Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

1 Den Apostel gaet voort tot de ampten Christi, insonderheyt sijn Prophetisch ende Priesterlick ampt, tusschen beyden oock sprekende van sijn Conincklick ampt: ende begint van sijn Prophetisch ampt, leerende dat sy sijn woort moeten gehoorsaem zijn. 2 Vergelijckt Christum met Mose, ende verklaert dat hy so veel grooter dan Moses is, als de bouwer des huys meerder is dan het huys. 5 ende als de sone des huys meerder is als de dienaer. 7 Versterckt sijne vermaninge met een gelijcke vermaninge Davids tot den Israeliten uyt den 95 Psalm. 12 ende waerschouwt de Hebreen, dat sy hare herten oock niet en verharden. 14 maer in het geloove stantvastich blijven. 15 Leght de aengetogene plaetse des Psalms uyt, ende past ’se op de Hebreen. 17 ende waerschouwt de selve, dat sy ’t exempel harer ongehoorsaemheyt niet en volgen, so sy der selver straffe niet en willen deelachtich zijn.

1

Ga naar margenoot1 HIerom, heylige broeders, die Ga naar margenoot2 der hemelsche roepinge deelachtich zijt, Ga naar margenoot3 aenmerckt den Ga naar margenoot4 Apostel ende Ga naar margenoota Ga naar margenoot5 Hoogen-priester Ga naar margenoot6 onser belijdenisse Christum Iesum:

2

Die getrouw is den genen Ga naar margenoot7 die hem gestelt heeft, Ga naar margenootb gelijck oock Moses in geheel Ga naar margenoot8 sijn huys was:

3

Want Ga naar margenoot9 dese is so veel meerder heerlickheyt weerdich geacht dan Moses, als de gene die het huys Ga naar margenoot10 gebouwt heeft meerder eere heeft Ga naar margenoot11 als het huys.

4

Want een yeder huys wordt van yemandt ghebouwt: Ga naar margenootc maer Ga naar margenoot12 die dit al-

[Folio 131v]
[fol. 131v]

les gebouwt heeft, Ga naar margenoot13 is Godt.

5

Ende Moses is wel getrouw geweest in geheel sijn huys, als een dienaer, Ga naar margenootd Ga naar margenoot14 tot getuyginge der dingen die [daer na] gesproken souden worden:

6

Maer Christus Ga naar margenoot15 als de Sone over sijn eygen huys: Ga naar margenoote wiens Ga naar margenoot16 huys wy zijn, Ga naar margenootf indien wy maer Ga naar margenoot17 de vrymoedicheyt, ende Ga naar margenoot18 den roem der hope tot den eynde toe vast behouden.

7

Daerom gelijck Ga naar margenoot19 de heylige Geest seght, Ga naar margenootg Heden indien ghy Ga naar margenoot20 sijne stemme Ga naar margenoot21 hooret,

8

So en Ga naar margenoot22 verhadt uwe herten niet, Ga naar margenooth gelijck [het geschiet is] Ga naar margenoot23 in de verbitteringe, Ga naar margenoot24 ten dage der versoeckinge, in de woestijne:

9

Alwaer my uwe Vaders Ga naar margenoot25 versocht hebben: sy hebben Ga naar margenoot26 my beproeft, ende hebben mijne wercken gesien veertigh jaren lanck.

10

Daerom was ick vertoornt over dat geslachte, ende sprack, Altijt Ga naar margenoot27 dwalen sy met het herte, ende sy en hebben Ga naar margenoot28 mijne wegen Ga naar margenoot29 niet gekent.

11

Ga naar margenooti So hebbe ick dan gesworen in mijnen toorne, Ga naar margenoot30 Indien sy Ga naar margenoot31 in mijne ruste sullen ingaen.

12

Siet toe, Ga naar margenoot32 broeders, dat niet t’eeniger tijdt in yemandt van u en zy Ga naar margenoot33 een boos ongeloovigh herte, om af te wijcken van den levenden Godt:

13

Maer vermaent Ga naar margenoot34 malkanderen alle dage, Ga naar margenoot35 soo lange als het Heden genaemt wort: op dat niet yemant uyt u verhardt en worde door de verleydinghe der sonde.

14

Want wy zijn Ga naar margenoot36 Christi deelachtigh geworden, so wy anders het beginsel Ga naar margenoot37 deses vasten grondts tot den eynde toe vast behouden:

15

Ga naar margenoot38 Terwijle daer geseght wort, Ga naar margenootk Heden indien ghy sijne stemme hooret, so en verhardt uwe herten niet, gelijck in de verbitteringe [geschiet is].

16

Want sommige als sy die gehoort hadden, hebben [hem] verbittert, Ga naar margenoot39 doch niet alle die uyt Egypten door Mosem uytgegaen zijn.

17

Over welcke nu is hy vertoornt geweest veertigh jaren? Was het niet over de gene Ga naar margenoot40 die gesondight hadden, Ga naar margenootl welcker Ga naar margenoot41 lichamen gevallen zijn in de woestijne?

18

Ga naar margenootm Ende welcken heeft hy gesworen, dat sy in sijne ruste niet en souden ingaen, anders dan den genen die ongehoorsaem geweest waren?

19

Ende wy sien dat sy niet en hebben connen ingaen Ga naar margenoot42 van wegen [hare] ongeloove.

margenoot1
Namel. dewijle wy verstaen hebben, dat Christus waerachtich Godt is, ende eener natuere met ons deelachtich is geworden, gelijck in de twee voorgaende cap. is bewesen.
margenoot2
D. die uyt den hemel is. Phil. 3.14. ende ons tot hemelsche dingen vermaent. 2.Thessal. 2. vers 14. Ende alsoo onderscheyt hy de geloovige Ioden van de ongeloovige ende hardneckige.
margenoot3
Namel. alsoo dat ghy hem gehoorsaem blijft. Het Gr. woort beteeckent een aenmerckinge met grooten aendacht.
margenoot4
Dat is, gesante des Vaders, om ons den raedt Godts van onse salicheydt te openbaren. Siet Ioan. 20.21.
margenoota
Hebr. 4.14. ende 6.20. ende 8.1. ende 9.11.
margenoot5
Namel. om ons met Godt te versoenen: van welck ampt hy breeder sal handelen in het vijfde ende volgende capit.
margenoot6
Dat is, der Euangelische leere, daer van wy belijdenisse doen.
margenoot7
Gr. die hem gemaeckt heeft. Namel. tot een Apostel, Propheet, ende Hoogen-priester. Siet 1.Sam. 12.6. Actor. 2.36.
margenootb
Num. 12.7.
margenoot8
D. sijne Gemeynte, die het huys Godts genaemt wordt, om dat hy in de selve door sijn woordt, genade, ende Geest woont. Siet Matth. 18.20. 1.Timoth. 3.15.
margenoot9
Namel. Christus, de Apostel ende Hooge-priester onser belijdenisse.
margenoot10
Ofte, toegerust, toebereyt.
margenoot11
Namel. dat door hem gebouwt is. Namel. sijne Gemeynte, waer van Moses een lidtmaet is.
margenootc
1.Corinth. 5.17. Ephes. 2.10.
margenoot12
D. te wege gebracht heeft, wat tot den welstant sijner Gemeynte behoort.
margenoot13
Waer uyt dan noodwendelick volgt dat Christus oock dese ware Godt is, die dit alles heeft gebouwt, gelijck hy in het derde vers hadde getuyght.
margenootd
Deut. 18.15, 18.
margenoot14
Ofte, tot getuygenisse. Dit seght den Apostel van de voorseggingen ende ceremonien des Ouden Testaments, die van Mose ende de Propheten zijn voorghestelt, ende daer nae door Christum ende de Apostelen naerder ende breeder souden verklaert worden, gelijck Moses selve getuyght Deut. 18. vers 15.
margenoot15
D. als de eygene Sone ende erfgenaem, want anders was oock Moses een sone Godts door den geloove.
margenoote
1.Cor. 3.16. ende 6.19. 2.Corinth. 6.16. 1.Petr. 2.5.
margenoot16
D. Gemeynte, ofte huysgenooten: gelijck vers 2.
margenootf
Rom. 5.2.
margenoot17
Dat is, het geloove, ofte vertrouwen op Christum, waer door wy eenen vrymoedighen toeganck hebben tot Godt, als tot onsen Vader. Siet hier nae cap. 10.22. ende Rom. cap. 8.15, etc.
margenoot18
D. de hope waer door wy van Godts gunste ende onse toekomende heerlickheyt durven roemen. Rom. 5. versen 2, 3.
margenoot19
Namelick, door den mont des Propheten Davids, gelijck daer bygevoeght wordt Actor. cap. 1. vers 16. Siet oock 2.Sam. 23.2. ende 2.Petr. 1.21.
margenootg
Psal. 95.7. Hebr. 4.7.
margenoot20
N. Godts, ofte des Messie stemme, daer door Godt oock tot haer soude spreken. Hebr. 1.1.
margenoot21
Ofte, sult hooren. Waer mede de Propheet aenwijst dat hy dit niet alleen en verstaet van sijne stemme die doe sprack, maer noch van een ander stemme, N. des Messie, die daer nae noch tot haer soude spreken.
margenoot22
De menschen worden geseght hare herten te verherden, wanneer sy de stemme des Heeren niet ter herten en nemen, ofte tot hare herten en laten ingaen, om die te gelooven ende te gehoorsamen. Siet Zach. 7.11, etc.
margenooth
Exo. 17.2.
margenoot23
D. inden tijt der verbitteringe, wanneer de Israeliten Godt door hare wederspannigheyt vertoornden ofte verbitterden, het welck meermaels in de woestijne is geschiet den tijt van veertigh jaren, maer insonderheyt Exod. 17.7. Num. 20.13.
margenoot24
D. ten tijde der versoeckinge, wanneer sy my in de woestijne versochten. Ende stelt haer de Apostel dit exempel voor, om dat sy altijt op hare voor-ouders roemden.
margenoot25
De mensche wordt gheseght Godt te versoecken, wanneer hy Godts beloften ofte macht moetwillighlick in twijfel treckt, ofte de ordinarise middelen van Godts regeringe veracht, ende extra-ordinarise versoeckt, gelijck de Israeliten hier deden, ende de Phariseen Christum versoecken, Matth. 16.1.
margenoot26
Sommige nemen dit voor een verklaringe van het voorgaende woordt versoecken, doch wordt van andere wel soo bequamelick in het goede genomen voor genoechsame preuve ofte ervarentheydt hebben van Godts macht ende goeden wille in het verlossen van haer, ende spijsen van haer, alle dien voorgaenden tijt, gelijck de volgende woorden desen sin oock mede-brengen.
margenoot27
Dat is, keeren haer als dwalende menschen van my af, ende van de gehoorsaemheydt diese my schuldigh zijn.
margenoot28
D. mijne geboden die ick haer gegeven hebbe, ende mijne weldaden die ick haer gedaen hebbe.
margenoot29
D. niet ter herten genomen: ofte, in hare kennisse die niet gesocht te houden, om die behoorlick te erkennen ende waer te nemen.
margenooti
Num. 14.21. Deuter. 1.34.
margenoot30
Een wijse van eetsweren by den Hebreen gebruycklick. Siet Marc. 8.12. dat is, dat sy niet en sullen ingaen.
margenoot31
Soo wordt hier genaemt het landt Canaan, om dat het geweest is een eynde van de dwalingen der Israeliten in de woestijne: ende wordt alhier met eenen voorgestelt als een voorbeelt van de toekomende ruste na dit leven, in het eeuwige leven, gelijck Paulus in het volgende cap. naerder sal verklaren.
margenoot32
Alsoo noemt hy hier de Hebreen, die belijdenisse van Christo deden, ende vermaent haer nu elck in het bysonder toe te sien, dat sy den meerderen hoop der hartneckige Ioden niet en souden volgen, gelijck vele van hare vaders in de woestijne gedaen hadden, ende daer over uyt de ruste des lants Canaan waren uytgesloten.
margenoot33
Gr. een boos herte des ongeloofs. dat is, dat onder den schijn van een Christen te zijn, evenwel ongeloovigh is, ende volgens dien lichtelick tot afwijckinge van sijne belijdenisse te brengen. Siet Matth. 13.20, 21.
margenoot34
Namel. tot stantvastigheyt ende toenemen in het geloove. Het kan oock over-geset worden vermaent u selven. doch de volgende woorden, op dat niet yemant van u, schijnen de eerste oversettinge te vereyschen, gelijck dit Griecx woordt heautous oock genomen wort Ephes. 4.32. Coloss. 3.16. 1.Thess. 5.13.
margenoot35
D. soo lange als de Heere u tijdt ende gelegentheydt daer toe geeft, ende u daer toe roept, welcke roepinge wy moeten waernemen. Want andersins sendt de Heere dickwils door sijne rechtveerdigheydt eene kracht der dwalinghe over de menschen, die den Euangelio niet gehoorsaem en zijn, tot een straffe van hare ondanckbaerheydt. Siet 2.Thess. 2. versen 11, 12.
margenoot36
Ofte, Christi mede-genooten. N. in sijne hemelsche erve. Rom. 8.17. 1.Petr. 1. versen 3, 4.
margenoot37
Gr. hypostaseos, dat is, selfstendicheydts: alsoo noemt hy het geloove ende vast vertrouwen op Christum, om dat het selve ons Godts beloften bevestight ende in ons doet bestaen. Diergelijcke beteeckeninge van dit woordt, siet 2.Corinth. 9.4. ende 11.17. ende hier nae capit. 11.1. hoe wel het selve woordt hier voren capit. 1.3. in een ander beteeckenisse wordt genomen.
margenoot38
Ofte, soo lange. Namel. oock tot u door den Geest Christi, ende sijne Gesanten geseght wordt, gelijck het eertijdts geseght is door Mosem tot uwe Vaders.
margenootk
Hebr. 3.7.
margenoot39
N. gelijck Iosue, Caleb, vele Leviten ende andere: ’t welck den Apostel daer by voeght, om te toonen dat Godt altijt oock sijn overblijfsel onder het volck heeft behouden, ende derhalven onder haer oock behouden sal, niet teghenstaende de verhardinge van vele.
margenoot40
D. tegen Godt gemurmureert hadden, ende van hem afvalligh geworden waren.
margenootl
Num. 14.36. Psal. 106.26. 1.Corinth. 10.10. Iud. vers 5.
margenoot41
Gr. leden. Niet dat alle die in de woestijne gestorven zijn, noodsakelick uyt den hemel oock zijn gesloten: want oock Aaron ende Moses zijn aldaer gestorven: Maer die sonder berouw ende beteringe, nae dat sy Godt versocht hadden, daer in zijn gestorven, waer van het uytsluyten uyt het beloofde landt maer een voorbeeldt en was.
margenootm
Deut. 1.34.
margenoot42
D. om dat sy niet en betrouwden op Godts beloften, maer teghen hem murmureerden sonder berouw.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken