Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

Het gebedt van Iona, vers 1, etc. de visch spouwt Iona, op Godts bevel, aen lant, 10.

1

ENde Iona badt, tot den HEERE sijnen Godt: uyt des visssches ingewandt.

2

Ende hy Ga naar margenoot1 seyde: Ga naar margenoota Ick Ga naar margenoot2 riep Ga naar margenoot3 uyt mijne benautheyt tot den HEERE, ende hy antwoordde my: uyt den buyck des Ga naar margenoot4 grafs schreyde ick, [ende] ghy hoordet mijne stemme.

3

Want Ga naar margenoot5 ghy hadt my geworpen [in] de diepte, in’t Ga naar margenoot6 herte der zeen, ende de stroom omvinck my: alle uwe Ga naar margenootb baren ende uwe golven gingen over my henen.

4

Ende ick Ga naar margenoot7 seyde; Ick ben Ga naar margenoot8 uytgestooten van voor uwe oogen: nochtans sal ick den Ga naar margenoot9 Tempel uwer heylicheyt Ga naar margenoot10 weder aenschouwen.

5

De wateren hadden my omgeven tot de Ga naar margenoot11 ziele toe; den afgront omvinck my: het Ga naar margenoot12 wier was aen mijn hooft gebonden.

6

Ick was neder-gedaelt tot de Ga naar margenoot13 gronden der bergen. De Ga naar margenoot14 grendelen der aerde waren om my henen, Ga naar margenoot15 in eeuwicheyt: maer ghy hebt mijn leven uyt den Ga naar margenoot16 verderve opgevoert, ô HEERE mijn Godt.

7

Als mijne ziele in my Ga naar margenoot17 overstelpt was, Ga naar margenoot18 dacht ick aen den HEERE: ende mijn gebedt Ga naar margenoot19 quam tot u, inden Ga naar margenoot20 Tempel uwer heylicheyt.

8

Die de Ga naar margenoot21 valsche ydelheden onderhouden; Ga naar margenoot22 verlaten haerlieder weldadicheyt.

9

Maer ick sal u offeren met de stemme Ga naar margenootc der Ga naar margenoot23 dancksegginge; dat ick Ga naar margenoot24 belooft hebbe sal ick betalen: Ga naar margenootd Ga naar margenoot25 het heyl is des HEEREN.

10

De HEERE nu Ga naar margenoot26 sprack tot den visch: ende hy spouwede Iona uyt op het Ga naar margenoot27 drooge.

margenoot1
T.w. daerna, als hy verlost was. want het blijckt uyt de volgende woorden, dat de Propheet dit gebedt na sijne verlossinge by een gestelt heeft, als een kort begrijp van sijnen inwendigen strijt, mitsgaders alle heylige gedachten, bewegingen, ende gebeden, die de Geest des Heeren hem in den tijt van drie dagen ende drie nachten in den buyck des walvischs hadde ingegeven, waer uyt hy wel hadde konnen afnemen, dat hem Godt in dese harde castijdinge wonderbaerlick bewaerde, sterckte, ende eyndelick verlossen soude.
margenoota
Psal. 120.1.
margenoot2
Siet Iob 36. op vers 13.
margenoot3
Ofte, vermits, van wegen.
margenoot4
D. des walvischs, daer in ick, als in een graf, besloten was, ende die als mijn graf scheen te sullen zijn.
margenoot5
Door de hant der schippers, welcker doen ghy regeerdet.
margenoot6
D. midden in de diepte der zee. Vergel. Deut. 4.11. Eze. 27. vers 2. met d’aenteeck.
margenootb
Psal, 42.8.
margenoot7
T.w. by my selven, D. dachte. Vergel. Psal. 31.23. met de aenteeck.
margenoot8
Ofte, uytgedreven, uytgeworpen.
margenoot9
D. uwen heyligen Tempel, daer Godt met sijne genade bysonderlick tegenwoordich was.
margenoot10
Hebr. ick sal toedoen ofte voortvaren t’aenschouwen. D. weder aenschouwen. Dit bysonder vertrouwen werckte Godts Geest in den Propheet, waer door hy de victorie behieldt over ’t vleesch. And. ick sal nochtans voortvaren te sien nae uwen H. Tempel. D. ick sal evenwel niet laten te wachten op uwe hulpe, dien ghy my uyt uwen Tempel, (D. om des Messia wille, van welcken de Tempel een voorbeelt was) sult toeschicken, Vergel. ond. vers 8.
margenoot11
D. soo, datse my mijn leven dreygden te benemen, my versmoort souden hebben, ende mijne ziele uyt my doen gaen, ten ware ghy daer in genadelick hadt versien, Vergel. Psal. 69.2. ende siet Gen. 19. op vers 17. anders worden door wateren oock nooden ende benaeutheden verstaen. siet 2.Sam. 22. op vers 17.
margenoot12
Ofte, zee-gras, was om mijn hooft gewickelt, verst. als ick in de zee dreef, ofte in den buyck des walvischs lach, die het wier inslockte.
margenoot13
Hebr. afsnijdingen, D. het uyterste, onderste, de wortelen ofte gronden der bergen ofte klippen.
margenoot14
Hebr. de aerde, hare grendelen. D. ick was in de gront van de zee, als in eene vaste gevanckenisse, besloten, ende aen alle kanten van de aerde, hooge bergen ende klippen omcingelt. And. de aerde [met] hare grendelen was, etc.
margenoot15
Sulcx datter geene apparentie van uytkomen en was, ten ware ghy my miraculeuslick hadt verlost.
margenoot16
Ofte, groeve. Vergel. bov. vers 3. ende siet Psal. 7.16. ende 16.10. met d’aenteeck.
margenoot17
Vergel. Psal. 61.3. met d’aenteeck.
margenoot18
Gelijck, Godt vergeten, godtloosheyt beteeckent, (Siet Psal. 9.18. met d’aenteeck.) alsoo is, sijner niet vergeten maer gedencken, hem voor oogen houden, dienen, tot hem toevlucht nemen, op hem vertrouwen. siet Psal. 20.8. ende 42.7. ende 44.18. ende 77.4, etc.
margenoot19
Als Psal. 102.2.
margenoot20
Siet bov. vers 5. ende vergel. 1.Reg. 8.44. met d’aenteeck. sommige verstaen den hemel, ende setten’t over Palleys uwer heylicheyt. Siet Psal. 11.4. mede afgebeeldt door den Tempel.
margenoot21
Hebr. ydelheden der valscheyt, ofte, des leugens, der nieticheyt, vergeefsheyt. D. die de afgoden in noot aenroepen, ende dancken, als haer goet is geschiedt. Siet 2.Reg. 16.15. Psal. 31.7. ende 62.11. Ierem. 2.5, 8, 11. met d’aenteeck.
margenoot22
D. sy en gedencken noch behertigen de weldadicheyt ofte goedertierenheyt niet, die ghy haer bewesen hebt, maer schrijven ’t ondanckbaerlick haren afgoden toe: ofte, sy verlaten u, die ghy haer weldoender, ende d’eenige ware Godt zijt. Siet Psal. 59.11. Ierem. 2.2. met d’aenteeck.
margenootc
Psal. 50.14, 23. ende 116.7. Hose. 14.2. Hebr. 13.15.
margenoot23
Ofte, des lofs. siet Psal. 50.14, 23. ende 116.17. Hose. 14.2. Hebr. 13.15, etc.
margenoot24
Siet Psal. 50. vers 14. ende 61.6. met d’aenteeck.
margenootd
Psal. 3.9.
margenoot25
And. al het heyl. D. alle verlossinge, soo des lichaems als der ziele, komt alleen van hem. siet Psa. 3. vers 9. ende 36.6, 7, 8.
margenoot26
Hebr. eygent. seyde. Godts seggen, is sijn gebieden, regeren, beschicken ende doen. siet Gen. 1. op vers 3. de sin is, hy regeerde desen visch alsoo, dat hy dat dede.
margenoot27
D. op het lant. als bov. 1.9, 13.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken