Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

1 Ioannes de Dooper predickt bekeeringe. 3 Sijn ampt, kleedinge, ende spijse. 5 Heeft grooten toeloop. 6 Doopt. 7 Bestraft de Phariseen ende Sadduceen. 11 Wijst aen de weerdicheyt des persoons ende des doops Christi. 13 Doopt Christum, die uyt den hemel wort betuycht te zijn de welgeliefde Sone Godts.

1

Ga naar margenoot1 ENde in die dagen Ga naar margenoota quam Ga naar margenoot2 Ioannes de Dooper predikende in de Ga naar margenoot3 woestijne van Iudea,

2

Ende seggende, Bekeert u: want Ga naar margenoot4 het Coninckrijck der hemelen is nae by gekomen.

3

Want dese is ’t van den welcken gesproken is door Esaiam den Propheet, seggende, Ga naar margenootb De stemme des roependen in de

[Folio 2v]
[fol. 2v]

woestijne, Ga naar margenoot5 Bereydt den wech des Heeren, maeckt sijne paden recht.

4

Ende de selve Ioannes hadde sijne Ga naar margenoot6 kleedinge Ga naar margenootc van kemels hayr, ende eenen lederen gordel om sijne lenden: ende sijn voedsel was Ga naar margenoot7 sprinckhanen ende wilden honich.

5

Doe is tot hem uytgegaen Ierusalem ende geheel Iudea, ende ’tgeheele lant rontom den Iordaen.

6

Ga naar margenootd Ende wierden van hem gedoopt in de Iordaen, Ga naar margenoot8 belijdende hare sonden.

7

Hy dan siende Ga naar margenoote vele van de Ga naar margenoot9 Phariseen ende Sadduceen tot sijnen doop komen, sprack tot haer, Ga naar margenootf Ghy adderen gebroedsels, wie heeft u aengewesen te vlieden van den toekomenden toorne?

8

Ga naar margenootg Brengt dan vruchten voort der bekeeringe Ga naar margenoot10 weerdich.

9

Ende en meynt niet by u selven te seggen, Ga naar margenooth Wy hebben Abraham tot eenen vader. Want ick segge u, dat Godt selfs uyt dese steenen kan Abraham kinderen verwecken.

10

Ende is oock alreede Ga naar margenoot11 de byle aen de wortel der boomen gelegt: Ga naar margenooti alle boom dan die geen goede vrucht voort en brengt, wort uytgehouwen ende in’t vyer geworpen.

11

Ick doope u wel Ga naar margenoot12 met water tot bekeeringe: Ga naar margenootk maer die Ga naar margenoot13 nae my komt is stercker dan ick, Ga naar margenoot14 wiens schoenen ick niet weerdich en ben [hem na] te dragen: Ga naar margenoot15 die sal u met den heyligen geest ende met vyer doopen.

12

Wiens Ga naar margenoot16 wan in sijne hant is, ende sal sijnen dorsch-vloer door-suyveren, ende sijne Ga naar margenoot17 tarwe in sijne Ga naar margenoot18 schuere t’samen brengen, ende sal het kaf met onuytblusschelick vyer verbranden.

13

Ga naar margenootl Doe quam Iesus van Galilea na den Iordaen tot Ioannem, om van hem gedoopt te worden.

14

Doch Ioannes Ga naar margenoot19 weygerde hem seer, seggende, My is noodich van u gedoopt te worden, ende komt ghy tot my?

15

Maer Iesus antwoordende seyde tot hem, Ga naar margenoot20 Laet nu af: Want aldus betaemt ons Ga naar margenoot21 alle gerechticheyt te vervullen. Doe liet hy van hem af.

16

Ende Iesus gedoopt zijnde, is terstont opgeklommen uyt het water. Ende siet, de hemelen werden hem geopent, ende hy sach Ga naar margenootm den Geest Godts nederdalen, Ga naar margenoot22 gelijck een Duyve, ende op hem komen.

17

Ga naar margenoot23 Ende siet, een stemme uyt de hemelen, seggende, Ga naar margenootn Dese is mijn Sone mijn geliefde, in den welcken ick mijn welbehagen hebbe.

margenoot1
N. in het vijftiende jaer des Keysers Tiberij, als Christus omtrent 30 jaren out was. Luc. 3.1, 23.
margenoota
Marc. 1.4. Luc. 3.3.
margenoot2
Van Ioannes, van sijne ouders, geboorte ende ampt. siet Luc. 1. ende Ioan. 1. wort genaemt Dooper, om dat hy de eerste is geweest die den Doop heeft bedient uyt Godts bevel in het nieuwe Testament. Siet Matth. 21.25. Ioan. 1.33.
margenoot3
Niet sulck een wildernisse daer geen menschen en woonden, maer een woest landt van bosschen ende geberchten, daer Zacharias de Vader Ioannis woonde, Luc. 1.39. in de welcke ses steden getelt worden. Ios. 15.16, 62. die dan oock hare dorpen ofte gehuchten gehadt hebben.
margenoot4
Dat is, de oprechtinge ende verbreydinge der Gemeente Gods, door de predicatie des Euangeliums ten tijde der komste des Messiae.
margenootb
Esai. 40.3. Marc. 1.3. Luc. 3.4. Ioan. 1.23.
margenoot5
Een gelijckenisse genomen van een Prince ofte Coninck, tegen wiens komste de wegen bereyt ende ge-effent worden.
margenoot6
Sodanige ruyge kleederen droegen eertijts de Propheten in den Ouden Testamente. Siet Zach. 13.4. Hebr. 11.37. gelijck van Elias in het bysonder getuygt wort. 2.Reg. 1.8. in wiens geest ende kracht Ioannes de Dooper gekomen was. Malach. 4.5. Luc. 1.17.
margenootc
Marc. 1.6.
margenoot7
De sprinckhanen zijn in die landen groot ende veel, ende worden aldaer onder de slechte luyden gegeten, gelijckse oock onder de reyne spijsen gestelt worden, Lev. 11.22.
margenootd
Marc. 1.5.
margenoot8
Dese belijdenisse der sonden is geen oor-biechte geweest, alsoo de selve voor den doop, in het gemeen, ende in’t openbaer geschiede.
margenoote
Luc. 3.7.
margenoot9
Phariseen ende Sadduceen zijn geweest twee secten onder de Ioden, gelijck daer noch een derde was der Essenen. siet van deselve den Histori-schrijver Ioseph. Antiq. l. 18.2. de bello Iud. lib. 2. cap. 7.
margenootf
Matth. 12.34. ende 23.33.
margenootg
Luc. 3.8.
margenoot10
D. betamelick, ofte met de ware bekeeringe over een komende.
margenooth
Ioan. 8.39.
margenoot11
Dat is, de straffe Godts is nakende: niet tegenstaende dat ghy roemt afkomstig te zijn van Abraham, ten zy dat ghy Abrahams wercken doet. Ioan. 8.39.
margenooti
Matth. 7.19. Ioan. 15.6.
margenoot12
Gr. in ’t water.
margenootk
Marc. 1.7. Luc. 3.16. Ioan. 1.15, 26. Act. 1.5. ende 11.16. ende 19.4.
margenoot13
Ofte, achter my, Ioh. 1.15.20.
margenoot14
Dat is, den alder-minsten, ofte, slechtsten dienst te doen.
margenoot15
Ioannes onderscheyt hier sijnen uyterlicken doop van den inwendigen Doop Christi, waer mede hy onse herten door sijnen Geest suyvert, gelijck ’tvier de metalen van alle schuym ende onreynicheden. siet diergelijcke Ioh. 3.5. ende Act. 1.5. ende 2.4.
margenoot16
Gr. werp-schuppe, daermede men het graen opwerpt, om van ’t kaf te suyveren, ’twelck by ons door den wan geschiet.
margenoot17
Ofte, koren, gelijck hier na dickwils.
margenoot18
And. Koren-solder, ofte plaetse daer yet wech geleyt wort om te bewaren.
margenootl
Marc. 1.9. Luc. 3.21.
margenoot19
D. verhinderde hem zeer, ofte stelde hem daer seer tegen, soo met woorden als andersins.
margenoot20
Naeml. om my sulcx te verhinderen.
margenoot21
D. al wat Godt ingestelt ende bevolen heeft, om hem volkomene gehoorsaemheyt te bewijsen.
margenootm
Ioan. 1.32. Iesai. 11.2. ende 42.1.
margenoot22
D. in lichamelicke gedaente gelijck een Duyve. Luc. 3.22. in hoedanige een gedaente de H. Geest, die over al tegenwoordich is, hier sich op Christum heeft willen openbaren, om sijne onnooselheyt, sachtmoedicheydt, vriendelickheyt, ende oprechticheyt te kennen te geven.
margenoot23
Hier is een klare getuygenisse van de dry onderscheydene persoonen in het eenich Godtlick wesen: de Vader die spreeckt uyt den hemel, De Sone, van wien hy spreeckt, ende de H. Geest die nederdaelt.
margenootn
Matth. 12.18. ende 17.5. Luc. 9.35. 2.Petr. 1.17. Ies. 42.1. Coloss. 1.13.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken