Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxiij. Capittel.

Sara sterft, ende wordt van Abraham beweent, vers 1. Abraham koopt solemnelick den acker Ephrons des Hethiters, met de speloncke Machpela, tot eene erf-begraefnisse, 3. Ende begraeft aldaer sijne huys vrouwe Sara, 19.

1

ENde het leven van Sara was hondert, ende seven en twintigh jaer: dit waren de jaren des levens van Sara.

2

Ende Sara sterf te Ga naar margenoot1 Kiriath Arba, dese is Ga naar margenoot2 Hebron, in het landt Canaan: ende Abraham Ga naar margenoot3 quam om Sara Ga naar margenoot4 te beklaghen, ende haer te beweenen.

[Folio 11r\Abraham. Ephron.]
[fol. 11r\Abraham. Ephron.]

3

Daer na stondt Abraham Ga naar margenoot5 op van het aengesichte sijns dooden: ende hy sprack tot de Ga naar margenoot6 sonen Heths, seggende;

4

Ick ben een vreemdelingh ende inwoonder by u; Ga naar margenoota geeft my eene erf-begraefnisse by u: Ga naar margenoot7 op dat ick mijnen dooden van voor mijn aengesichte begrave.

5

Ende de sonen Heths antwoordden Abraham, hem seggende:

6

Hoort ons, mijn heere; Ghy zijt Ga naar margenoot8 een Vorst Godts in ’t midden van ons; begraeft uwen dooden in de Ga naar margenoot9 keure onser graven; niemandt van ons sal sijn graf voor u weeren, dat ghy uwen dooden niet en soudt begraven.

7

Doe stondt Abraham op, ende boogh sich neder voor het volck des landts, voor de sonen Heths.

8

Ende hy sprack met hen, segghende; Ga naar margenoot10 Is’t met uwen wille, dat ick mijnen dooden begrave van voor mijn aengesichte? soo hooret my, ende spreeckt voor my by Ephron den sone Ga naar margenoot11 Zohars,

9

Dat hy my gheve de speloncke Ga naar margenoot12 Machpela, die hy heeft, die in het eynde van sijnen acker is, dat hy’se my om het Ga naar margenoot13 volle geldt geve, tot eene erf-begraefnisse in het midden van u.

10

Ga naar margenoot14 Ephron nu satt in’t midden der sonen Hets: ende Ephron de Hethiter antwoordde Abraham, voor de ooren der sonen Hets, aller der gener die ter poorte Ga naar margenoot15 sijner stadt Ga naar margenoot16 in gingen, seggende;

11

Neen, mijn heere, hoort my: den acker geve ick u, oock de speloncke die daer in is, die geve ick u: voor de oogen der sonen mijnes volcks geve ick u die; begraeft uwen dooden.

12

Doe boogh sich Abraham neder voor het aengesichte van het volck des landts.

13

Ende hy sprack tot Ephron voor de ooren van ’t volck des lants, seggende; Trouwens, Ga naar margenoot17 zijt ghy’t? Lieve hoort my: Ga naar margenoot18 Ick sal het geldt des ackers geven, neemt het van my; so sal ick mijnen dooden aldaer begraven.

14

Ende Ephron antwoordde Abraham, seggende tot hem:

15

Mijn heere, hoort my: een landt van vier honderdt Ga naar margenoot19 sikelen silvers; wat is dat tusschen my, ende tusschen u? begraeft slechs uwen dooden.

16

Ende Ga naar margenootb Abraham luysterde na Ephron; ende Abraham Ga naar margenoot20 woegh Ephron het geldt daer hy van gesproken hadde voor de ooren der sonen Hets, vier hondert sikelen silvers, onder den koopman ganghbaer.

17

Ga naar margenootc Alsoo werdt Ephrons acker, die in Machpela was, die teghen over Mamre [lagh,] de acker ende de speloncke die daer in was, ende al het geboomte dat op den acker [stondt] dat rontom in sijne gantsche lantpale was, Ga naar margenoot21 gevestight,

18

Aen Abraham tot eene besittinghe, voor de oogen der sonen Hets, by alle die tot Ga naar margenoot22 sijner stadt-poorte in gingen.

19

Ende daer na begroef Abraham sijne huysvrouwe Sarah in de speloncke des ackers van Machpela, Ga naar margenoot23 tegen over Mamre, welcke is Ga naar margenoot24 Hebron, in Ga naar margenoot25 het landt Canaan.

20

Also wert dien acker, ende de speloncke die daer in was, aen Abraham gevestight tot eene erf-begraefnisse van de sonen Hets. [kolom]

margenoot1
And. in de stadt Arba. sommige houden desen name gekomen te zijn van eenen Reuse, bouwer deser stadt. siet Ios. 14. vers 15. ende 15.13.
margenoot2
Eene stadt die daer na in de stamme Iuda geweest is, gelegen by het eycken-veldt Mamre, alwaer Abraham lange tijdt gewoont heeft. Siet voorder bov. 13. op ’t vers 18.
margenoot3
T.w. in de tente sijner vrouwe. Siet bov. 18.6, 9.
margenoot4
Dit gebruyck is by den Vromen van oudts af geweest, om hare droeffenisse te verklaren in het gemeene over de elende aller menschen, ende in het bysonder over het tijdelick verlies van hare vrienden, ofte eenige uytnemende persoonen. siet hier van ond. 50.3. Deut. 34.8. 1.Sam. 25.1. 2.Sam. 3.32. Actor. 9.39. etc. Welck gebruyck superstitieuselick van de ongeloovige nagebotst is geweest. Siet Marc. 5.38, 39, etc.
margenoot5
Als een geloovigh Patriarch sijne droefenisse ende rouwe over Sara matigende, ende willende haer nu eene eerlicke begraeffenisse in eenen vremden lande besorgen.
margenoot6
And. kinderen, also oock versen 5, 7, 10, 11, 16, 18, 20. D. tot de Regenten ofte voorneemste der Hethiten, die Canaaniten waren, af komstigh van Heth Chams kindts kindt. Siet bov. 10.15.
margenoota
Actor. 7.5.
margenoot7
De begraeffenisse der doode lichamen is van ouden tijden af by de menschen ghebruyckelick gheweest, ghelijck hier blijckt, ende uyt het volgende vers, om dat de nature leert, datmen het eene deel des redelicken menschen niet en behoort wech te werpen tot onteeringe ende schendinge: ende de Religie ons vermaent het selve te bewaren, ende op te sluyten teghen den dagh van de opstandinge uyt de dooden. siet ond. 50.5, 6. Num. 33.4. Deut. c. 21. vers 23. Iob 5. vers 26.
margenoot8
D. met welcken Godt is, als bov. 21. vers 22. of, een Prince Godts, D. een voortreffelick Heere, ende Vorst. siet bov. c. 13. op ’t vers 10.
margenoot9
D. in de beste uytghelesenste graven, vergel. Ier. 22.7.
margenoot10
Hebr. Ist met uwe ziele, ofte, soo het is met uwe ziele. Het woort ziele, beteeckent dickwils wille, beliefte, goet-vinden, als Deuter. 21.14. 1.Reg. cap. 19. vers 3. 2.Reg. cap. 9. vers 15. Ps. 27.12. ende 41. vers 3. ende 105.22.
margenoot11
Hebr. Tsochar, een Hethiter, ende is te onderscheyden van eenen Zohar, die de soon Simeons was, ond. 46.10.
margenoot12
De eygene naem deses ackers, als blijckt versen 17, 19.
margenoot13
Ten aensien van den prijs des ackers, ende van ’t gewichte des geldts.
margenoot14
Hy en was niet alleen een burger onder de Hethiten, maer een der voorneemste onder hen, sittende in de vergaderinghe voor dewelcke Abraham verscheen. Soo wordt het woort sitten ghenomen voor den staet der publijcke Raden ofte Regeerders des volcks. als Psal. 119.23.
margenoot15
Of, daer hy geboren was. als Luc. 2. versen 3, 4. of, daer hy woonde, als ond. 24. vers 10. Matth. c. 9. vers 1.
margenoot16
D. die burgeren, ofte inwoonderen der stadt waren. Alsoo ond. vers 18. Vergel. Cap. 34. vers 24.
margenoot17
And. maer (of, lieve) so ghy’t zijt, etc. T.w. die man daer ick van spreke? N. Ephron. Het schijnt dat Abraham hem kende van name maer niet van aenghesichte, ende dat Abraham niet geweten en heeft dat Ephron daer sat.
margenoot18
Hebr. ick hebbe gegeven, D. ick ben veerdigh om te geven.
margenoot19
Sikel was een soorte van munte, hebbende haren name van wegen; ende is tweederley geweest, de Gemeene, wegende ontrent als een oort, ofte ’t vierde deel eenes rijcxdaelders; ende de Heylige, bedragende noch eens soo veel. siet bov. 20.16. alwaer van den silverlingh (die van eenen prijs was) gesproken is. so bedroegh dese somma weynigh meer als 100 rijcxdaelders, zijnde hier van den gemeynen ofte burgerlicken sikel gesproken.
margenootb
Ond. 50.13.
margenoot20
Eertijts woeghmen malkanderen het gelt toe, in’t koopen ende verkoopen, gelijckmen het nu malkanderen toe telt.
margenootc
Actor. 7.16.
margenoot21
Hebr. stondt, ofte, stondt op, D. quam ende verbleef aen Abraham. Als oock onder vers 20.
margenoot22
Siet boven op het vers 10.
margenoot23
Hebr. tegen ’t aengesichte Mamre.
margenoot24
Siet bov. op ’t vers 2.
margenoot25
’t Welck wel Abraham ende sijnen zade van Godt gegeven was, om tot sijner tijt erffelick te besitten: maer also hy voor als noch een vreemdelingh daer in was, heeft hy (gelijck oock andere geloovige voorvaders) begeert daer in begraven te worden, tot een teecken, dat sy geloofden de beloftenisse Godts van dit landt te sullen besitten, het welck hen een pandt was van het Hemelsche Canaan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken