Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

1 Paulus gebiedt datmen bidde voor alle menschen, maer insonderheyt voor Coningen ende andere Overheden. 3 alsoo ’tselve Godt aengenaem is, ende Christus een middelaer is van alle. 8 Beveelt den mannen dat’se heylige handen opheffen in alle plaetsen. 9 maer den vrouwen dat’se in een sedigh gewaet, ende in alle stilte haer laten leeren. 12 sonder in’t publijck andere te mogen leeren, ofte over den man te heerschen. 13 overmits Adam eerst is geschapen, ende de vrouwe eerst is verleydt. 15 Betuyght nochtans dat sy sal salich worden door het geloove in het kinderbaren.

1

ICK vermane dan voor alle dingen, Ga naar margenoot1 dat gedaen worden Ga naar margenoot2 smeeckingen, gebeden, voorbiddingen, danck-seggingen Ga naar margenoot3 voor alle menschen:

2

Ga naar margenoota Voor Coningen, ende alle die in hoocheyt zijn: Ga naar margenoot4 op dat wy een gerust ende

[Folio 123r]
[fol. 123r]

stil leven leyden mogen in alle Ga naar margenoot5 Godtsalicheyt, ende eerbaerheyt.

3

Want Ga naar margenoot6 dat is goet ende aengenaem voor Godt onsen Salichmaker,

4

Ga naar margenootb Welcke wil dat Ga naar margenoot7 alle menschen salich worden, ende tot Ga naar margenoot8 kennisse der waerheyt comen.

5

Ga naar margenootc Want daer is Ga naar margenoot9 een Godt, daer is oock Ga naar margenootd een middelaer Godes ende der menschen, Ga naar margenoot10 de mensche Christus Iesus:

6

Ga naar margenoote Die hem selven gegeven heeft Ga naar margenoot11 [tot] een ransoen Ga naar margenoot12 voor allen, [zijnde] Ga naar margenoot13 het getuygenisse Ga naar margenoot14 tot sijner tijdt:

7

Ga naar margenoot15 Waer toe ick Ga naar margenootf gestelt ben Ga naar margenoot16 een Prediker ende Apostel, ( Ga naar margenootg ick segge de waerheyt Ga naar margenoot17 in Christo, ick en liege niet) een leeraer der Heydenen, in geloove ende waerheyt.

8

Ick wil dan dat de mannen Ga naar margenooth bidden Ga naar margenoot18 in alle plaetsen, Ga naar margenooti opheffende Ga naar margenoot19 heylige handen sonder Ga naar margenoot20 toorn ende twistinge.

9

Ga naar margenootk Desgelijcks oock dat Ga naar margenoot21 de vrouwen in Ga naar margenoot22 een eerbaer gewaet, met schaemte ende maticheyt haer selven vercieren, niet in Ga naar margenoot23 vlechtingen [des hayrs], ofte goudt, ofte peerlen, ofte kostelicke kleedinge:

10

Maer (’t welck den vrouwen betaemt Ga naar margenoot24 die de Godtvruchticheyt belijden) door goede wercken.

11

Een vrouwe late haer leeren in stilheyt, in alle onderdanicheyt.

12

Ga naar margenootl Doch ick en late de vrouwe niet toe Ga naar margenoot25 datse leere, Ga naar margenootm noch over den man heersche, maer [wil] dat’se in stilheyt zy.

13

Ga naar margenootn Want Adam is eerst gemaeckt, daer na Eva.

14

Ga naar margenooto Ende Adam en is Ga naar margenoot26 niet verleydt geworden: maer de vrouwe verleydt zijnde Ga naar margenoot27 is in overtredinge geweest.

15

Doch sy sal saligh worden Ga naar margenoot28 in kinderen te baren, Ga naar margenoot29 so sy blijft in het geloove, ende liefde, ende heylichmakinge, met maticheyt.

margenoot1
N. niet alleen in het bysonder, maer voornamelick in de vergaderingen der geloovigen, also de publijcke gebeden een deel zijn van de bedieninge der Leeraren. Siet Act. 6.4.
margenoot2
Hoe wel dese soorten van bidden somwijlen wat breeder worden genomen, soo konnen nochtans de selve hier bequamelick worden onderscheyden. Namel. dat smeeckingen zijn verbiddingen van allerley straffen ende swarigheden: gebeden, begeerten van Godts hulpe ende dan allerley segen: Voorbiddinghen, ghebeden ofte oock klachten, die wy by Godt doen voor andere: danckseggingen, die geschieden over de weldaden Godts van ons ofte van andere ontfangen.
margenoot3
D. voor allerley menschen, van wat beroep ofte volck sy zijn, hooge ofte leege, gelijck dit woordt alle dickmael in Godts woordt voor allerley wordt ghenomen. Siet Matth. 4.23. Luc. 11.42. Ephes. 1.3. 1.Corinth. 10.25. Ende dat het woordt alle hier alsoo moet worden ghenomen, blijckt uyt Ioan. 17.9. 2.Timoth. 4.14. Galat. 5.12. 1.Ioan. 5.16. Apoc. 6.10. alwaer getuyght wort, dat wy voor alle ende yeder niet en moeten bidden, ja dat de geloovige oock tegen sommige hebben gebeden.
margenoota
Ierem. 29.7.
margenoot4
Dit nemen sommige als het eynde, ofte de oorsake, waer toe de Overheden in hoogheyt gestelt zijn. Namel. op dat my onder hare regeringe in ruste souden mogen leven, gelijck Paulus oock leert Rom. 13. versen 3, 4. Dan wordt van andere oock bequamelick genomen voor de sake, om welcke wy voor de Overheden moeten bidden, overmidts daer dickmael Overheden zijn, ghelijck ten tijden der Apostelen, die de Kercke Godts vervolghen, ende soecken te beletten, dat de leden der selve in Godtsalicheydt, ende ruste souden leven.
margenoot5
Dit gaet aen den Godtsdienst ofte de eerste tafel van de geboden Godts, gelijck het volgende woordt eerbaerheydt, ofte zedicheydt, op de gheboden van de tweede tafel, ende op de diensten die d’een den anderen schuldich is, sijn ooghmerck heeft. Want de rechte Overheden zijn bewaerders, ofte beschermers, van beyde de tafelen der thien gheboden.
margenoot6
N. te bidden voor alle menschen, gelijck de volghende verssen uytwijsen.
margenootb
Ezech. 18.23. 2.Petr. 3.9.
margenoot7
Dit woordt alle wordt hier oock ghenomen voor allerley, ghelijck blijckt uyt het voorgaende 2 vers, waer van dit vers een reden geeft: als oock uyt het woordt wil, want soo Godt wil dat alle menschen salich worden, soo sullen’se oock alle saligh worden, dewijle Godt doet al wat hy wil. Psal. 115.3. Rom. 9.19. Ephes. 1.11. Ende het selve wort oock bewesen uyt het gene den Apostel daer by voeght, dat Godt wil dat sy alle tot de kennisse der waerheyt komen, also de Schrift ghetuyght dat dit is een privilegie van Godts volck. Siet Psal. 147. versen 19, 20. Mat. 11.25. Ioan. 6.45. Ephes. cap. 2. vers 12, etc. Dat yemandt soude willen seggen, dat Godt sulcx wil, indien de menschen oock willen, dat is de salicheydt ten deele aen Godes wille, ten deele aen des menschen wille hangen, ’t welck strijdt met het gene den Apostel leert, Rom. 9.16, 23. ende 10.20. ende 11.35, 36. ende doorgaens elders.
margenoot8
N. in den Euangelio geopenbaert, gelijck de volgende versen mede-brengen.
margenootc
Ioan. 17.3. Rom. 3.30.
margenoot9
N. in getal; ofte een eenigh Godt, gelijck oock een Middelaer, dat is, een eenigh Middelaer. Siet Ioan. 14.6. Act. 4.12.
margenootd
Gal. 3.19. Hebr. 9.15.
margenoot10
Dit en seght Paulus niet om sijne Godtheyt van dit Middelaers-ampt uyt te sluyten, want hy is Godt geopenbaert in den vleesche, 1.Tim. 3.16. ende Godt heeft door sijn bloedt sijne Kercke verkregen, Act. 20.28. maer om aen te wijsen dat hy in sijne menschelicke natuere het ransoen voor ons heeft betaelt, ende dat hy als een mensche ons oock gelijck is, ende derhalven alle soorten van menschen door den geloove tot hem, ende tot sijne offerandere eenen vrymoedigen toeganck hebben. Siet Hebr. 2.10, etc.
margenoote
Matth. 20.28. Ephes. 1.7. Colos. 1.14.
margenoot11
D. voldoeninge voor de sonde.
margenoot12
N. die in hem gelooven. Siet Matth. 20.28. Ioan. 10.15. Rom. 3.25.
margenoot13
Ofte, om te zijn, dat getuyghenisse te sijner tijdt te openbaren. Ofte, geopenbaert. N. van Godts over-groote liefde tegen den mensche, gelijck Paulus spreeckt, Rom. 5.8. Ofte, de Salichmaker daer de Propheten van getuyght hebben, om te sijner tijdt geopenbaert te worden. 1.Petr. 1. versen 11, 12.
margenoot14
Gr. tot eygener tijden. Namel. van Godt daer toe bestemt, het welck den Apostel de volheydt des tijdts noemt, Galat. 4.4.
margenoot15
Ofte, tot welck, Namel. getuygenisse, waer van in het voorgaende vers is gesproken.
margenootf
Actor. 9.15. ende 13.2. ende 22.21. Gal. 1.16. ende 2.8. Ephes. 3.8. 2.Tim. 1.11.
margenoot16
Van de eygenschap van dit woort siet d’aenteeck. op Rom. 10.14.
margenootg
Rom. 1.9. ende 9.1.
margenoot17
D. door Christum, ofte by Christum, een wijse van eedt, gelijck Rom. 9.1.
margenooth
Ioan. 4.21.
margenoot18
D. niet alleen te huys, ende in het bysonder, maer oock in de vergaderingen der Gemeynte, waer die oock geschieden. Ende dit stelt Paulus hier by, om dat in het Oude Testament de gebeden aen den Tempel te Ierusalem meest gebonden waren, het welck ten tijden des Nieuwen Testaments in alle plaetsen sonder uytnemen geschieden mach, nae de voorsegginge Malac. 1.11. Ioan. 4.21. Siet oock Matth. 18.19, 20.
margenooti
Psal. 134.2.
margenoot19
D. die vry zijn van alle onrecht ende verdruckinge der onschuldige. Siet Psal. 26.6. Esai. 1.15, 16. ende worden oock de heylige handen gestelt tegen de wasschingen ende reynigingen, die inde wet der ceremonien gebruycklick waren. Siet Hebr. 9.10.
margenoot20
Door ’t eerste worden bequamelijck verstaen alle quade genegentheden des herten tegen den naesten, ende door het andere de twijfelinge ende disputeringe des gemoets, ofte murmureringe des ongeloofs tegen Godts beloften: welcke beyde gebreken uyt onse ghebeden moeten geweert zijn. Siet Matth. 5.22, 23, 24. Iacob. 1.6, 7, 8.
margenootk
Tit. 2.3. 1.Petr. 3.3.
margenoot21
N. soo allesins, als insonderheydt wanneer sy in de openbare vergaderingen verschijnen: want daer van spreeckt hy hier voornemelick, gelijck uyt het volgende blijckt, overmits vele van het vrouwelick geslachte haer selven gewent zijn meest op te proncken, als sy in sulcke vergaderingen moeten verschijnen.
margenoot22
Ofte, een cierlick gewaet, waer door niet alleenlick de kleedinge, maer oock alle andere vercieringe wort verstaen, die den Apostel wil dat noch slordich ende onachtsaem, noch oock opgepronckt ende kostelick en zy, maer eerbaer ende wel-voegende elck nae haer beroep. Siet oock de eygenschap van het selve woort hier nae cap. 3.2.
margenoot23
Niet allerley vlechtinge des hayrs, noch aendoen van goudt ofte peerlen, en worden hier verboden, gelijck te sien is Genes. 24. versen 22, 53. Exod. 35.22. Prov. 31.22. Luc. 15.22. maer die strecken tot hooverdye, lichtveerdigheyt, onmaticheyt, ofte ergerlicke op-pronckingen van de lichamen der vrouwen tegen ofte boven haren staet ende beroep. Siet Iesai. 3.16, etc. 1.Petr. 3.3, etc.
margenoot24
D. belijdenisse doen van de ware Godtsdienstigheyt. Ofte, belofte doen van Godtsalichlick ende Christelick te leven.
margenootl
1.Cor. 14.34.
margenoot25
Namel. andere, inde openbare Vergaderingen, gelijck Paulus uytdruckt. 1.Corinth. 14.34. Andersins mogen oock de vrouwen hare kinderen te huys onderwijsen, gelijck de moeder Salomons doet. Prov. 31.1. ja selfs oock wel andere, wanneer de noodt ofte stichtinge sulcx voordert. Siet 1.Sam. 25.24. Actor. 18.26, etc.
margenootm
Genes. 3.16. Ephes. 5.24.
margenootn
Genes. 1.27. ende 2.22.
margenooto
Genes. 3.6.
margenoot26
N. eerst, ende van den Satan selve.
margenoot27
N. niet alleen voor haer selven, maer oock voor haren man, dien sy tot de sonde ende overtredinge heeft gebracht.
margenoot28
Alsoo wort het Griecx woort dia oock voor in genomen, Rom. 4.11. ende elders. De sin is, dat hoewel het kinder-baren met smerte, den vrouwen tot een straffe is opgeleght, ’t selve nochtans hare saligheyt niet sal hinderen, soo sy blijven in het geloove, etc.
margenoot29
Gr. soo sy blijven. N. de vrouwen. d’Apostel spreeckt hier alsoo in ’t getal van vele: om te toonen dat dese troost alle gheloovige vrouwen toekomt: het welck sommighe wel op de kinderen passen: maer alsoo de Ouders niet en sullen dragen de schult harer kinderen, wanneer sy door haer eyghen schult verloren gaen. Ezech. 18. versen 3, 4. soo wordt het noodtsakelick van de vrouwen verstaen, ende is hier in het getal van een uytgedruckt, om dese twijfelachtigheyt wech te nemen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken