Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxxj. Capittel.

Bezaleël ende Aholiab worden van Godt geroepen tot het maken van het werck des Tabernakels, ende der gereetschap des selven, vers 1, etc. Het heyligen des Sabbaths wort wederom bevolen, 12. Mose ontfanght de twee tafelen der Wet, 18.

1

DAer na sprack de HEERE tot Mose, seggende:

2

Ga naar margenoota Siet, ick hebbe Ga naar margenoot1 met name geroepen Bezaleël den sone Uri, des soons Hur, van den stamme Iuda.

3

Ende ick hebbe hem vervult Ga naar margenoot2 met den geest Godes, met wijsheyt, ende met verstant, ende met wetenschap, namelick in Ga naar margenoot3 alle hantwerck.

4

Om te bedencken Ga naar margenoot4 vernuftigen arbeyt: te wercken in gout, ende in silver, ende in koper.

5

Ende in konstige Ga naar margenoot5 steensnijdinge om Ga naar margenoot6 in te setten, ende in konstige houtsnijdinge, om te wercken in alle hantwerck.

6

Ende ick, siet, ick hebbe Ga naar margenoot7 hem by gevoeght Aholiab den sone Ahisamach van de stamme Dan, ende in het herte eens yegelicken die wijs van herten is, hebbe ick Ga naar margenoot8 wijsheyt gegeven: ende sy sullen maken al wat ick u geboden hebbe.

7

[Namelick] de Tente der t’samenkomste, ende de Arke der getuygenisse, ende het Versoendecksel dat daer op sal zijn: ende alle de gereetschap der Tente.

8

Ende de Tafel, met hare gereetschap, ende Ga naar margenoot9 den louteren Kandelaer, met al sijne gereetschap: ende den Reuck-altaer.

9

Oock des Brant-offers Altaer, met al sijne gereetschap: ende het Waschvat met sijnen voet.

10

Ende de Ga naar margenoot10 Ampts-kleederen: ende de heylige kleederen Ga naar margenoot11 des Priesters Aarons, ende de kleederen sijner sonen, Ga naar margenoot12 om het Priester-ampt te bedienen.

11

Oock de Salf-olie, ende het Reuckwerck van welrieckende specerijen voor het heylighdom: na alles dat ick u geboden hebbe sullen sy ’t maken.

12

Voorder sprack de HEERE tot Mose, seggende,

13

Ghy nu spreeckt tot de kinderen Israëls, seggende, Ghy sult Ga naar margenoot13 evenwel Ga naar margenoot14 mijne Sabbathen onderhouden: want dit is een teecken tusschen my ende tusschen u-lieden, by uwe geslachten: op datmen wete, dat ick de HEERE ben die u heylight.

14

Ga naar margenootb Onderhoudt dan den Sabbath, dewijle hy u-lieden Ga naar margenoot15 heyligh is: wie hem ontheylight, sal sekerlick gedoot worden, want een yeder die op den selven [eenigh] werck doet, die Ga naar margenoot16 ziele sal Ga naar margenoot17 uytgeroeyt worden uyt het midden harer volckeren.

15

Ses dagen salmen het werck doen, doch aen den sevenden dagh is de Sabbath der ruste, een heyligheyt des HEEREN: [kolom] wie op den Sabbathdagh arbeyt doet, sal sekerlick gedoot worden.

16

Dat dan de kinderen Israëls den Sabbath houden: den Sabbath onderhoudende in hare geslachten Ga naar margenoot18 tot een eeuwigh verbont.

17

Hy sal tusschen my ende tusschen de kinderen Israëls Ga naar margenoot19 een teecken in eeuwigheyt zijn: Ga naar margenootc Dewijle de HEERE in ses dagen, den Hemel ende de Aerde gemaeckt, ende op den sevenden dagh Ga naar margenoot20 gerust ende Ga naar margenoot21 hem verquickt heeft.

18

Ende Ga naar margenoot22 hy gaf aen Mose, als hy met hem op den bergh Sinai te spreken geeyndight hadde, Ga naar margenootd de twee Tafelen Ga naar margenoot23 der getuygenisse, tafelen van steen, beschreven met Ga naar margenoot24 den vinger Godes.

margenoota
Exod. 35.30. 1.Chron. 2.20.
margenoot1
D. voor alle andere tot dit werck verkoren, als onder cap. 35. vers 30.
margenoot2
D. met de gaven des Geestes Godes, sulcke als stracx verhaelt worden. waer uyt dan genoegsaem blijckt, dat fraeije hantwercken maken een gave Godts is.
margenoot3
D. allerley, ende alsoo vers 5.
margenoot4
Hebr. bedenckingen.
margenoot5
Verstaet hier, edele gesteenten.
margenoot6
Hebr. te vullen.
margenoot7
Hebr. met, of, by hem gegeven.
margenoot8
D. kloeckheyt, of vernuft in de konste die sy oeffenen.
margenoot9
D. die uyt louteren goude soude gemaeckt worden. siet Exod. 25.31.
margenoot10
Verstaet hier onder den name van ampts-kleederen, oock de tapeten, ende behanghsels des Tabernakels, daer van capp. 26. 36. gesproken wort: Item de decksels, daer mede men de Tafel, de Arke, den Altaer, ende andere heylige gereetschap bedeckte, ende in bewont, als men opbrack, ende van de eene plaetse na de andere trock. Siet Num. cap. 4. versen 5, 9, 11, 12.
margenoot11
T.w. des Hoogenpriesters.
margenoot12
D. die sy aentrocken, als sy het Priester-ampt bedienden.
margenoot13
Als of Godt seyde, Of schoon het werck des Tabernakels op het spoedighste moet volmaeckt worden, soo en sult ghy evenwel op den Sabbath daer niet aen arbeyden, ofte, gantschelick, immers.
margenoot14
D. tot mijnen dienst ingestelt.
margenootb
Exod. 20.8. Deut. 5.12. Ezech. 20.12.
margenoot15
Hebr. heyligheyt.
margenoot16
D. die persoon.
margenoot17
Siet Gen. 17. vers 14.
margenoot18
Siet Gen. 17.7.
margenoot19
Vergel. Gen. 17. vers 11.
margenootc
Genes. 1.31. ende 2.2, 3. Exod. 20.11.
margenoot20
Siet Gen. 2.2.
margenoot21
Godt die een geest is, en wort nimmermeer moede, het is dan een maniere van spreken van de menschen genomen, die na langen ende swaren arbeyt haer door de ruste verquicken ende adem halen.
margenoot22
Te weten, de HEERE.
margenootd
Exod. 32.16.
margenoot23
D. der wet, in dewelcke Godt getuyght, hoe hy van sijn volck wil ge-eert ende gedient zijn.
margenoot24
De vinger des Heeren beteeckent hier de kracht ende het werck Godts. Vergel. bov. 8.19. Luce 11.20. vergeleken met Matth. 12.28. ende elders.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken