Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het x. Capittel.

Daniel hem selven met vasten ende bidden voor Godt vernederende, siet een gesichte, vers 1, etc. hier door seer verschrickt zijnde, wort van den Engel gesterckt ende getroost, 10. Ende hem wert te kennen gegeven, wat den Ioodschen volcke bejegenen soude in toekomende tijden, 14. hier over wort hy wederom seer verschrickt ende ontstelt, 15. Doch van den Engel weder versterckt, 19. die hem te kennen geeft, Hoe dat de Vorst van Grieckenlant, Alexander Magnus, komen soude, 20.

1

Ga naar margenoot1 IN het derde jaer Ga naar margenoot2 Cores des Conincks van Persen, wert aen Da-

[Folio 104v]
[fol. 104v]

niel, wiens naem genoemt wert Ga naar margenoot3 Beltsazar, Ga naar margenoot4 een sake geopenbaert: ende die sake is de waerheyt, Ga naar margenoot5 doch [in] eenen gesetten grooten tijt: ende hy verstont die sake, ende hy hadde verstant Ga naar margenoot6 van’t gesichte.

2

In die dagen Ga naar margenoot7 was ick Daniel treurende Ga naar margenoot8 drie weken der dagen.

3

Ga naar margenoot9 Begeerlicke spijse en att ick niet, ende vleesch noch wijn en quam in mijnen mont niet, oock Ga naar margenoot10 en salfde ick my gantsch niet, tot dat die drie weken der dagen vervult waren.

4

Ende Ga naar margenoot11 in den vier-en-twintichsten dach Ga naar margenoot12 der eerster maent, so was ick Ga naar margenoot13 aen den oever der groote Riviere, welcke is Ga naar margenoota Ga naar margenoot14 Hiddekel.

5

Ende ick hief mijne oogen op, ende sach: ende siet daer was Ga naar margenoot15 een man Ga naar margenoot16 met linnen becleedt, ende sijne lendenen waren Ga naar margenootb omgordt met fijnen-goude van Ga naar margenoot17 Uphaz.

6

Ende sijn lichaem was gelijck Ga naar margenoot18 een Turkoys, ende sijn aengesichte Ga naar margenoot19 gelijck de gedaente des blixems, ende sijne oogen Ga naar margenoot20 gelijck vyerige fackelen, ende sijne Ga naar margenoot21 armen, ende sijne Ga naar margenoot21 voeten, Ga naar margenoot22 gelijck de verwe van gepolijst koper: ende de stemme sijner woorden was gelijck Ga naar margenoot23 de stemme eener menichte.

7

Ende ick Daniel Ga naar margenoot24 alleene sach dat gesichte, maer de mannen die by my waren en sagen dat gesichte niet: doch Ga naar margenoot25 een groote verschrickinge viel op haer, ende sy vloden om sich te versteken.

8

Ick dan wiert alleene over-gelaten, ende sach dit groot gesichte, ende daer en bleef in my geene cracht overich: ende Ga naar margenootc Ga naar margenoot26 mijne cierlickheyt wiert aen my verandert in eene verdervinge, so dat ick geen kracht en behielt:

9

Ende ick hoorde de stemme sijner woorden: ende doe ick de stemme sijner woorden hoorde, Ga naar margenoot27 so viel ick in eenen diepen slaep op mijn aengesichte, met mijn aengesichte ter aerde.

10

Ende siet, Ga naar margenoot28 een hant roerde my aen, ende maeckte dat ick my beweechde Ga naar margenoot29 op mijne knyen, ende de palmen mijner handen.

11

Ende hy seyde tot my, Daniel, Ga naar margenoot30 ghy seer gewenschte man, merckt op de woorden die ick tot u spreken sal, ende Ga naar margenoot31 staet op uwe stant-plaetse, want ick ben alsnu tot u gesonden: ende doe hy dat woort tot my Ga naar margenoot32 sprack, stont ick bevende.

12

Doe seyde hy tot my, en vreest niet, Daniel, want van den eersten dach aen, dat ghy u herte begaeft Ga naar margenoot33 om te verstaen ende om u selven Ga naar margenoot34 te verootmoedigen voor het aengesichte uwes Godts, Ga naar margenoot35 zijn uwe woorden gehoort, ende Ga naar margenoot36 om uwer woorden wille ben ick gekomen.

13

Doch Ga naar margenoot37 de Vorst des Coninckrijcks van Persen Ga naar margenoot38 stont tegen over my Ga naar margenoot39 een-en-twintich dagen: ende siet Ga naar margenoot40 Michaël een van d’ eerste Vorsten, quam om my te helpen, ende ick wiert aldaer gelaten, by de Coningen van Persen.

14

Nu ben ick gekomen om u te doen verstaen ’t gene dat Ga naar margenoot41 u volck bejegenen sal Ga naar margenoot42 in ’t gevolch der dagen, Ga naar margenoot43 want het gesichte is noch voor [vele] dagen.

15

Ende doe hy Ga naar margenoot44 dese woorden met my sprack, Ga naar margenoot45 sloech ick mijn aengesichte ter aerde, ende Ga naar margenoot46 ick wert stom.

16

Ende siet [een], Ga naar margenoot47 den menschen kinderen gelijck, raeckte mijne lippen aen, doe dede ick mijnen mont open, ende ick sprack, ende seyde tot dien, Ga naar margenoot48 die tegen over my stont, Mijn Heere, om des gesichts wille Ga naar margenoot49 keeren haer mijne ween over my, so dat ick geen kracht en behoude.

17

Ende hoe kan de knecht Ga naar margenoot50 deses mijnes heeren spreken met dien mijnen Heere? want Ga naar margenoot51 wat my aengaet, van nu af en bestaet geen kracht in my, ende geen Ga naar margenoot52 adem is in my over-gebleven.

18

Doe raeckte Ga naar margenoot53 my wederom aen Ga naar margenoot54 een als [in] de gedaente van een mensche: ende hy versterckte my.

19

Ende hy seyde, En vreest niet, Ga naar margenoot55 ghy seer gewenschte man, vrede zy u, Ga naar margenoot56 weest sterck, ja weest sterck: ende terwijlen hy met my sprack, Ga naar margenoot57 wiert ick versterckt, ende seyde, Mijn Heere spreke, want ghy hebt my versterckt.

20

Doe seyde hy, Ga naar margenoot58 Weet ghy waerom dat ick tot u gekomen ben? doch nu sal ick weder-keeren Ga naar margenoot59 om te strijden tegen Ga naar margenoot60 den Vorst der Persen: ende als ick sal Ga naar margenoot61 uytgegaen zijn, siet so sal Ga naar margenoot62 de Vorst van Griecken-lant komen.

21

Doch ick sal u te kennen geven Ga naar margenoot63 ’t gene dat geteeckent is in ’t geschrifte der waerheyt: ende daer en is Ga naar margenoot64 niet een, Ga naar margenoot65 die sich met my versterckt Ga naar margenoot66 tegen dese, dan uwe Vorst Ga naar margenoot67 Michaël.

margenoot1
T.w. in het derde jaer nae dat hy het Rijcke van Babylonien hadde ingenomen, gelijck Iesaias voorseyt hadde, cap. 45.1.
margenoot2
Hebr. Coresch.
margenoot3
Siet Dan. cap. 1. vers 7. in de aent.
margenoot4
Of, Een woort.
margenoot5
Of, doch de bestemde tijt was lanck. De sin is, Het sal noch lange aenloopen eer het sal vervult worden, Siet onder vers 14. namelick van het derde jaer Cyri af, tot aen den joncksten dach, als af te nemen is uyt cap. 12.2. Alhoewel dat sommige, dit duydende op de Ioodsche Natie alleen, desen langen gesetten tijt duyden op het eynde van de vervolgingen Antiochi, And. Ende daer was een groot heyrleger. Dan soude de sin wesen, Ende Daniel sach in desen gesichte een groot heyrleger der Engelen. And. daer sal een groote strijt zijn. Siet de aenteeck. Iob cap 7. vers 1. ende 14.14. Ies. 40.2.
margenoot6
In hetwelcke hem dese sake geopenbaert wiert, De sin is, hy verstont seer wel ’t gene hem in dit gesichte geopenbaert wiert.
margenoot7
And. was ick Daniel treurende geweest. T.w. om dat het aengevangen werck van’t gebouw des Tempels door de vyanden der Ioden verhindert was. siet Ezr. 4.4.
margenoot8
D. drye volle weken. Siet Genes. 29. de aenteeck. op vers 14. dese weken worden hier genoemt weken der dagen, om die te onderscheyden van de jaerweken, waer van te sien bov. cap. 9.24.
margenoot9
D. ick en at geene leckere spijse, of, Ick en hadde geene leckere spijse gegeten. Hebr. spijse ofte broot der begeerten.
margenoot10
Hebr, salvende en salfde ick my niet, gelijck dit by de oostersche volckeren seer gebruyckelick was, voornamelick als sy vrolick waren. Siet Ruth cap. 3. op vers 3. ende Psa. 23. op vers 5. ende Psal. 104. op vers 15.
margenoot11
N. des selven derden jaers vers 1.
margenoot12
Genaemt Abib, of Nisan, over een komende ten deele met onse Maerte, ten deele met onsen April, zijnde by de Hebreen de eerste maent der lente, ter welcker tijt in het Ioodsche lant, als oock in Egypten, de gerste aren pleecht te hebben, daerom sy oock genoemt wiert, de maent der eerste vruchten.
margenoot13
Hebr. aen de hant, of, aen de zijde.
margenoota
Gen. 2.14.
margenoot14
Een riviere in Assyrien, anders Tygris genoemt. Siet Gen. 2.14.
margenoot15
T.w. Christus, als eenige afnemen uyt cap. 12.6, 7. ende Apoc. 1.13, 14, 15. ende 10.5. die te dier tijt in de gedaente eenes mans verschenen is.
margenoot16
T.w. met kostelick lijnwaet, gelijck de Coningen ende Priesters plegen te dragen. siet Lev. 6.10. ende 16.4.
margenootb
Apoc. 1.13, 14, 15.
margenoot17
Siet van Uphaz, Ier. 10. op vers 9. Sommige verstaen door dit gout, de heylicheyt, reynicheyt, ende heerlickheyt Christi, daer mede hy verciert ende als omgordet is.
margenoot18
Hebr. Tharsis, And. beryllus thalassius, die (als eenige meenen) hemels blaeuw is, nae sommiger gevoelen beteeckenende, dat Christus de Heere vanden hemel zy, 1.Cor. 15.47.
margenoot19
Gelijck de blixem schijnt van het eene eynde der werelt tot het andre, alsoo oock Christus de Heere, die over al tegenwoordich is. Vergel. Matt. 24. vers 27.
margenoot20
Daer en is niet soo verborgen of de scherpsiende ende vyerige oogen Christi dringender deur. Vergel. Apoc. 1.14. ende 19.12.21.
margenoot21
Met sijne armen ende handen sijne vyanden verbrekende, ende met sijne voeten de selve vertredende, als Apoc. 1.15.
margenoot21
Met sijne armen ende handen sijne vyanden verbrekende, ende met sijne voeten de selve vertredende, als Apoc. 1.15.
margenoot22
Hebr. Gelijck de ooge des gepolijsten, of, gegladden kopers. ooge voor verwe is oock Levit. 13.55. Num. 11. vers 7. Siet oock Ezech. cap. 1. op vers 4. Door het gepolijst ofte blinckende koper wort Christi macht beteeckent, sijne vyanden verslaende ende verpletterende, als aerdene potten. Vergel. Psal. 2.9. Apoc. 1.15.
margenoot23
Of, de stemme eenes gedruys, of, bruysens [der zee, of grooten waters] want het Hebr. woort beteeckent soo wel een gedruys, als een menichte. Apoc. 1.15. wort van Christo geseyt, dat sijne stemme was als het geruysch van vele wateren: sy wort wijt ende breet gehoort, ende sy bekeert vele menschen. Vergel. Ezech. 1.24.
margenoot24
Godt heeft Daniel alleene de oogen geopent. sulcks is oock geschiet met Paulo, Act. 9.7.
margenoot25
Sonder twijffel doe sy die groote stemme hoorden.
margenootc
Dan. 7.28.
margenoot26
Dat is, de schoonheyt mijnes aengesichts: De sin is, Dat hy door schrick en vreese wiert als een doot man, die geen schoonheyt en heeft, zijnde sijne gedaente geheelick verandert ende verdorven.
margenoot27
Als bov. cap. 8. vers 18.
margenoot28
T.w. de hant des Engels Gabriels. Siet Dan. 8.18. ende 9.21.
margenoot29
Hy wil seggen, dat hy soo swack was, dat hy op sijne voeten niet staen en konde, maer dat hy als op handen en voeten kroop, of steunde.
margenoot30
Of, Ghy alder gewenschte man. Siet boven cap. 9. op vers 23.
margenoot31
Dat is, staet aen, of op uwe plaetse, daer ghy stracks gestaen hebt. Siet Nehem. cap. 8. op vers 8.
margenoot32
Of, gesproken hadde.
margenoot33
Of, om aen te mercken, als vers 11. namelick, om te verstaen wat gelegentheyt dat het in toecomende tijden met de kercke Godes hebben soude, also de tseventich weken voleyndt, ende de Tempel, mitsgaders de stadt van Ierusalem noch niet opgebouwt en wierden.
margenoot34
Of, te quellen, namelick met vasten en treuren. siet Lev. cap. 16. op vers 29.
margenoot35
Dat is, is u gebedt verhoort: T.w. met het welcke ghy begeert hebt te verstaen den staet uwes volcx. Vergel. met vers 14.
margenoot36
T.w. om u te onder-richten van den toekomenden staet uwes volcks, gelijck ghy begeert hebt.
margenoot37
D. nae sommiger gevoelen, eenen quaden Engel. Verg. Eph. cap. 6.12. Doch andre verstaen door desen Vorst, Cambysen, die in het afwesen sijnes Vaders het Rijcke regeerde, terwijle sijn vader Cyrus in andre landen krijch voerde.
margenoot38
D. hy stont tegen my, ende ick hebbe hem tegenstant gedaen, dewijle hy quade aenslagen tegen u volck voor hadde, namelick tot verhinderinge van den bouw der stadt ende des Tempels, ’t welck Godt voor eenen corten tijt heeft toegelaten, om sijn volck des te meer tot yver inden gebede op te scherpen, ende tot rechte boetveerdicheyt.
margenoot39
D. drye weken lanck, Siet boven vers 2. ende 3. De sin is, Dat is d’oorsake waerom ick niet eer tot u gekomen en ben, gelijck ick gedaen soude hebben, indien ick hier door niet en ware verhindert geweest.
margenoot40
Eenige verstaen door Michael, den Heere Christum selfs, die sijne dienaren bystaet, ende den selven kracht ende sterckte geeft. Andre meynen dat Michaël zy de name eenes Arch-Engels, beteeckenende, Wie is gelijck Godt? Daerom nemen verscheydene Michaël voor eenen geschapenen Engel, om dat hiet staet, een van d’eerste Vorsten, ende verklaren dat aldus, Een van de Engelen, die tot Vorsten gestelt zijn over de Volckeren, ’twelck op Christum niet en past, die het hooft aller Engelen is.
margenoot41
D. uwen lants-lieden, den Ioden.
margenoot42
Of,in’t laetste der dagen, in toekomende tijden. Siet boven cap. 2. op vers 28.
margenoot43
And. want daer is noch een gesichte [voorhanden] van de selve dagen. noch een] T.w. behalven die gesichten, die ghy te vooren gesien hebt, cap. 7. ende c. 8.
margenoot44
Hebr. nae dese woorden. D. soo en soo.
margenoot45
Hebr. gaf ick.
margenoot46
Of, ick was stom.
margenoot47
Hebr. nae de gelijckenisse der menschen kinderen. Siet van desen persoon breeder boven vers 5. ende 6.
margenoot48
Verstaet hier by, ende met my sprack.
margenoot49
Of, mijne ween over-vallen my. ’t Hebr. woort beteeckent eygentlick die ween, bange smerten, ende pijnen der barender vrouwen. Siet 1.Sam. cap. 4. de aenteeck. op vers 19. And. mijne ingewanden keerden haer in my om.
margenoot50
T.w. die soo treffelick, heerlick, ende aensienelick is.
margenoot51
Hebr. aldus: Ende ick, van nu en staet geen kracht in my.
margenoot52
Vergel. Genes. 7.22. ende Iesa. 2.22. belangende het woort adem.
margenoot53
Of, noch meer aen, Hebr. ende hy voegder by, ende raeckte aen my.
margenoot54
Dat is, de selve Engel die eenes menschen gedaente hadde aengenomen, vers 16.
margenoot55
Siet boven cap. 9. op vers 23.
margenoot56
Of, vermannen u, jae vermannet u.
margenoot57
D. ick greep eenen moet, ick vermande my.
margenoot58
T.w. om aen te wijsen wat u volck sal overkomen, gelijck voorseyt is boven vers 14.
margenoot59
D. om het quaet voornemen tegen de kercke Godes tegen te staen.
margenoot60
Siet bov. vers 13.
margenoot61
Te weten, uyt Persen-lant.
margenoot62
D. nae sommiger gevoelen, een quade Engel. Doch andre verstaen door desen Vorst, Alexandrum den Grooten.
margenoot63
D. ’t gene dat in den onveranderlicken raet Godes besloten is.
margenoot64
Geen mensche.
margenoot65
D. die my helpt.
margenoot66
T.w. Gouverneurs van Persen, of, In dese [sake.]
margenoot67
Siet op vers 13.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken