Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

Het vierde gesichte, te weten, de Hooge-priester Iosua, in wiens persoon afgebeeldet wert, dat Godt sijne Kercke lief heeft, haer hare sonden vergeeft, haer heylicht, ende tegen den duyvel beschut, vers 1, etc. Christus wort belooft, die alle onse sonden verdelcht, ende den waren vrede mede-brengt, 8.

1

DAerna toonde Ga naar margenoot1 hy my Ga naar margenoot2 Iosua Ga naar margenoot3 den Hoogen-priester, staende Ga naar margenoot4 voor het aengesichte van den Engel des HEEREN, ende Ga naar margenoot5 de Satan stont Ga naar margenoot6 aen sijne rechter hant, Ga naar margenoot7 om hem te wederstaen.

2

Doch Ga naar margenoot8 de HEERE seyde tot den Satan, Ga naar margenoot9 Ga naar margenoota De HEERE Ga naar margenoot10 schelde u, ghy Satan, ja de HEERE schelde u, die Ierusalem Ga naar margenoot11 verkiest: en is Ga naar margenoot12 dese niet Ga naar margenoot13 een vyer-brant Ga naar margenoot14 uyt den vyere geruckt?

3

Iosua nu was becleedt Ga naar margenoot15 met vuyle cleederen, als hy voor het aengesichte Ga naar margenoot16 des Engels stont.

4

Doe Ga naar margenoot17 antwoordde Ga naar margenoot18 hy, ende sprack Ga naar margenoot19 tot de gene die voor sijn aengesichte stonden, seggende, Doet dese vuyle cleederen van hem wech: daerna sprack hy Ga naar margenoot20 tot hem, Ga naar margenootb Ga naar margenoot21 Siet, ick hebbe uwe ongerechticheyt van u Ga naar margenoot22 wech-genomen, ende ick sal u Ga naar margenoot23 wissel-cleederen aendoen.

5

Ga naar margenoot24 Dies segge ick, Laetse eenen reynen Ga naar margenoot25 hoet op sijn hooft setten: ende sy setteden dien reynen hoet op sijn hooft, ende sy togen hem Ga naar margenoot26 cleederen aen, ende de Engel des HEEREN Ga naar margenoot27 stont [daer by]:

6

Doe betuychde de Engel des HEEREN Iosua, seggende:

7

Soo seyt Ga naar margenoot28 de HEERE der heyrscharen, Indien ghy in mijne wegen sult wandelen, ende Ga naar margenoot29 indien ghy mijne wacht Ga naar margenoot30 sult waer nemen, Ga naar margenoot31 so sult ghy oock mijn huys richten, ende oock Ga naar margenoot32 mijn voor-hoven bewaren: ende Ga naar margenoot33 ick sal u wandelingen geven onder dese die [hier] staen.

8

Hoort nu toe Iosua ghy Hooge-priester, ghy ende Ga naar margenoot34 uwe vrienden, die voor u aengesichte sitten: want sy zijn Ga naar margenoot35 een wonder-teecken: want siet Ga naar margenoot36 ick sal Ga naar margenoot37 mijnen knecht Ga naar margenoot38 de Ga naar margenootc SPRUYTE doen comen.

9

Want siet, aengaende Ga naar margenoot39 dien steen, welcken ick geleyt hebbe voor het aengesichte van Iosua, Ga naar margenoot40 op dien eenen steen sullen Ga naar margenoot41 seven oogen wesen: siet Ga naar margenoot42 ick sal sijn graveersel graveren, spreeckt de HEERE der heyrscharen, ende ick sal de ongerechticheyt Ga naar margenoot43 deses lants Ga naar margenoot44 op eenen dach wech nemen.

10

Te dien dage spreeckt de HEERE der heyrscharen, Ga naar margenoot45 sult ghylieden een yegelick sijnen naesten noodigen tot onder den wijn-stock, ende tot onder den vyge-boom.

margenoot1
T.w. de Engel, siet bov. c. 2. versen 3, 4.
margenoot2
Van desen Iosua wort oock mentie gemaeckt Hagg. 1. versen 1, 12. ende c. 2.3. Hy wort alhier gestelt als een beelt der kercke, dewijle hy te dier tijt als de voornaemste opsiender of voor-stander der selver op aerden geweest is, zijnde hooge-priester: Doch andersins, ten aensien dat hy het volck uyt de Babylonische gevanckenisse geleyt, ende den Tempel herbouwt heeft, ende Hooge-Priester was, is hy oock geweest een voorbeelt Iesu Christi, in den name, ende in de daedt.
margenoot3
Hebr. den grooten Priester.
margenoot4
Iosua stont voor dien Engel, D. Christum, als een beschuldichde voor sijnen Richter, de Satan zijnde de aenklager. Andre nemen hier staen voor dienen, als Psal. 135.2.
margenoot5
Dit beteeckent eenen tegen-partijder, of weder-stander. Siet Iob 1. op vers 6.
margenoot6
T.w. aen Iosuae rechter-hant.
margenoot7
D. dat hy hem (T.w. Iosua) voor Christo aenklaechde ende beschuldichde, als niet weerdich zijnde, dat de Tempel onder sijn beleydt soude herbouwt worden. Siet Apoc. 12.10. De Hebr. woorden die hier gebruyckt worden, luyden soo veel als of wy seyden, De tegenstander stont om hem tegen te staen. Vergelijckt met de woorden des texts, Ephes. 6.12
margenoot8
T.w. de Sone Godes, dien hy te vooren den Engel des Heeren genoemt heeft.
margenoot9
D. Godt de Vader.
margenoota
Iudae vers 9.
margenoot10
D. dryve u te rugge met uwe valsche aenklachte, hy make u te schande, verstoote ende verdoeme u, ende rechtveerdige sijnen getrouwen dienaer Iosua. Siet Iudae vers 9.
margenoot11
Siet bov. 1.17. ende 2.16.
margenoot12
T.w. de hooge-Priester Iosua.
margenoot13
Siet Iesa. 7. op vers 4. And. [als] een vyer brandt, uyt den vyere gereddet?
margenoot14
D. uyt de Babylonische gevanckenisse: Of, uyt den algemeynen onder-ganck gereddet: op dat ick mijne genade aen hem bewijsen soude? waerom begeert ghy dan, dat ick hem soude te schande maken? Siet Amos 4.11.
margenoot15
D. met besoetelde, onreyne, bevleckte kleederen, daer mede sijne sonden ende onreynicheden wierden aengewesen, als blijckt uyt vers 4.
margenoot16
T.w. des Engels van den welcken vers 1. gesproken is, die de Heere Christus was.
margenoot17
D. sprack.
margenoot18
T.w. Christus, die de sonden vergeeft, ende den onrechtveerdigen rechtveerdich spreeckt: alsoo oock stracx wederom, daer na (T.w. na dat sy hem de vuyle kleederen hadden uytgetrocken) sprack hy, Te weten, Christus.
margenoot19
D. tot d’ander Engelen, die sijne dienaers zijn, altijdt veerdich staende om sijne bevelen te verrichten. Hebr. 1.14.
margenoot20
T.w. tot Iosua.
margenootb
Mich. 7.18.
margenoot21
D. hier uyt sult ghy de waerheyt deser sake vernemen, dat ick uwe ongerechticheden van u hebbe wech-genomen, die door het vuyl kleet vers 3. wierden beteeckent. Vergel. Iesa. 6.7. Ierem. 1.9.
margenoot22
Siet 2.Sam. cap. 12. op vers 13.
margenoot23
Aldus worden genoemt nieuwe, suyverlicke, schoone kleederen, diemen alleen op feest-dagen aen dede. Siet Iud. 14.12. Hier wort door de wissel-kleederen verstaen de gerechtigheyt Christi, ware heylicheyt, of geestelicken cieraet. Vergel. Mat. 22.11. Luce 15.22.
margenoot24
And. doe seyde ick, T.w. by my selven, als zijnde woorden des Propheten, wenschende dat sulcx door den wille des Heeren mochte geschieden.
margenoot25
Van het woort Hoet siet d’aenteeck. Exod. c. 28. op vers 4. De hoet beduydt het priesterlick ampt, daer toe de Heere Iosua heeft verordineert ende bevesticht, na dat hy hem van sijne sonden gereynigt ende geheylicht hadde. Siet 1.Pet. 2.9.
margenoot26
T.w. wissel-kleederen, als vers 4.
margenoot27
T.w. veerdich om des Vaders bevel uyt te voeren.
margenoot28
T.w. God de Vader, die voor de weldaden daer mede hy de menschen begenadicht, danckbaerheyt is vereyschende, namelick geduerige oeffeninge inde godtsalicheyt, Luce 1.74, 75. 1.Pet. 1.15, 16.
margenoot29
D. indien ghy mijne instelligen ende geboden neerstelick sult onderhouden, gelijck ick die wil onderhouden hebben.
margenoot30
Hebr. sult wachten.
margenoot31
D. so sult ghy oock de opsicht ende regeringe over mijne kercke hebben, gelijck het uwe voor-ouderen gehadt hebben. Siet 2.Chron. 19.11. de kercke wort meermaels Godes huys genoemt, als Num. 12.7. Ier. 11.15. ende 12.7. Hebr. 3.2.
margenoot32
D. ghy sult in u hooge-priester-ampt geduerichlick blijven, ende d’opsicht over mijne kercke hebben, ende behouden. het is even ’t selve ’t welck hy stracx met andre woorden geseyt heeft.
margenoot33
D. na dit leven sal ick u opnemen in het eeuwich leven, ende sal u doen wandelen onder de heylige Engelen die hier staen, ende andre hemelsche scharen. Vergel. Matt. 22.30. Hebr. 12.22. ende 1.Tim. 4.8.
margenoot34
D. uwe met-gesellen, de priesters onder uwe opsicht staende. Ofte in ’t gemeyn, de vroome die het met u houden.
margenoot35
Of, een wonder. Hebr. mannen des wonders. Eenige verstaen dit alsoo, dat sy voor een wonder by de boose menschen gehouden wierden, overmits sy des Heeren woort hoorden. siet Ies. 8. vers 18. Doch sommige verstaen, dat sy voor een wonder wierden aengesien, overmits sy soo wonderbaerlick uyt de Babylonische gevanckenisse verlost, ende in haer lant weder gebracht waren, zijnde het selve een teecken van de verlossinge door Christum. siet Psal. 71. op vers 7.
margenoot36
T.w. de Vader; wiens woorden hier de Heere Christus verhaelt. siet bov. vers 6.
margenoot37
D. Christum. Siet Iesa. 42. op vers 1. ende 52.13. De sin is, desen sal ick in de werelt doen verschijnen in de volheyt des tijts, ende hy sal mijnen wille doen, gelijck een getrouwe knecht den wille ende het bevel sijnes Heeren doet.
margenoot38
T.w. den Messiam, die een Spruyte is uyt de stamme Isai. Siet Ierem. 23. op vers 5. ende 33.15. ende Zachar. 6.12. Eenige houden het Hebr. woort, zemach in den text.
margenootc
Iesa. 4.2. ende 11.1. Ier. 23.5. ende 33.15. Zachar. 6.12.
margenoot39
N. Christum, (stracx een spruyte genoemt, vers 8) die het fondament ende de hoecksteen sijner kercke is, Gelijck Christus eertijts door den hoecksteen des Tempels wiert afgebeeldet, Psal. 118.22. Iesa. 28.16. Alsoo wederom hier, doe de Tempel is gefondeert ende vernieuwt geworden in de tegenwoordicheyt van Iosua.
margenoot40
Ofte, in dien steen, T.w. in Christo, sal zijn, voor eerst de volheyt der Godtheyt, ende daerna overvloet van geestelicke gaven, ende voorts volkomene sorge voor sijne kercke. And. over. verstaende de groote sorge des Vaders over Christum ende sijn rijck.
margenoot41
Vergel. met de woorden deses vers, de woorden Zachariae ond. 4.10. ende Apoc. 5.6.
margenoot42
D. ick sal hem kostelick uythouwen, gelijckmen eenen kostelicken steen fraey polijst ende glat maeckt. D. Ick sal hem (te weten Christum) vercieren met menigerleye geestelicke gaven. Hebr. Ick sal sijne openingen openen, welcke woorden eenige duyden op het lijden, ende op de wonden onses Heeren Iesu Christi, daer mede onse ongerechticheden zijn uytgedelcht, ende de salicheyt verworven is.
margenoot43
T.w. der kercke der Ioden ende heydenen.
margenoot44
T.w. op dien dach als Christus sal gekruyst worden.
margenoot45
D. ghy sult in vrede leven, ende van alles genoech hebben. Siet 1.Reg. 4.25. Mich. 4.4. Doch verstaet dit niet soo seer van eene tydelicke vrede ende welstant, als van eene gerusticheyt des gemoets, ende vrede der conscientie door ’t geloove, dat Godt met ons om Christi wille versoent is. Vergel. Iesa. 2.4, 5. ende 25.6, 7. Hos. 2.15, 18. ende 14.5, 6, 7. Ioel 3.18. Amos 9.13, 14, 15. Mich. c. 4. vers 4. ende 5.4, 5. In welcke plaetsen, onder verbloemde redenen, de vrede der kercke, ende eenes yederen litmaets der selver wort afgebeeldet.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken