Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xij. Capittel.

1 Christus waerschouwt sijne Discipelen voor den suerdeessem der Phariseen. 4 leert wien men meest moet vreesen. 6 vermaent tot vertrouwen op de voorsienicheyt Godts, ende tot belijdenisse sijns naems, ende waerschouwt voor de lasteringe tegen den H. Geest. 13 Weygert een scheyds-man te wesen van erffenisse tusschen broeders. 15 Maent af van giericheyt met de gelijckenisse eens rijcken mans, die sijne schuyren wilde grooter maken. 12 Leert door het exempel der raven ende lelien datmen de sorge deses levens Godt sal bevelen, ende voor al sijn Coninckrijck soecken. 33 Vermaent tot geven van aelmoessen. 35 ende waken tegen sijne toekomste, 41 Beschrijft het doen ende de belooninge eenes getrouwen dienstknechts. 45 als oock het doen ende de straffe eenes ontrouwen dienstknechts. 49 Seght dat hy gekomen is om te lijden, ende het vyer op aerden te brengen. 54 Bestraft de Ioden, dat sy den tijt harer besoeckinge niet waer en namen. 58 ende vermaent tot versoeninge met sijne wederpartye.

1

Ga naar margenoot1 DAer-en-tusschen Ga naar margenoota als vele Ga naar margenoot2 duysenden der schare by een vergadert waren, so dat sy malcanderen vertraden, begon hy te seggen tot sijne Discipelen, Voor eerst Ga naar margenoot3 wacht u selven voor den suerdeessem der Phariseen, welcke is geveynstheyt.

2

Ga naar margenootb Ende daer en is niets bedeckt, dat niet en sal ontdeckt worden: ende verborgen, dat niet en sal geweten worden.

3

Daerom al wat ghy Ga naar margenoot4 in duysternisse geseght hebt, sal in't licht gehoort worden: ende wat ghy inde oore gesproken hebt, in de binnen-kamers, sal Ga naar margenoot5 op de daecken gepredickt worden.

4

Ende ick segge u mijnen vrienden, Ga naar margenootc En vreest u niet voor de gene die het lichaem dooden, ende daer na Ga naar margenoot6 niet meer en konnen doen.

5

Maer ick sal u toonen wien ghy vreesen sult: vreest dien, die na dat hy gedoodt heeft, [oock] macht heeft in Ga naar margenoot7 de helle te werpen: ja ick segge u, vreest dien.

6

Ga naar margenootd En worden niet vijf muschkens vercocht voor twee Ga naar margenoot8 penninckskens? ende niet een van die en is voor Godt vergeten.

7

Ga naar margenoote Ia oock de hayren uwes hoofts zijn alle getelt. En vreest dan niet: Ga naar margenoot9 ghy gaet vele muschkens te boven.

8

Ga naar margenootf Ende ick segge u, Een yegelick die my belijden sal voor de menschen, dien sal oock de Sone des menschen belijden voor de Engelen Godts.

9

Ga naar margenootg Maer wie my verloochenen sal voor de menschen, die sal verloochent worden voor de Engelen Godts.

10

Ende een yegelick die Ga naar margenoot10 [eenigh] woort spreken sal Ga naar margenoot11 tegen den Sone des menschen, het sal hem vergeven worden: Ga naar margenooth maer wie Ga naar margenoot12 tegen den heyligen Geest gelastert sal hebben, dien en sal het niet vergeven worden.

11

Ga naar margenooti Ende wanneer sy u henen brengen sullen in de Synagogen, ende [tot] de Overheden ende de Machten, so en Ga naar margenoot13 zijt niet besorght hoe ofte wat ghy tot verantwoordinge seggen, ofte wat ghy spreken sult.

12

Want de heylige Geest sal u in de selve uyre Ga naar margenoot14 leeren 't gene [ghy] spreken moet.

13

Ende een uyt de schare seyde tot hem, Meester, seght mijnen broeder, dat hy met my de erffenisse deele.

14

Maer hy seyde tot hem, Mensche, wie heeft my tot een rechter ofte scheyds-man over u lieden gestelt?

15

Ende hy seyde tot haer, Siet toe ende wacht u Ga naar margenootk van Ga naar margenoot15 de giericheyt: Ga naar margenoot16 want het en is niet inden overvloedt [gelegen], dat yemant leeft uyt sijne goederen.

16

Ende hy seyde tot haer een gelijckenisse, ende sprack, Eenes rijcken mensches Ga naar margenoot17 landt hadde wel gedragen:

17

Ende hy overleyde by hem selven, seggende, Wat sal ick doen? want ick en hebbe niet, waer in ick mijne vruchten sal versamelen.

18

Ende hy seyde, Dit sal ick doen: ick sal mijne schueren af-breken, ende grooter bouwen, ende sal aldaer versamelen alle dit mijn gewas, ende dese mijne goederen:

19

Ende ick sal tot mijne ziele seggen, Ga naar margenootl Ziele, ghy hebt vele goederen, Ga naar margenoot18 die op geleght zijn voor vele jaren, neemt ruste, eet, drinckt, zijt vrolick.

20

Maer Godt seyde tot hem, Ga naar margenootm Ghy dwaes, in desen nacht Ga naar margenoot19 salmen uwe ziele van u af-eysschen: ende 't gene ghy bereydt hebt, Ga naar margenootn wiens sal het zijn?

21

Alsoo [ist met dien], die hem selven Ga naar margenoot20 schatten vergadert, ende Ga naar margenoot21 niet rijck en is in Gode.

22

Ende hy seyde tot sijne Discipelen, Ga naar margenooto Daerom segge ick u, en zijt Ga naar margenoot22 niet besorght voor uw' Ga naar margenoot23 leven, wat ghy eten sult, noch voor het lichaem, waer mede ghy u kleeden sult.

23

Het leven is meer dan het voedsel, ende het lichaem dan de kleedinge.

24

Ga naar margenootp Aenmerckt de raven, dat sy niet en zaeyen, noch en maeyen, welcke geen spijs-kamer noch schuere en hebben, ende Godt voedt de selve: Ga naar margenoot24 hoe veel gaet ghy de vogelen te boven?

25

Ga naar margenootq Wie doch van u can met besorght te zijn Ga naar margenoot25 een elle tot sijne lenghde toe doen?

26

Indien ghy dan oock het minste niet en condt, wat zijt ghy voor de Ga naar margenoot26 andere dingen besorght?

27

Aenmerckt de lelien, hoe sy wassen. Sy en arbeyden niet, noch en spinnen niet: ende ick segge u, oock Salomon in alle sijne heerlickheyt en is niet bekleedt geweest als een van dese.

28

Indien nu Godt Ga naar margenoot27 het gras, dat

[Folio 36r]
[fol. 36r]

heden op het veldt is, ende morgen inden oven geworpen wort, alsoo becleedt, hoe veel meer u ghy cleyn-geloovige?

29

Ende ghy-lieden Ga naar margenoot28 en vraeght niet wat ghy eten, ofte wat ghy drincken sult: ende Ga naar margenoot29 en weest niet wanckelmoedigh.

30

Want alle dese dingen soecken Ga naar margenoot30 de volckeren der werelt: maer uwe Vader weet, dat ghy dese dingen behoeft.

31

Ga naar margenootr Maer soeckt het Coninckrijcke Godts, ende alle dese dingen sullen u Ga naar margenoot31 toegeworpen worden.

32

En vreest niet, ghy cleyn cuddeken: want het is uwes Vaders welbehagen u lieden Ga naar margenoot32 het Coninckrijck te geven.

33

Ga naar margenoots Ga naar margenoot33 Vercoopt het gene ghy hebt, ende geeft aelmoesse. Ga naar margenoott Maeckt u selven buydels die niet en verouden, eenen schat die niet af en neemt, inde hemelen, daer de dief niet by en komt, noch de motte en verderft.

34

Want waer uwen schat is, aldaer zal oock uw' herte zijn.

35

Ga naar margenootv Laet Ga naar margenoot34 uwe lendenen omgordet zijn, ende de keersen brandende.

36

Ende zijt ghy den menschen gelijck, die op haren Heere Ga naar margenoot35 wachten, wanneer hy Ga naar margenoot36 wederkomen sal van de bruyloft, op dat als hy komt ende klopt, sy hem terstont mogen open doen.

37

Saligh zijn die dienstknechten, welcke de Heere als hy komt sal waeckende vinden: Voorwaer ick segge u, dat hy hem sal omgorden, ende salse doen aensitten, ende bykomende sal hy haer dienen.

38

Ga naar margenootx Ende so hy komt inde tweede Ga naar margenoot37 [nacht-]waecke, ende komt in de derde waecke, ende vindtse alsoo, salich zijn de selve dienstknechten.

39

Ga naar margenooty Maer weet dit, dat indien de Heere des huys geweten hadde in welcke uyre de dief soude komen, hy soude gewaeckt hebben, ende en soude sijn huys niet hebben laten door-graven.

40

Ga naar margenootz Ghy dan zijt oock bereydt: want in welcke uyre ghy het niet en meynt, sal de Sone des menschen Ga naar margenoot38 komen.

41

Ende Petrus seyde tot hem, Heere, seght ghy dese gelijckenisse tot ons, ofte oock tot allen?

42

Ende de Heere seyde, Ga naar margenoota Wie is dan de getrouwe ende voorsichtige huys-besorger, dien de Heere over sijne dienstboden sal setten, om [haer] ter rechter tijdt Ga naar margenoot39 het bescheyden deel spijse te geven.

43

Salich is de dienstknecht, welcken sijn heere, als hy komt, sal vinden also doende.

44

Waerlick ick segge u lieden, dat hy hem over alle sijne goederen setten sal.

45

Maer indien de selve dienstknecht in sijn herte soude seggen, Mijn heere vertoeft te komen, ende soude beginnen de knechten ende de dienstmaechden te slaen, ende te eten ende te drincken, ende droncken te worden,

46

So sal de Heere des selven dienstknechts komen ten dage, in welcken hy hem niet en verwacht, ende ter uyre die hy niet en weet: ende sal hem Ga naar margenoot40 afscheyden, ende sal sijn deel setten met den Ga naar margenoot41 ontrouwen.

47

Ga naar margenootb Ende die dienstknecht welcke geweten heeft den wille sijns heeren, ende [sich] niet en bereydt, noch na sijnen wille gedaen en heeft, die sal met vele [slagen] geslagen worden.

48

Maer die [de selve] niet geweten en heeft, ende gedaen heeft [dingen] die slagen weerdigh zijn, die sal met weynige [slagen] geslagen worden. Ende een yegelick dien veel gegeven is, van dien sal veel geeyscht worden: ende Ga naar margenoot42 dien men veel vertrouwt heeft, van dien salmen overvloediger eysschen.

49

Ick ben gekomen om Ga naar margenoot43 vyer op de aerde te werpen: ende Ga naar margenoot44 wat wil ick indien het alreede ontsteken is?

50

Ga naar margenootc Maer ick moet met eenen Ga naar margenoot45 doop gedoopt worden: ende hoe worde ick Ga naar margenoot46 geperst, tot dat het volbracht zy?

51

Ga naar margenootd Meynt ghy dat ick gekomen ben om vrede te geven op de aerde? Neen, segge ick u, Ga naar margenoote maer veeleer verdeeltheyt.

52

Want van nu aen sullender vijve in een huys verdeelt zijn, dry tegen twee, onde twee tegen dry.

53

De vader sal tegen den sone verdeelt zijn, ende de sone tegen den Vader: de moeder tegen de dochter, ende de dochter tegen de moeder: de schoon-moeder tegen haer schoon-dochter, ende de schoon-dochter tegen hare schoon-moeder.

54

Ende hy seyde oock tot de scharen, Ga naar margenootf Wanneer ghy een wolcke siet opgaen van het westen, terstont seght ghylieden, Daer komt regen: ende het geschiet alsoo.

55

Ende wanneer ghy den zuyden wint [siet] waeyen, so seght ghy, Daer sal hitte zijn: ende het geschiet.

56

Ghy geveynsde, Ga naar margenoot47 het aenschijn der aerde ende des hemels weet ghy te Ga naar margenoot48 beproeven: ende hoe en beproeft ghy Ga naar margenoot49 desen tijdt niet?

57

Ende waerom en oordeelt ghy oock Ga naar margenoot50 van u selven niet 't gene recht is?

58

Ga naar margenootg Want als ghy henen gaet met uwe wederpartye voor de Overheyt, so doet neersticheyt op den wegh om van hem Ga naar margenoot51 verlost te worden, op dat hy misschien u niet voor den rechter en trecke, ende de rechter u den Ga naar margenoot52 gerechts-dienaer over levere, ende de gerechts-dienaer u inde gevanckenisse werpe.

59

Ick segge u, ghy en sult van daer geensins uytgaen, tot dat ghy oock het laetste Ga naar margenoot53 pennincksken betaelt sult hebben.

margenoot1
N. dat de Phariseen ende Schriftgeleerde op hem aenhielden met vragen: gelijck in 't voorgaende cap.vers 53 te sien is.
margenoota
Matth. 16.6. Marc. 8.15.
margenoot2
Gr. tien-duysenden.
margenoot3
N. op dat ghy daer door niet en wort bedrogen, ofte haer exempel niet en volget.
margenootb
Matth. 10.26. Marc. 4.22. Luc. 8.17. Iob 12.22.
margenoot4
D. in het heymelick.
margenoot5
D. in 't openbaer, voor een yeder. Siet de reden van dese maniere van spreken in de aenteeckinge Matth. 10.27.
margenootc
Iesa. 51.7. Ierem. 1.8. Matth. 10.28.
margenoot6
Gr. niet hebben wat sy overvloediger doen souden.
margenoot7
Gr. de gehenne. siet daer van Mat. 5.22.
margenootd
Matth. 10.29.
margenoot8
Gr. Assariois, van welcker penninckskens weerde siet Matth. 10.29.
margenoote
1.Sam. 14.45. 2.Sam. 14.11. 1.Reg. 1.52. Luc. 21.18.
margenoot9
Gr. ghy verscheelt van vele muschkens.
margenootf
Matt. 10.32.
margenootg
Matth. 10.33. Marc. 8.38. Luc. 9.26. 2.Tim. 2.12. 1.Ioan. 2.23.
margenoot10
D. yet.
margenoot11
D. die uyt menschelicke swackheyt, vreese, ofte onwetenheyt Christi persoon, ampt, ende leere tegen-spreeckt ofte lastert.
margenooth
1.Ioan. 5.16.
margenoot12
D. wie my moetwillighlick ende uyt haet, tegen de overtuyginge des heyligen Geests sal geloochent, ofte gelastert hebben. Siet hier van breeder verklaringe Matt. 12.vers 32.
margenooti
Matth. 10.19. Marc. 13.11. Luc. 21.14.
margenoot13
Siet hier van de verklaringe Matt. 10.19.
margenoot14
Matth. 10.19. staet geven. D. ingeven.
margenootk
1.Tim. 6.7.
margenoot15
Het Gr. woort beteeckent een onversadelicke begeerte om altijt meer te hebben.
margenoot16
Gr. want niet, in het overvloeyen van yemandt, is sijn leven uyt sijne goederen.
margenoot17
Gr. landschap, D. een groote streke landts, die dese man besat.
margenootl
Eccl. 11.9. 1.Cor. 15.32. Iac. 5.5.
margenoot18
Gr. leggende.
margenootm
Ierem. 17.11. Psal. 52.7.
margenoot19
Gr. sullen sy uwe ziele van u eysschen, D. wech halen ofte wech nemen.
margenootn
Psal. 39.7.
margenoot20
N. om alleen tot sijn eygen gemack ende vermaeck te gebruycken.
margenoot21
D. die niet en is voorsien met de ware kennisse ende vreese Godts, ende met vertrouwen op hem. siet 1.Tim. 6.17,18.
margenooto
Matth. 6.25. Psal. 55.23. Phil. 4.6. 1.Tim. 6.8. 1.Petr. 5.7.
margenoot22
N. met al te groote ende anghstige sorge. Mat. 6.25.
margenoot23
Gr. ziele.
margenootp
Iob 39.3. Psal. 147.9.
margenoot24
Gr. hoe veel meer verschilt ghy van de vogelen.
margenootq
Matth. 6.27.
margenoot25
Gr. eenen cubijt. Siet Matth. 6.27.
margenoot26
Gr. overige, N. die daer behooren tot onderhoudt des lichaems ende deses levens.
margenoot27
Siet hier van Matth. 6.30.
margenoot28
Ofte, en soeckt niet.
margenoot29
Ofte, twijfelmoedich. Gr. en sweeft niet herwaerts ende derwaerts. N. met uwe sorge ende gedachten. Een maniere van spreken genomen van de wolcken, die om hooge in de lucht herwaerts ende derwaerts drijven.
margenoot30
Ofte, heydenen, D. de wereltsche menschen.
margenootr
1.Reg. 3.13. Psal. 37.25.
margenoot31
Gr. toegeleght, ofte, toegeset worden.
margenoot32
N. Godts, ofte der hemelen.
margenoots
Matth. 19.21. Luc. 16.9.
margenoot33
N. liever dan dat ghy de arme in haren noodt sout verlaten. siet Actor. 4.34.
margenoott
Matth. 6.20. ende 19.21. Luc. 16.9. 1.Tim. 6.19.
margenootv
Ephes. 6.14. 2.Pet. 1.13.
margenoot34
D. zijt bereydt. Een maniere van spreken genomen van des landts wyse, daer soo wel mans als vrouwen lange kleederen droegen, die sy opschortten, als sy haer bereydden om te reysen, ofte yet te doen.
margenoot35
Dit wort genomen van de gelijckenisse der bruyloften, die 's nachts gehouden wierden, Matt. 25.1, 6.
margenoot36
Gr. uyt de bruyloft sal scheyden, sal los, ofte, ontslagen worden.
margenootx
Matth. 24.42.
margenoot37
De nacht wiert gedeelt in vier waken, op dat d'een na d' ander de wacht soude houden. Siet van dese waecken Matth. 14.25.
margenooty
Matth. 24.43. 1.Thes. 5.2. 2.Petr. 3.10. Apoc. 3.3. ende 16.15.
margenootz
Matth. 24.44. ende 25.13. Marc. 13.33. Luc. 21.34. 1.Thes. 5.6.
margenoot38
N. ten oordeele. 1.Thes. 3.13. 2.Pet. 3.10. Apocal. 3.3. ende 16.15.
margenoota
Matth. 24.45. ende 25.21. 1.Cor. 4.2.
margenoot39
Gr. toegemetene spijse, ofte, koren.
margenoot40
N. van sijn gesinde. Anders, In tween houwen. Siet Matth. 24.51.
margenoot41
Ofte, ongeloovigen. Matth. 24.vers 51. wort geseght geveynsde.
margenootb
Iac. 4.17.
margenoot42
Ofte, by welcke men veel wech-geleyt heeft.
margenoot43
Dat is, de leere des Euangeliums, welcke in haer selven ende ten aensien der geloovige een Leere des vredes is, maer door de boosheyt der menschen, die de selve niet en willen verdragen, wort sy een vyer der vervolginge, ende occasie van tweedracht. Siet vers 51. Ier. 23.29. 1.Pet. 1.7.
margenoot44
Ofte, wat wil ick meer, dewijle het alreede onsteken is?
margenootc
Matth. 20.22. Marc. 10.38.
margenoot45
D. met swaer lijden. Siet Matth. 20.22.
margenoot46
N. ofte met benautheyt, ofte met begeerte tot dat het volbracht zy.
margenootd
Matth. 10.34.
margenoote
Mich. 7.6.
margenootf
Matth. 16.2.
margenoot47
D. gestalte, ofte gedaente.
margenoot48
D. onderscheyden, gelijck verclaert wort Matth. 16.3.
margenoot49
D. de gelegentheyt deses tijdts, in welcken so vele teeckenen der tegenwoordigheyt des Messie geschieden, welcke hier na genoemt wort de tijdt der besoeckinge, Luc. 19.vers 44.
margenoot50
N. eer ghy daer toe gedwongen wort, gelijck in 't navolgende vers te sien is.
margenootg
Matth. 5.25. Prov. 25.8.
margenoot51
N. met bevredinge ende voldoeninge van uwe partije.
margenoot52
Gr. Practor, D. maner, ofte af-eyscher van de schult, by den rechter gestelt.
margenoot53
Hoe veel een pennincxken weert was, siet Marc. 12.42.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken