Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xj. Capittel.

Godt beveelt de Israëliten goudene ende silveren vaten van hare naburen te eyschen, vers 1, etc. Mose dreyght Pharao met de doot van alle eerstgeborene, 4. Ende voorseyt dat het by de Israëliten alles stille ende in vrede soude zijn, 7. Pharaos herte blijft verhart, 9.

1

WAnt de HEERE Ga naar margenoot1 hadde tot Mose gesproken, Ick sal Ga naar margenoot2 noch eene plage over Pharao, ende over Egypten brengen, daer na sal hy u-lieden van hier trecken laten: als hy [u] geheelick sal trecken laten, soo sal hy u Ga naar margenoot3 haestelick van hier uyt drijven.

2

Spreeckt nu voor de ooren des Ga naar margenoot4 volcks: [Ga naar margenoota] dat Ga naar margenoot5 yeder man van Ga naar margenoot6 sijnen naesten, ende yeder vrouwe van hare naeste, silveren vaten, ende goudene vaten Ga naar margenoot7 eysche.

3

Ende de HEERE Ga naar margenootb gaf den volcke Ga naar margenoot8 genade, in de oogen der Egyptenaren: Ga naar margenoot9 oock was de man Mose Ga naar margenoot10 seer groot in

[Folio 30v\Plagen van Egypten.Paeschlam.]
[fol. 30v\Plagen van Egypten.Paeschlam.]

Egyptenlant voor de oogen van Pharaos knechten, ende voor de oogen Ga naar margenoot11 des volcks.

4

Voorder Ga naar margenoot12 seyde Mose, Soo Ga naar margenoot13 heeft de HEERE geseyt: Omtrent middernacht Ga naar margenootc sal ick uyt gaen door het midden van Egypten,

5

Ende Ga naar margenootd alle Ga naar margenoot14 eerstgeborene in Egyptenlant sullen sterven, van Pharaos eerstgeborenen af, Ga naar margenoot15 die op sijnen throon sitten soude, tot den eerstgeborenen der dienstmaeght, die Ga naar margenoot16 achter den meulen is: ende alle eerstgeborene des vees.

6

Ende daer sal Ga naar margenoot17 een groot geschrey zijn in den gantschen Egyptenlande, des gelijcke noyt geweest en is, ende des gelijcke niet meer wesen en sal.

7

Maer by alle kinderen Israëls en Ga naar margenoot18 sal niet eenen hont sijn tonge verroeren, van Ga naar margenoot19 de menschen af, tot de beesten toe, op dat ghylieden wetet, dat de HEERE tusschen de Egyptenaren, ende tusschen de Israëliten een afsonderinge maeckt.

8

Ga naar margenoote Dan sullen alle dese uwe knechten Ga naar margenoot20 tot my af komen, ende haer voor my neygen, seggende, Treckt uyt, ghy, en al het volck dat uwe Ga naar margenoot21 voetstappen volght, ende daer na sal Ga naar margenoot22 ick uyt gaen: ende hy gingh uyt van Pharao Ga naar margenoot23 in hitte des toorns.

9

De HEERE dan Ga naar margenoot24 hadde tot Mose gesproken, Pharao en sal na u-lieden niet hooren, op dat Ga naar margenoot25 mijne wonderen in Egyptenlande vermenighvuldight worden.

10

Ende Mose ende Aaron hebben alle dese wonderen gedaen voor Pharaos aengesichte: Ga naar margenootf doch de HEERE verharde Pharaos herte, dat hy de kinderen Israëls uyt sijnen lande Ga naar margenoot26 niet trecken en liet.

margenoot1
Eer Pharao met dreygementen Mose van hem gedreven hadde, Exod. 10.28. Dit is de oorsake, waerom Mose soo vrymoedelick Pharao hadde aengesproken, c. 10. vers 29.
margenoot2
Siet van dese plage ond. versen 4, 5.
margenoot3
Hebr. uytstootende uytstooten. Siet de vervullinge Exo. 12. versen 31, 32, 33.
margenoot4
T.w. der Israëliten.
margenoota
Exod. 3.22. ende 12.35.
margenoot5
Siet Exod. 3.22.
margenoot6
T.w. van sijne Egyptische naesten.
margenoot7
D. leene.
margenootb
Exod. 12.36.
margenoot8
D. gunste. siet van dese maniere van spreken Gen. 39.21.
margenoot9
Dit was de oorsake waerom Pharao Mose niet en dorst aentasten, vreesende eenen oploop onder het volck.
margenoot10
D. in seer grooten aensien.
margenoot11
Verst. des Egyptischen volcks.
margenoot12
T.w. tot Pharao, eer hy van hem scheydde, vers 8. want dit is het vervolgh van Mose woorden, Cap. 10. vers 29.
margenoot13
T.w. doe hy my laetst tot u gesonden heeft.
margenootc
Exod. 12.29.
margenootd
Exod. 12.12.
margenoot14
Dat Godt hier dreyght, dat heeft hy door sijnen Engel uytgericht, Exo. 12. versen 23, 29.
margenoot15
D. die na hem regeeren soude, als 1.Reg. 2.24. ende 1.Chron. 28.5.
margenoot16
Daerom staet hier (achter den meulen) om dat die gene die met de hantmeulens maelden, de malende steenen voor het gantsche lichaem met hare handen voort stieten. Siet Exod. c. 12. vers 29. Iudic. c. 16. vers 21. Iesa. 47.1, 2.
margenoot17
Soo der ouderen, welcker kinderen sullen gedoot worden, als oock der kinderen, die sulcks sullen hooren ende sien, vreesende dat het haer oock gelden mochte, gelijck het in sulcke schrickelicke plagen pleeght te geschieden.
margenoot18
D. het sal onder haer soo stille zijn, dat selfs de honden (die door een kleyn geruchte wacker worden) niet eens bassen en sullen. siet dergelijcke maniere van spreken Ios. 10. vers 21.
margenoot19
D. noch tegen de menschen, noch tegen de beesten.
margenoote
Exod. 12.30.
margenoot20
T.w. van u tot my gesonden zijnde.
margenoot21
Hebr. dat aen uwe voeten is, D. die u volgen, of, die van u geleydet worden, ende onder u gebiet staen. Siet gelijcke maniere van spreken Iudic. 8.5. 1.Reg. 20.10. 2.Reg. 3.9.
margenoot22
Verstaet hier by, ende al het volck van Israël, oock alles wat wy hebben, ende al wat wy willen mede nemen.
margenoot23
Mose yvert voor de eere Godes: Andersins is hy geweest een seer sachtsinnigh man, Numer. cap. 12. vers 3.
margenoot24
T.w. Exod. 3.19. ende 10.1. ende elders.
margenoot25
D. mijne wonderbaerlicke plagen.
margenootf
Exod. 9.16. Rom. 9.17.
margenoot26
Dan door dwangh. Siet Exod. cap. 3. vers 19. ende cap. 5. vers 24.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken