Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iiij. Capittel.

1 Christus in de woestijne 40 dagen gevast hebbende wort van den Duyvel versocht. 11 Daer na van de Engelen gedient. 12 Verlatende Nazareth gaet woonen te Capernaum. 17 Begint te predicken. 18 Beroept Petrum ende Andream. 21 Iacobum ende Ioannem, welcke alles verlatende hem volgen. 23 doorwandelende Galileam leert in de Synagogen, ende geneest allerley kranckheden.

1

Ga naar margenoot1 DOe Ga naar margenoota wiert Iesus Ga naar margenoot2 van den Geest wech geleyt in de woestijne, om versocht te worden van den Ga naar margenoot3 Duyvel.

2

Ende als hy veertich dagen ende veertich nachten Ga naar margenoot4 gevast hadde, hongerde hem ten laetsten.

3

Ende de Ga naar margenoot5 Versoecker tot hem gekomen zijnde, seyde, Indien ghy Ga naar margenoot6 Godts Sone zijt, segt dat dese steenen brooden worden.

4

Doch hy antwoordende seyde, Daer is geschreven, Ga naar margenootb De mensche en sal by broodt alleen niet leven, maer by alle Ga naar margenoot7 woordt, dat door den mont Godts uytgaet.

5

Doe nam hem de Duyvel mede nae de Ga naar margenoot8 heylige stadt, ende stelde hem op de Ga naar margenoot9 tinne des Tempels,

6

Ende seyde tot hem, Indien ghy Godts Sone zijt, werpt u selven nederwaerts: want daer is geschreven, Ga naar margenootc Dat hy sijne Engelen van u bevelen sal, ende [dat] sy u op de handen sullen nemen, op dat ghy niet t’eeniger tijt uwen voet aen eenen steen aen en stoot.

7

Iesus seyde tot hem, Daer is wederom geschreven, Ga naar margenootd Ghy en sult den Heere uwen Godt niet versoecken.

8

Wederom nam hem de Duyvel mede op eenen seer hoogen berch, ende Ga naar margenoot10 toonde hem alle de Coninckrijcken der werelt, ende hare heerlickheyt.

9

Ende seyde tot hem, Alle dese dingen sal ick u geven, indien ghy nedervallende my sult aenbidden.

10

Doe seyde Iesus tot hem, Gaet wech Ga naar margenoot11 Satan: want daer staet geschreven, Ga naar margenoote Den Heere uwen Godt sult ghy aenbidden, ende hem alleen dienen.

11

Doe liet de Duyvel van hem af, ende siet de Ga naar margenoot12 Engelen zijn toegekomen, ende dienden hem.

12

Als nu Iesus gehoort hadde dat Ga naar margenootf Ioannes Ga naar margenoot13 overgelevert was, is hy wedergekeert Ga naar margenootg nae Galileen.

13

Ende Nazareth verlaten hebbende is komen woonen te Capernaum, gelegen aen de zee, in de lantpalen van Zabulon ende Nephtalim.

14

Op dat vervult soude worden ’t gene gesproken is, door Esaiam den Propheet, seggende,

15

Ga naar margenooth Het lant Zabulon, ende het landt Nephtalim, [aen den] wech der zee, Ga naar margenoot14 over de Iordaen, Galilea der Ga naar margenoot15 volckeren.

16

Het volck dat in duysternisse sat, heeft een groot licht gesien: ende de gene die saten in den lande ende schaduwe des doots, den selven is een licht opgegaen.

17

Van doen aen heeft Iesus begonnen te prediken, ende te seggen, Ga naar margenooti Bekeert u, want het Coninckrijck der Hemelen is na by gekomen.

18

Ga naar margenootk Ende Iesus wandelende aen de Ga naar margenoot16 zee van Galilea, sach twee broeders, [namelick] Simon, geseght Petrus, ende Andreas sijnen broeder, het Ga naar margenoot17 net inde zee werpende: (want sy waren visschers).

19

Ende hy seyde tot haer, Ga naar margenoot18 Volcht

[Folio 3r]
[fol. 3r]

my na, ende ick sal u visschers der menschen maken.

20

Sy dan terstont de netten verlatende zijn hem nagevolcht.

21

Ende hy van daer voortgegaen zijnde sach twee andere broeders, [namelick] Iacobum den [sone] Zebedei, ende Ioannem sijnen broeder, in het schip met haren vader Zebedeus, hare netten vermakende, ende heeft haer geroepen.

22

Sy dan terstont verlatende het schip, ende haren vader, zijn hem nagevolgt.

23

Ende Iesus ommeging geheel Galileen, leerende in hare Ga naar margenoot19 Synagogen, ende predikende het Euangelium des Coninckrijcks, ende genesende Ga naar margenoot20 alle sieckte ende alle quale, onder den volcke.

24

Ende sijn geruchte gingh [van daer] uyt in geheel Syrien: ende sy brachten tot hem alle die qualick gestelt waren, met verscheyden sieckten ende Ga naar margenoot21 pijnen bevangen zijnde, ende van den Duyvel beseten, ende Ga naar margenoot22 maensiecke, ende Ga naar margenoot23 geraeckte, ende hy genas de selve.

25

Ende vele Ga naar margenoot24 scharen volgden hem nae, van Galilea, ende van Ga naar margenoot25 Decapolis, ende [van] Ierusalem, ende [van] Iudea, ende [van] over den Iordaen.

margenoot1
Terstont na dat hy gedoopt was. Marc. 1.12.
margenoota
Marc. 1.12. Luc. 4.1.
margenoot2
D. Door de drijvinge des H. Geests, die op hem neder gedaelt was. siet Luc. 4.1. Ofte, van dien Geest.
margenoot3
Dit woort komt van het Griecx Diabolos, ’twelck een lasteraer ende valsch beschuldiger is te seggen. Siet Apoc. 12.9, 10.
margenoot4
Dit is een miraculeus vasten geweest sonder eten ende drincken, gelijck oock geweest is het vasten van Moses. Exod. 34.28. ende van Elias. 1.Reg. 19.8. ’t welck daerom van ons, als oock d’andere miraculen Christi, niet en kan nagevolcht worden.
margenoot5
So wort de Duyvel genaemt, om dat hy de menschen soeckt te brengen tot sonden ende afval. siet Gen. cap. 3.
margenoot6
Naeml. Gelijck de voorige stemme in uwen doop betuychde.
margenootb
Deut. 8.3.
margenoot7
D. van alle dingen, die Godt gelieft kracht te geven ende te gebruycken tot voedsel ende versterckinge der menschen.
margenoot8
D. Ierusalem, so wortse genaemt, om dat Godt aldaer sijnen dienst ende heylichdom geplant hadde.
margenoot9
Gr. Vlerck. ofte vleugel. So wort genaemt een opgaende kant, die als een leene ofte baelje rontom het platte dack des tempels gemaeckt was, om te verhinderen, dat niemant lichtelick soude afvallen. siet Deut. 22.8.
margenootc
Psal. 91.11, 12. Hier laet de Versoecker uyt de woorden op alle uwe wegen. Siet d’aenteeck. op Psal. 91.11.
margenootd
Deut. 6.16.
margenoot10
N. Ofte in eenich schijnsel, ofte oock de gewesten der selve aenwijsende, ende met woorden hare heerlickheyt verhalende.
margenoot11
D. Tegen-strijder, wederpartie, ofte hater. Soo wort de duyvel genaemt om dat hy der menschen vyant is. siet 1.Pet. 5.8.
margenoote
Deut. 6.13. ende 10.20.
margenoot12
D. Sendboden. So worden de goede geesten genaemt, om datse van Godt uytgesonden worden om sijne bevelen uyt te richten. siet Psal. 103.20. ende Hebr. 1.14.
margenootf
Marc. 1.14. Luc. 4.14.
margenoot13
N. Inde gevangenisse. Siet Matt. 14.
margenootg
Luc. 4.16, 30. Ioan. 4.43.
margenooth
Iesa. 8.23. ende 9.1.
margenoot14
And. ontrent, ofte neven.
margenoot15
Ofte der heydedenen. Want het Griecx woort beyde beteeckent, ende wort oock van het Iodische volck gebruyckt. Luc. 7.5. Ende dit deel van Galilea wort so genaemt, ofte om dattet seer volck-rijck was. Deut. 33.23. ofte om dat het grensde aen de palen van Tyrus ende Sidon, die heydensche steden waren.
margenooti
Marc. 1.15.
margenootk
Marc. 1.16.
margenoot16
Dese zee was een groot binnen-landtsch Meyr. want de Hebreen noemen alle groote vergaderingen van wateren, Zeen. Wort anders oock genaemt de Zee van Gennesareth, ende de Zee van Tiberias, om dat dese plaetsen aen dese Zee gelegen waren.
margenoot17
Gr. worp-net.
margenoot18
Ofte, Comt herwaerts achter my. Ioan. 1.35. wort gesegt, datse al voor de gevangenisse Ioannis tot Christum zijn gekomen, doch als Discipelen: maer hier wordense geroepen tot Apostelen.
margenoot19
Dit waren plaetsen ofte gebouwen, in de welcke in alle steden de vergaeringen der Ioden wierden gehouden, ende de wet Mosis op alle Sabbathen voorgelesen ende verklaert. Siet Act. 15.21.
margenoot20
D. allerley quale ofte swackheyt, weeckelickheyt.
margenoot21
D. Sodanige sieckten, die de menschen grooten weedom aendoen, ende gelijck als pijnigen.
margenoot22
Dese schijnen te zijn de gene die de vallende sieckte hebben, gelijck naerder blijckt uyt Matth. 17.15.
margenoot23
Ofte lamme, beroerde.
margenoot24
D. hoopen ofte menichten volcx, waer van comt heyrschare, vierschare, etc.
margenoot25
Was een landt alsoo in’t Griecks genaemt, om datter thien steden in gelegen waren. Siet Plin. Lib. 5. cap. 18.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken