Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxiiij. Capittel.

Wetten van de olie der lampen des Tabernakels, ende der selver toerichtinge, vers 1, etc. Van de toon-brooden, 5. ende uyt occasie van eenen die den Naem des Heeren gelastert hadde, 10. Van de straffe der Godtslasteraren in ’t gemeyn, 13. ende der genen die eenen mensche dooden, ofte een beest, ofte haren naesten quetsen, 17. De uytvoeringe der straffe des voorgemelten lasteraers, 23.

1

ENde de HEERE sprack tot Mose, seggende:

2

Gebiedt den kinderen Israëls, datse tot u Ga naar margenoot1 brengen suyvere Ga naar margenoot2 gestootene olijf-olie, voor den luchter; om de Ga naar margenoot3 lampen Ga naar margenoot4 gedurighlick aen te steken.

3

Ga naar margenoot5 Aaron sal die voor het aengesicht des HEEREN gedurighlick toerichten, van den avont tot den morgen buyten den Ga naar margenoot6 voorhangh van het getuygenisse in de Tente der t’samenkomste: het is eene eeuwige insettinge voor uwe geslachten.

4

Hy sal op den Ga naar margenoot7 louteren kandelaer die lampen voor het aengesicht des HEEREN, gedurighlick toerichten.

5

Ghy sult oock meelbloeme nemen, ende twaelf koecken daer van backen: van Ga naar margenoot8 twee tienden sal een koecke zijn.[kolom]

6

Ende ghy sultse in twee rijgen leggen, sesse in eene rijge, op de reyne tafel, voor het aengesicht des HEEREN.

7

Ende op elcke rijge sult ghy suyveren wieroock leggen: het welck den broode Ga naar margenoot9 ten gedenck-offer sal zijn; het is een vyer-offer den HEERE.

8

Op Ga naar margenoot10 elcken Sabbathdagh gedurighlick sal men dat voor het aengesicht des HEEREN Ga naar margenoot11 toerichten, van wegen de Ga naar margenoot12 kinderen Israëls, ten eeuwigen verbonde.

9

Ende Ga naar margenoota het Ga naar margenoot13 sal Aarons ende sijner sonen zijn, die dat in de heylige plaetse sullen eten: want het is voor hem een heyligheyt der heyligheden, uyt de Ga naar margenoot14 vyer-offeren des HEEREN, eene eeuwige insettinge.

10

Ende daer gingh eener Israelitischer vrouwen soon uyt, die in ’t midden der kinderen Israëls Ga naar margenoot15 eens Egyptischen mans soon was: ende de soon deser Israëlitischer, ende een Ga naar margenoot16 Israëlitisch man twisteden in ’t leger.

11

Doe Ga naar margenoot17 lasterde der Israëlitischer vrouwen soon uytdruckelick den Ga naar margenoot18 NAEM, ende vloeckte; daerom Ga naar margenoot19 brachten sy hem tot Mose: de naem nu sijner moeder was Schelomith de dochter Dibri van de stamme Dan.

12

Ende sy leyden hem in de gevangenisse: op dat hen na Ga naar margenoot20 den mont des HEEREN verklaringe geschieden soude.

13

Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:

14

Brenght den vloecker uyt tot buyten het leger, ende alle die het Ga naar margenoot21 gehoort hebben, sullen hare handen op sijn hooft leggen: daer na sal hem de geheele vergaderinge steenigen.

15

Ende tot de kinderen Israëls sult ghy spreken, seggende; Een yeder als hy sijnen Godt gevloeckt sal hebben, soo sal hy sijne Ga naar margenoot22 sonde dragen.

16

Ende wie den Naem des HEEREN Ga naar margenoot23 gelastert sal hebben, Ga naar margenoot24 sal sekerlick gedoot worden, de gantsche vergaderinge sal hem Ga naar margenoot25 sekerlick steenigen: alsoo sal de vreemdelingh zijn, gelijck de inboorlingh, als hy den NAEM sal gelastert hebben, hy sal gedoot worden.

17

Ende als yemant eenige Ga naar margenoot26 ziele des menschen Ga naar margenoot27 sal verslagen hebben: hy sal sekerlick gedoot worden.

18

Maer wie de ziele van een vee sal verslagen hebben, hy sal het weder geven Ga naar margenoot28 ziele voor ziele.

19

Als oock yemant aen sijnen naesten een gebreck sal aengebracht hebben; gelijck als hy gedaen heeft, Ga naar margenoot29 soo sal oock aen hem gedaen worden:

20

Ga naar margenoot30 Breucke voor breucke, Ga naar margenootb ooge voor ooge, tant voor tant: gelijck als hy een gebreck eenen mensche sal Ga naar margenoot31 aengebracht hebben, soo sal oock hem aengebracht worden.

21

Wie dan een vee verslaet, die sal het weder geven: maer wie een mensche verslaet, die sal gedoodet worden.

22

Eenderley recht sult ghy hebben, soo sal de vreemdelingh zijn, als de inboorlingh: want ick ben de HEERE uwe Godt.

23

Ende Mose seyde tot de kinderen Israëls, datse den vloecker tot buyten het leger uyt brengen, ende hem met steenen steenigen souden: ende de kinderen Israëls deden, gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

[Folio 55v\Het sevende jaer. Iubeljaer.]
[fol. 55v\Het sevende jaer. Iubeljaer.]

margenoot1
Hebr. nemen. Dat is, nemen ende brengen. siet Genes. 12. op het vers 15.
margenoot2
Siet hier van oock het gebodt Exod. 27.20.
margenoot3
Dewelcke waren in getale seven, Exod. 25.37.
margenoot4
T.w. op elcken avontstont.
margenoot5
Of sijne sonen door sijn gebodt, gelijck te sien is Exod. cap. 27. vers 21.
margenoot6
Die het Heylige van het Heylige der Heyligen onderscheyt. Siet bov. cap. 4. op vers 6. Dese luchter nu ofte kandelaer stont in het Heylige aen de zuydzijde: gelijck de vergulde tafel aen de noordzijde, Exod. 26.35.
margenoot7
D. die van louter, ende fijn gout gemaeckt was, Exod. 25.31. gelijck hy oock hier na vers 6. de reyne tafel noemt, daer de toonbrooden opgeleyt worden, om dat die met suyver, fijn, ende geloutert gout overtrocken was. Van dewelcke men oock lesen kan Exod. 25.24.
margenoot8
D. van twee Gomer, dewelcke was het tiende deel van een Epha. siet Exod. 16.36.
margenoot9
Siet bov. 2. op vers 2.
margenoot10
Hebr. in den dagh des Sabbaths, in den dagh des Sabbaths siet van dese maniere van spreken Gen. 7. op het vers 2.
margenoot11
Het welcke de Priesters alleen doen moesten.
margenoot12
Die de meelbloeme geoffert hadden, daer van de Priesters de brooden, ofte koecken maken moesten.
margenoota
Exod. 29.32. Boven 8.31. 1.Sam. 21.6. Matth. 12.4.
margenoot13
Verst. ten eynde van de weke, als men op den Sabbath daer aen volgende die toonbrooden van de tafel nam, om versche in dier plaetse te leggen.
margenoot14
Dit wort onder de vyer-offerhanden oock getelt, om dat de wieroock, die daer op lagh, dan aengesteken, ende den Heere verbrant wiert.
margenoot15
Het is waerschijnlick, dat dese Egyptenaer het Israëlitische geloove aengenomen hadde, gelijck vele meynen; ofte anders moeste hy, als een vreemdelingh, onder de Israëliten gewoont hebben.
margenoot16
Ten aensien van beyde sijne ouderen.
margenoot17
Het Hebr. woort dat hier uytdruckelick lasteren verduyst is, beteeckent eygentlick doorsteken, doorbooren, doorwonden. Waer mede de afgrijselickheyt deser daet te kennen gegeven wort, om dat hy Godt met sijne snoode tonge als doorsteken hadde.
margenoot18
Verstaet den Naem des Heeren, of, IEHOVAH, gelijck sulcks verklaert wort vers 16. en Deut. 28.58. siet van desen Naem Genes. 2. op vers 4.
margenoot19
Verstaet dat de Rechters hem tot Mose gebracht hebben, om hem raet te vragen, hoe sy desen grouwelicken lasteraer straffen souden.
margenoot20
D. het bevel des Heeren. Siet Gen. cap. 41. op vers 40. ende Exod. 17.1.
margenoot21
Namel. hoe hy gevloeckt, ende den name Godts gelastert heeft. Ende dese, als getuygen, moesten hare hant op sijn hooft leggen, om daer mede te getuygen, dat sy hem met waerheyt dese sonde der Godtslasteringe optegen, ende dat hy alsoo daer aen schuldigh zijnde, dese straffe verdient hadde.
margenoot22
D. de straffe sijner sonde: gelijck hy dat verklaert in het navolgende vers. siet bov. 5. op het vers 1.
margenoot23
Hebr. doorsteken hebben gelijck bov. vers 11. siet aldaer.
margenoot24
Hebr. stervende gedoot worden, D. men sal niet na laten hem te dooden, sonder eenige verschooninge te gebruycken. Alsoo in ’t volgende.
margenoot25
Hebr. steenigende steenigen.
margenoot26
D. eenen mensche. Siet Gen. 12. op vers 5. ende Exod. 21.12.
margenoot27
D. wie een mensche met wonden ende slaen, het leven beneemt. Vergel. Gen. 37.21.
margenoot28
Te weten, een levendigh vee, voor het gene hy doot geslagen sal hebben.
margenoot29
T.w. na wettelicke order, verklaert in de volgende aenteeck.
margenoot30
Dit was de wet der vergeldinge, welcke niet door particuliere persoonen, maer door de Overheyt, met kennisse van saken, moeste uytgevoert worden. De Pharizeen hebbense misduydt, ende qualick uytgeleyt; waer over sy van onsen Salighmaker Matt. 5.38, 39. bestraft worden.
margenootb
Exod. 21.24. Deut. 19.21. Matth. 5.38.
margenoot31
Hebr. gegeven.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken