niet meer Ga naar margenoot76 ydelheyt Ga naar margenoot77 sien, nochte Ga naar margenoot78 waersegginge gebruycken: maer ick sal mijn volck uyt uwe hant redden, ende ghy sullet weten dat ick de HEERE ben.

margenoot1
T.w. die daer in Chaldea waren onder de wechgevoerde Ioden, diese wijs maken wilden, datse in haer vaderlant haest wederkeeren souden. Siet van de selve oock, Ier. 29.8. Sy hadden oock hare metgesellen in Ierusalem, Ierem. 23.16, 17.
margenoot2
D. die het prophetisch ampt, doch valschelick, sich aentrecken.
margenoot3
Hebr. den Propheten uyt haer herte. D. die propheteren het gene dat uyt hare eygen goetduncken, oordeel, ende drijvinge voortkomt, ende niet van Godt. Sulcke Propheten worden geseyt valsche gesichten, ende de bedriegerye hares herten te propheteren, Ier. 14.14. hares herten gesichten te spreken, Ier. 23.16. Propheten te zijn van de bedriegerije hares herten, Ierem. 23.26. haren geest na te wandelen, hier in’t volgende vers Siet het tegendeel, Num. 16.28. ende de aenteeck. aldaer.
margenoot4
D. haer eygen verstant, ende ingevinge volgen in’t voorstellen van hare gewaende prophetien. Vergel. de aenteeck. op ’t voorgaende vers.
margenoot5
T.w. dat hen in eenich gesichte van Godt vertoont soude zijn, om dat uyt sijnen naem den volcke te verkondigen. Het woort sien is dickwils aldus genomen, als Num. 24.4. Ies. 30.10. Thren. 2.14. ende hier ond. vers 6, 7, 8. Hier van worden de Propheten sienders genaemt. Siet 1.Sam. 9. op vers 9. ende 2.Chron. 9. op vers 29.
margenoot6
Te weten, die in woeste, dorre, ende verlatene plaetsen zijnde, daer seer weynich te rooven is, seer gretich zijn, om het alderslechste, waerse’t krijgen konnen, op te snappen.
margenoot7
T.w. valsche Propheten.
margenoot8
’T is een gelijckenisse genomen van den krijchs-handel, alwaer de kloecke soldaten sich in de bresse, die in de stadtmuer van den vyant gemaeckt is, moedichlick stellen, om den vyant daer uyt te houden: ’twelck de valsche Propheten moesten nagevolget hebben met gebeden tot Godt, ende de vermaningen tot de Gemeynte, om de oordeelen, ende straffen Godts af te keeren. siet de selve maniere van spreken, Psal. 106.23, 30. ende onder 22.30.
margenoot9
T.w. als hy gebroken was, Tis eene andere gelijckenisse genomen vande hoven, welcker heyningen ende mueren alsse beschadiget zijn van de wilde dieren, moeten versien zijn tegen nieuwen inval der selven. Siet van de selve gelijckenisse onder 22.30.
margenoot10
Verstaet den tijt, inden welcken de Heere de Chaldeen over den Israeliten uytsenden soude, om de selve te verderven. Dach des Heeren voor dach der straffe, ofte wrake. siet Iob 24. op vers 1.
margenoot11
T.w. de valsche Propheten, die Ezechiel in de tweede persone toegesproken hadde vers 5. van de welcke hy nu spreeckt in de derde persoone, als oock boven vers 4. Siet van dergelijcke veranderinge in persoone, Iob 18. vers 4.
margenoot12
Siet bov. 12. op vers 24.
margenoot13
Hebr. voorsegginge des leugens.
margenoot14
Ofte, de sake, T.w. die sy als eene prophetie van Godt voortkomende, valschelick uytgegeven hebben.
margenoot15
Dese vrage versekert sterckelick.
margenoot16
Hebr. een gesichte der ydelheyt. alsoo bov. 12.24. siet de aenteeck.
margenoot17
Hebr. eene voorsegginge des leugens.
margenoot18
T.w. tot het volck.
margenoot19
Namelick, ick de Heere.
margenoot20
Te weten, om u te straffen. Vergel. Ierem. 21.13. met d’aenteeck.
margenoot21
D. mijne kracht om te straffen, ende te verderven, alsoo Exod. 9.3. Iud. 2.15. 1.Sam. 12.15.
margenoot22
Alsoo wort het woort sod genomen Psal. 89.8. ende 111.1. De sin is, dat de valsche Propheten niet en souden onder Godts uytvercoren volck gerekent, nochte sijner geestelicker goederen mede deelachtich worden.
margenoot23
D. in’t register der ware kinderen Godts. Vergel. Exod. 32.32. ende de aenteeck. item Psal. 69.29. ende de aenteeck. Luc. 10.20. Apoc. 13.8. ende 17.8. ende 20.15. ende 21.27.
margenoot24
D. vande ware kercke niet bevonden worden.
margenoot25
D. in’t lant van Iuda niet wederkeeren uyt de Babylonische gevanckenisse: gelijck oock die onboetveerdich blijven, niet comen en sullen in’t Hemelsche Canaan.
margenoot26
Dese verdobbelinge geschiedt, om den sin te meer kracht te geven. siet dergelijcke Gen. 7. op vers 2. ende 14. op vers 10. Num. 3.9. ende Deut. 16.20. Ioel 3.14. ende de aenteeck.
margenoot27
T.w. alsoo, datse mijne dreygementen niet geloovet, mijne godtsdiensten niet suyverlick gehouden, ende mijne wetten, voorschrijvende de maniere des levens, niet gehoorsamet en hebben, Ierem. 28.15, 16.
margenoot28
D. hen wijsmakende, dat alle dingen wel waren, ende geene straffe en was te verwachten. Vergel. Ierem. 6.14. ende 28.9. ende ond. vers 16.
margenoot29
T.w. valsch Propheet.
margenoot30
D. een slecht, ende swack schutsel, om een huys vry te houden van geweldigen aenstoot, ende inbreucke. Verstaet de ydele, ende flatterende Prophetyen der verleyders, die sy het volck voorhielden, op datse de dreygementen, die Godt door de ware Propheten liet verkondigen, niet gelooven en souden.
margenoot31
T.w. valsche Propheten.
margenoot32
D. hielpen des eersten voorgestelde Prophetie door ydele, ende den menschen aengename schijnredenen te bevestigen, ende te volmaken.
margenoot33
Verstaet eene qualick gemaeckte, ofte getemperde materie van leem, ofte moorter, dat lichtelick afvalt, ende vergaet. Vergel. ond. 22.28.
margenoot34
T.w. de leemen wandt.
margenoot35
Verstaet hier door, ende het volgende, het gewelt der Chaldeen, ’twelck sich over Ierusalem, ende het geheele Coninckrijcke van Iuda grouwelick uytstorten soude. de selve gelijckenissen worden oock elders gebruyckt. Siet Ies. 25.4. Ier. 47.2. ond. 38.22.
margenoot36
Dese vrage versekert sterckelick.
margenoot37
T.w. van de lieden, die voorbygaende, den inval van ’t huys sien sullen, ofte die daer van eenige kennisse sullen hebben.
margenoot38
T.w. dien leemen wandt.
margenoot39
Hebr. tot vernielinge.
margenoot40
Hebr. aen d’aerde doen genaken.
margenoot41
D. tot den gronde toe sal hy uytgeroeyt worden. Siet de selve maniere van spreken, Psal. 137.7. Mich. 1.16. Habac. 3.13. Vergel. 2.Sam. 22.16.
margenoot42
Namelick, Ierusalem.
margenoot43
T.w. ghy Ioden.
margenoot44
Verstaet de gene, die de valsche Propheten geloofden, ende van hare ydele ende toesmeeckende prophetien alle goet verwachteden.
margenoot45
D. hy is omgeworpen.
margenoot46
T.w. in’t leven. Siet Gen. 42. op vers 13. ende Prov. 12. op vers 7.
margenoot47
Siet bov. op vers 10.
margenoot48
Siet bov. 6. op vers 2.
margenoot49
D. tegen de vrouwen uwes lantvolcx, die haer voor Prophetessen, ende waersegsters uytgevende, de menschen door enckele ydelheden, ende leugenen wijsmaeckten, dat Godt over hen niet vergramt en was, gelijck de ware Propheten leerden. Daer toe flatteerden ende stijfden sy de menschen in hare sonden, hen Godts genade, ende segen, hoewelse in de selve sonden voortgingen, toeseggende. om nu een yder daer van te versekeren, maeckten sy, soo eenige meynen, armkussens, ende hoofthuyven, de welcke sy den persoone, diese bedrogen, toestelden voor seker gewin, dat dese Prophetessen daer van trocken.
margenoot50
Siet bov. in dit cap. op vers 2.
margenoot51
Sommige verstaen dit niet eygentlick, maer figuerlick, vande pluymstrijckerijen ende beloften van vrede ende ruste, andere verstaen ’t eygentlick, datse sulcke dingen maeckten, ende verkochten, om gebruyckt te worden van de gene die hare prophetien geloofden, tot een teecken, datse soo waerlick ruste, ende vrede in den lande souden hebben, als hare armen daer op gemackelick souden lenen, ende rusten.
margenoot52
Hebr. alle oxelen der handen. T.w. aller der gener, diese ten voorgemelden eynde souden willen koopen, ende gebruycken.
margenoot53
And. slaephuyven of overdeckselen. Dese dienden tot een teecken van altijt vasten ende gerusten slaep te sullen hebben.
margenoot54
D. van allen ouderdom, ofte hoochte. Sy passen hare guychelrye op alle soorten van menschen, kleyne, ende groote, om een yeder te verleyden, ende van elck een te trecken.
margenoot55
Ende alsoo te vangen. D. de menschen in’t tijdelicke, ende eeuwige verderf te brengen, mits de selve in grouwelicke afgoderye ende onboetveerdicheyt te stijven. Vergel. Prov. 6.26. ende de aenteeck.
margenoot56
Verstaet de redelicke ende onsterffelicke zielen.
margenoot57
Ofte voor u. D. u ten besten.
margenoot58
D. uwe persoonen. alsoo Genes. 9.5. op de woorden, uwer zielen.
margenoot59
D. voeden, ende onderhouden, mits oneerlick gewin te trecken van uwe valsche prophetien.
margenoot60
Te weten, misbruyckende mijnen naem, als of ick u last gegeven hadde, door valsche prophetien mijn volck te verleyden. Vergel. Levit. 18. op vers 21.
margenoota
Mich. 3.5.
margenoot61
D. om door uwe voorseggingen den doot te verkondigen aen de gene, die niet en sullen sterven, om datse aen my gelooven, ende uwe waerseggingen verfoeyen.
margenoot62
D. het leven toe te seggen, die niet leven en sullen, om datse my afgaen, ende u aenhangen.
margenoot63
Te weten, uwen leugen, daer mede ghy het selve bedriegt.
margenoot64
Te weten, om die te scheuren, ende te verderven. Vergel. boven vers 8. ende de aenteeck.
margenoot65
Hebr. bloeyende [hoven]. te weten, inde welcke sy hare afgoden hadden, om die van toekomende dingen te vragen, ende die nae de selve dingen nieuwsgierich waren, daer henen aen te locken, om die te verleyden. Iesa. 65.3. And. op datse wechvliegen: Te weten, los zijnde van uwe bedriegelijcke kussens.
margenoot66
Ofte, wechrucken.
margenoot67
T.w. uyt de netten, daer in ghyse jaget, ofte uyt de kouwen, daer in ghyse gevangen houdet, op datse het verderf, het welcke ghy haer soecket aen te brengen, mochten ontkomen.
margenoot68
D. gewelt, ende macht. Siet Genes. 16. op vers 6.
margenoot69
T.w. als eene proye, om van u gejaget te worden.
margenoot70
T.w. ghy valsche Prophetessen, van de welcke gesproken is, bov. vers 17.
margenoot71
T.w. hem dreygende met het tijdelicke, ende eeuwige verderf, om dat hy u niet en geloofde, nochte volchde.
margenoot72
T.w. den rechtveerdigen, ofte het selve. T.w. herte des rechtveerdigen.
margenoot73
T.w. mits hem door mijne straffen te dreygen: ja hebbe hem meer getroost met de belofte mijner genade.
margenoot74
D. in sijne afgoderye ende onboetveerdicheyt gestijft, ende moedich gemaeckt hebbet. Siet van dese maniere van spreken oock Iud. 9.24. ende de aenteeck. Sy wort oock in’t goede genomen, als Iud. 7.11. 1.Sam. 23.16. Ies. 35.3.
margenoot75
Te weten, valsche Prophetessen.
margenoot76
Siet boven op vers 6.
margenoot77
T.w. overmits ghy omcomen sullet.
margenoot78
Ofte, met waersegginge omgaen. Hebr. waerseggende waerseggen, alsoo Deut. 18.10. 2.Reg. 17.17. ende 21.21. Siet van het woort waersegginge breeder, Prov. 16. op vers 10.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken