Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

1 Uyt de boodtschap dat Pilatus het bloedt eeniger Galileers met hare offerande hadde gemengt, ende uyt het exempel van de achtien, op welcke de toren in Siloam gevallen was, neemt Christus oorsake de scharen te vermanen tot bekeeringe. 6 ende stelt oock tot dien eynde voor de gelijckenisse van den onvruchtbaren vijgeboom. 10 Geneest op den Sabbath een vrouwe die achtien jaren eenen geest der kranckheyt hadde gehadt. 14 ende verantwoort sulcks tegen eenen Oversten der Synagoge. 18 Vergelijckt het Coninckrijck der hemelen by een mostaert-zaedt ende suerdeessem. 23 Gevraegt zijnde of daer weynige sullen saligh worden, vermaent hy in te gaen door de enge poorte. 31 Antwoort den Phariseen die hem voor Herodes waerschouwden. 34 Klaeght over de wreedtheyt ende hardneckigheyt van die van Ierusalem, ende voorseght haren onderganck.

1

ENde daer waren te dier selver tijdt eenige tegenwoordigh, die hem boodschapten Ga naar margenoot1 van de Galileers, welcker bloedt Pilatus met hare offeranden gemenght hadde.

2

Ende Iesus antwoordde, ende seyde tot haer, Meynt ghy dat dese Galileers sondaers zijn geweest boven alle de Galileers, om dat sy sulcks geleden hebben?

3

Ick segge u, Neen'se: maer indien ghy u niet en bekeert, so sult ghy alle desgelijcks Ga naar margenoot2 vergaen.

4

Ofte die achtiene, op welcke de Ga naar margenoot3 toren in Siloam viel, ende doodde'se: meynt ghy dat dese Ga naar margenoot4 schuldenaers zijn geweest, boven alle menschen die in Ierusalem woonen?

[Folio 36v]
[fol. 36v]

5

Ick segge u, Neen'se: maer indien ghy u niet en bekeert, so sult ghy alle insgelijcks vergaen.

6

Ende hy seyde dese gelijckenisse, Een seker [man] hadde eenen Vijgeboom, geplant in sijnen wijngaert: ende hy quam ende socht vrucht daer op, ende en vondt'se niet.

7

Ende hy seyde tot den wijn-gaerdenier, Siet ick kome nu dry jaren soeckende vrucht op desen vijgeboom, ende en vinde'se niet: houwt hem uyt: waer toe Ga naar margenoot5 beslaet hy oock onnuttelick de aerde?

8

Ende hy antwoordende seyde tot hem, Heere laet hem oock [noch] dit jaer, tot dat ick om hem gegraven ende mest geleght sal hebben:

9

Ende indien hy vrucht sal voortbrengen, [laet hem staen]: maer indien niet, so sult ghy hem namaels uythouwen.

10

Ende hy leerde op Ga naar margenoot6 den Sabbath in eene der Synagogen.

11

Ende siet daer was een vrouwe, die Ga naar margenoot7 eenen geest der kranckheyt achtien jaren lanck gehadt hadde, ende sy was Ga naar margenoot8 te samen gebogen, ende en konde haer ganschelick niet oprechten.

12

Ende Iesus haer siende riep'se tot hem, ende seyde tot haer, Vrouwe, ghy zijt Ga naar margenoot9 verlost van uwe kranckheyt.

13

Ende hy leyde de handen op haer, ende sy wiert terstont weder Ga naar margenoot10 recht, ende verheerlijckte Godt.

14

Ende Ga naar margenoot11 de Overste der Synagoge, qualick nemende dat Iesus op den Sabbath genesen hadde, antwoordde ende seyde tot de schare, Ga naar margenoota Daer zijn ses dagen, in welcke Ga naar margenoot12 met moet wercken: komt dan in de selve, ende laet u genesen, ende niet op den dagh des Sabbaths.

15

De Heere dan antwoordde hem ende seyde, Ghy geveynsde, Ga naar margenootb en maeckt niet een yegelick van u op den Sabbath sijnen osse ofte esel van de cribbe los, ende leydt [hem] henen om te doen drincken?

16

Ende dese, die Ga naar margenoot13 een dochter Abrahams is, welcke de Satan, siet, nu achtien jaren Ga naar margenoot14 gebonden hadde, en moeste die niet los gemaeckt worden van desen bandt, op den dagh des Sabbaths?

17

Ende als hy dit seyde, wierden sy alle beschaemt die haer tegen hem stelden: ende alle de schare verblijdde haer over alle de heerlicke dingen, die van hem geschiedden.

18

Ga naar margenootc Ende hy seyde, Wien is Ga naar margenoot15 het Coninckrijck Godts gelijck? ende waer by sal ick 't selve vergelijcken?

19

Het is gelijck Ga naar margenoot16 een mostaert-zaedt, 'twelck een mensche genomen ende in sijnen hof geworpen heeft: ende het wies op, ende wiert tot eenen grooten boom, ende de vogelen des hemels nestelden in sijne tacken.

20

Ende hy seyde wederom, Ga naar margenootd Waer by sal ick het Coninckrijck Godts vergelijcken?

21

Het is gelijck een suerdeessem, welcken een vrouwe nam, ende verberghde in dry maten meels, tot dat het geheel gesuert was.

22

Ga naar margenoote Ende hy reysde van d'eene stadt ende vlecke tot d'andere, leerende, ende Ga naar margenoot17 richtende [sijne] reyse na Ierusalem.

23

Ende daer seyde een tot hem, Heere, zijnder oock weynige die saligh worden? Ende hy seyde tot haer,

24

Ga naar margenootf Ga naar margenoot18 Strijdt om in te gaen door Ga naar margenoot19 de enge poorte: want vele (segge ick u) sullen soecken in te gaen, ende en sullen Ga naar margenoot20 niet konnen:

25

[Namelick] na dat Ga naar margenoot21 de heere des huys sal opgestaen zijn, ende Ga naar margenootg de deure sal gesloten hebben: ende ghy sult beginnen buyten te staen, ende aen de deure te kloppen, seggende, Heere, Heere, doet ons open, ende hy sal antwoorden ende tot u seggen, Ick en kenne u niet Ga naar margenooth van waer ghy zijt:

26

Alsdan sult ghy beginnen te seggen, Wy hebben in uwe tegenwoordicheyt gegeten ende gedroncken, ende ghy hebt in onse straten geleert.

27

Ga naar margenooti Ende hy sal seggen, Ick segge u, ick en kenne u niet van waer ghy zijt: Ga naar margenootk wijckt van my af alle ghy werckers der ongerechtigheyt.

28

Ga naar margenootl Aldaer sal zijn weeninge ende knersinge der tanden, Ga naar margenootm wanneer ghy sult sien Abraham, ende Isaac, ende Iacob, ende alle de Propheten in het Ga naar margenoot22 Coninckrijcke Godts, maer u lieden buyten uytgeworpen.

29

Ga naar margenootn Ende daer sullender komen van oosten, ende westen, ende van noorden, ende zuyden, ende sullen aensitten in het Coninckrijcke Godts.

30

Ga naar margenooto Ende siet, daer zijn Ga naar margenoot23 laetste, die de eerste sullen zijn: ende daer zijn eerste, die de laetste sullen zijn.

31

Te dien selven dage quamen daer eenige Phariseen, seggende tot hem, Ga naar margenoot24 Gaet wech, ende vertreckt van hier: Ga naar margenoot25 want Herodes wil u dooden.

32

Ende hy seyde tot haer, Gaet henen, ende segget dien Ga naar margenoot26 vos, Siet ick werpe duyvelen uyt, ende Ga naar margenoot27 maecke gesont, Ga naar margenoot28 huyden ende morgen, ende Ga naar margenoot29 ten derden [dage] Ga naar margenoot30 worde ick voleyndight.

33

Ga naar margenoot31 Doch ick moet huyden ende morgen, ende den volgenden [dagh] reysen: want het en gebeurt Ga naar margenoot32 niet, dat een propheet gedoot worde buyten Ierusalem.

34

Ga naar margenootp Ga naar margenoot33 Ierusalem, Ierusalem, ghy die de Propheten doodet, ende steenigt die tot u gesonden zijn, Ga naar margenootq hoe menichmael hebbe ick uwe kinderen willen by een vergaderen, gelijckerwijs een henne hare Ga naar margenoot34 kieckens onder de vleugelen [vergadert], ende ghy lieden en hebt niet gewilt?

35

Ga naar margenootr Siet, Ga naar margenoot35 uw' huys wort u lieden woest gelaten. Ende voorwaer ick segge u, dat ghy my niet en sult sien, tot dat [de tijt] sal Ga naar margenoot36 gekomen zijn, als ghy sult seggen, Ga naar margenoots Gesegent [is] hy die komt in den name des Heeren.

margenoot1
Iosephus verhaelt Antiq.lib. 18. capit. 5. wel yet diergelijcks: doch de omstandicheden so van den tijt als andersins toonen dat het de selve historie niet en is. Sommige oude leeraers meynen dat dit soude geschiet zijn binnen Ierusalem, als eenige Galileers wilden verhinderen, dat voor den Keyser van Romen in den tempel soude geoffert worden.
margenoot2
D. door Godts rechtveerdige straffe omkomen: gelijck oock daer na door de Romeynen geschiet is.
margenoot3
D. die aen ofte over de fonteyne ofte beke Siloa was gebouwt: van welcke beke Siet Ies. 8.6. Ioan. 9.7.
margenoot4
D. sondaers, die meer schult ofte sonden hadden. Siet Matth. 6.12. ende 18.24.
margenoot5
Gr. maeckt de aerde onnut, ofte, onvruchtbaer, in de welcke wat anders soude konnen geplant worden, dat vruchten soude voorbrengen.
margenoot6
Gr. Sabbath-dagen.
margenoot7
D. eenen boosen geest, die haer cranck maeckte. siet vers 16.
margenoot8
Gr te samen gebuckt.
margenoot9
Gr. los gemaeckt, ofte, ontbonden.
margenoot10
D. recht gemaeckt.
margenoot11
D. een van de Overste: want elcke Synagoge hadde meer als eenen oversten. siet Marc. 5.22. Act. 13.15.
margenoota
Exod. 20.9. Deut. 5.13. Ezech. 20.12.
margenoot12
D. geoorloft, ende geboden is te wercken.
margenootb
Exod. 23.5. Deut. 22.4. Luc. 14.5.
margenoot13
D. afkomstich is van het geslachte Abrahams, ende behoorende tot het verbondt dat Godt met Abraham ende sijne nakomelingen gemaeckt heeft. siet Luc. 19.9.
margenoot14
D. die haer met kranckheden, als met banden, benauwt hadde.
margenootc
Matth. 13.31. Marc. 4.30.
margenoot15
D. de Predicatie des Euangeliums, waer door het coninckrijcke Godts opgerecht wort.
margenoot16
Siet van dese twee gelijckenissen Matth. 13.31.
margenootd
Matth. 13.33.
margenoote
Matth. 9.35. Marc. 6.6.
margenoot17
Gr. makende.
margenootf
Matth. 7.13.
margenoot18
D. doet neersticheyt, ende arbeydt. Ephes. c.6.vers 11, etc. Phil. 3.vers 12. 2.Tim. 4.7.
margenoot19
N. die tot het leven leydet. Mat. 7.14.
margenoot20
N. om dat het te late sal zijn, gelijck uyt het volgende blijckt.
margenoot21
Dese gelijckenisse wort genomen van het houden der bruyloften te dier tijdt, waer van breeder te sien is, Mat. 25.1, etc.
margenootg
Matth. 25.11. Luc. 6.46.
margenooth
Matth. 25.12.
margenooti
Matth. 7.23.
margenootk
Psal. 6.9. Matth. 25.12, 41.
margenootl
Matth. 8.12. ende 13.42. ende 24.51.
margenootm
Matt. 8.11.
margenoot22
N. der heerlickheyt inden hemel.
margenootn
Iesa. 2.2. Malach. 1.11. Matth. 8.11.
margenooto
Matth. 19.30. ende 20.16. Marc. 10.31.
margenoot23
Door de laetste worden verstaen de Heydenen die noch vremdt waren van het verbont Godts, ende door de eerste de Ioden: ende wort daer mede te kennen gegeven dat de Heydenen sullen vele Ioden voor getrocken worden. Rom. 11.vers 17.
margenoot24
N. uyt Galileen, daer Herodes Vier-vorst was. Luc. 3.1. ende 23.7.
margenoot25
Dese waerschouwinge geschiet van haer, niet uyt liefde tot Christum, maer om datse hem geerne quijt hadden geweest. Siet diergelijcke waerschouwinghe, Amos 7.13. Neh. 6.10, 11.
margenoot26
Soo noemt hy hem van wegen sijne listicheyt ende schalckheyt.
margenoot27
Gr. volbrenge genesingen.
margenoot28
D. noch eenen kleynen tijdt. Siet Ose. 6.2.
margenoot29
D. na het voleynden van mijn leer-ampt in dien korten tijdt.
margenoot30
Ofte, worde volmaeckt, ofte, geheylight, ofte, opgeoffert. Ioan. 17.4. ende 19.30. Siet van de beteeckenisse van dit woort breeder Hebr. 2.10. ende 5.9.
margenoot31
D. Ick moet noch eenen kleynen tijdt hier ende daer wandelen, om mijn ampt voorts te bedienen: Ende daer na sal ick na Ierusalem gaen, om van u lieden selve daer gedoodt te worden.
margenoot32
D. nauwelijcks, ofte zeer selden.
margenootp
Matth. 23.37.
margenoot33
Siet hier van de verklaringe Matth. 23.37.
margenootq
Psal. 17.8. ende 91.4.
margenoot34
Gr. Broedsel, ofte, nest-kieckens.
margenootr
Psal. 69.26. Ies. 1.7. Ier. 7.33. Mich. 3.vers 12. Matth. 23.38. Actor. 1.20
margenoot35
D. de tempel ende stadt.
margenoot36
Dit is korts daer na eenichsins vervult. Siet Luc. 19.38. ende sal volkomelijck volbracht worden ten uytersten dage.
margenoots
Psal. 118. 26.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken