Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxxj. Capittel.

Den Israëliten wort geboden krijgh te voeren tegen de Midianiten, vers 1, etc. met een leger van twaelf duysent mannen, ende Pinehas de sone Eleazars, 4. dewelcke de Midianiten overwinnen, 7. keeren weder tot de hare, met de gevangene, ende den buyt, 12. worden van Mose onthaelt met berispinge, over het gene sy qualick gedaen hadden, 14. ende met bevel van het gene sy doen souden, 17. Wet rakende de deelinge van den buyt, 25. met de uytvoeringe der wet, ende de somme des buyts, 31. ende het deel des HEEREN, dat den Priesteren, ende Leviten toe quam, 41. de Overste des heyrs doen den HEERE eene offerhande, 48. die in den Tabernakel ter gedachtenisse bewaert wert, 54.

[kolom]

1

ENde de HEERE sprack tot Mose, seggende:

2

Ga naar margenoota Neemt de Ga naar margenoot1 wrake der kinderen Israëls van de Midianiten: Ga naar margenoot2 Ga naar margenootb daer na sult ghy versamelt worden tot uwe volckeren.

3

Mose dan sprack tot het volck, seggende; Dat sich mannen uyt u Ga naar margenoot3 ten strijde toerusten, ende datse tegen de Midianiten zijn, om de wrake Ga naar margenoot4 des HEEREN te doen aen de Midianiten.

4

Ga naar margenoot5 Van elcken stam onder alle stammen Israëls, sult ghy een duysent ten strijde senden.

5

Alsoo werden gelevert uyt den duysenden Israëls duysent van elcken stam: twaelf duysent toegeruste ten strijde.

6

Ende Mose sondtse ten strijde, duysent van elcken stam; haer, ende Ga naar margenoot6 Pinehas den sone Eleazars des Priesters ten strijde, met de Ga naar margenoot7 heylige vaten, ende de trompetten des geklancks in sijne hant.

7

Ende sy streden tegen de Midianiten; gelijck als de HEERE Mose geboden hadde: ende sy doodden al wat mannelick was.

8

Daer toe doodden sy boven hare verslagene, de Ga naar margenoot8 Koningen der Midianiten; Ga naar margenootc Evi, ende Rekem, ende Ga naar margenoot9 Zur, ende Hur, ende Reba, vijf Koningen der Midianiten: oock dooden sy met den sweerde Ga naar margenoot10 Bileam, den sone Beors.

9

Maer de kinderen Israëls namen de wijven der Midianiten, ende hare kinderkens gevangen: sy roofden oock alle hare beesten, ende al haer vee, ende al haer vermogen.

10

Voorts alle hare steden Ga naar margenoot11 met hare woonplaetsen, ende alle hare borchten, verbrandden sy met vyer:

11

Ga naar margenootd Ende sy namen al den roof, ende al den buyt; van menschen, ende van beesten.

12

Daer na brachten sy de Ga naar margenoot12 gevangene, ende den buyt, ende den roof tot Mose, ende tot Eleazar den Priester, ende tot de vergaderinge der kinderen Israëls in het leger; in de vlacke velden Moabs, dewelcke zijn aen de Ga naar margenoot13 Iordane van Iericho.

13

Maer Mose, ende Eleazar de Priester, ende alle Overste der vergaderinge, gingen uyt hen te gemoete; tot buyten voor het leger.

14

Ende Mose wert grootelicks vertoornt tegen de Bevelhebberen des heyrs, de Hooftlieden der duysenden, ende de Hooftlieden der honderden, die uyt den strijt van die oorloge quamen.

15

Ende Mose seyde tot hen; Ga naar margenoot14 Hebt ghy dan alle vrouwen laten leven?

16

Siet, dese waren door Ga naar margenoote Bileams Ga naar margenoot15 raet, den kinderen Israëls, om oorsake der overtredinge tegen den HEERE te geven, in de sake van Peor: waer door Ga naar margenoot16 die plage wert onder de vergaderinge des HEEREN:

17

Ga naar margenootf Nu dan, doodet al wat mannelick is, onder de kinderkens: ende doodet alle vrouwe, die Ga naar margenoot17 door byligginge des mans eenen man Ga naar margenoot18 bekent heeft.

18

Doch alle de kinderkens Ga naar margenoot19 van vrouwlick geslachte, die de byligginge des mans niet bekent en hebben; laet voor u-lieden leven.

[Folio 74r\Der Midianiten buyt--gedeylt.]
[fol. 74r\Der Midianiten buyt--gedeylt.]

19

Ende ghylieden legert u buyten het leger Ga naar margenoot20 seven dagen: een yeder die eenen Ga naar margenoot21 mensche gedoot, ende een yeder die eenen verslagenen sult aengeroert hebben, sult u op den derden dagh, ende op den sevenden dagh Ga naar margenoot22 ontsondigen, ghy, ende uwe gevangene.

20

Oock sult ghy alle kleedinge, ende alle gereetschap van vellen, ende alle geyten[hayren] werck, ende alle gereetschap van hout, Ga naar margenoot23 ontsondigen.

21

Ende Eleazar de Priester seyde tot de Ga naar margenoot24 krijghslieden, die tot dien strijt getogen waren; Dit is de insettinge der wet die de HEERE Mose geboden heeft.

22

Alleen Ga naar margenoot25 het gout, ende het silver, het koper, het yser, het tin, ende het loot:

23

Alle dingh, Ga naar margenoot26 dat het vyer lijdt, sult ghy door het vyer laten doorgaen, dattet reyn worde, evenwel sal ’t Ga naar margenootg door Ga naar margenoot27 het water der afsonderinge ontsondight worden: maer al dat het vyer niet en lijdt, sult ghy door het water laten doorgaen.

24

Ghy sult oock uwe kleederen op den sevensten dagh wasschen, dat ghy reyn wordet: ende daer na sult ghy in het leger komen.

25

Voorder sprack de HEERE tot Mose, seggende:

26

Neemt op de somme des buyts Ga naar margenoot28 der gevangenen, van menschen, ende van beesten; ghy, ende Eleazar de Priester, ende de Hoofden van de vaderen der vergaderinge.

27

Ende Ga naar margenooth deelt den buyt Ga naar margenoot29 in twee helften tusschen de gene die den strijt aengegrepen hebben, die tot den krijgh uyt gegaen zijn; ende tusschen de gantsche vergaderinge.

28

Daer na sult ghy Ga naar margenoot30 eene schattinge voor den HEERE heffen, van den oorloghs-mannen die tot desen krijgh uytgetogen zijn, van vijf hondert eene Ga naar margenoot31 ziele, uyt de menschen, ende uyt de runderen, ende uyt de ezelen, ende uyt de Ga naar margenoot32 schapen.

29

Van hare helft sult ghy het nemen, ende den Priester Eleazar geven Ga naar margenoot33 ter heffinge des HEEREN.

30

Maer van de helft Ga naar margenoot34 der kinderen Israëls sult ghy Ga naar margenoot35 eenen gevangenen van vijftigh nemen, uyt de menschen, uyt de runderen, uyt de ezelen, ende uyt de schapen, uyt Ga naar margenoot36 alle de beesten: ende ghy sultse den Leviten geven Ga naar margenoot37 die de wacht des Tabernakels des HEEREN waer nemen.

31

Ende Mose, ende Eleazar de Priester deden, gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

32

De buyt nu, Ga naar margenoot38 ’t overschot des roofs, dat het Ga naar margenoot39 krijghsvolck gerooft hadde, was; ses hondert duysent, ende seventigh duysent, ende vijf duysent Ga naar margenoot40 schapen:

33

Ende twee en seventigh duysent runderen:

34

Ende een en sestigh duysent ezelen:

35

Ende der menschen zielen, uyt de wijven, die geene byligginge des mans bekent en hadden, alle zielen waren twee en dertigh duysent.

36

Ende de helft [te weten] het deel der gener, die tot desen krijgh uytgetogen waren, was, in getale, drie hondert duysent, ende dertigh duysent, ende seven duysent, ende vijf hondert schapen.

37

Ende Ga naar margenoot41 de schattinge voor den HEERE van schapen was, ses hondert, vijf en seventigh.

38

Ende de runderen waren ses en dertigh duysent: ende hare schattinge voor den HEERE twee en seventigh.[kolom]

39

Ende de ezelen waren dertigh duysent ende vijf hondert: ende hare schattinge voor den HEERE was een en sestigh:

40

Ende der menschen zielen waren sestien duysent: ende hare schattinge voor den HEERE twee en dertigh zielen.

41

Ga naar margenooti Ende Mose gaf Eleazar den Priester de schattinge der heffinge des HEEREN: gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

42

Ende van Ga naar margenoot42 der kinderen Israëls helft; welcke Mose afgedeelt hadde, van de mannen die gestreden hadden:

43

(Het Ga naar margenoot43 halve deel nu der vergaderinge was uyt de schapen, drie hondert duysent, ende dertigh duysent, seven duysent en vijf hondert.

44

Ende de runderen waren ses en dertigh duysent:

45

Ende de ezelen dertigh duysent, ende vijf hondert:

46

Ende der menschen zielen sestien duysent.)

47

Van die helft, der kinderen Israëls, nam Mose Ga naar margenoot44 eenen gevangenen uyt vijftigh, van menschen, ende van beesten; ende hy gafse den Leviten, die de wacht van den Tabernakel des HEEREN waer namen, gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

48

Doe traden tot Mose de Bevelhebbers, die over de duysenden des heyrs waren; de Hooftlieden der duysenden, ende de Hooftlieden der honderden:

49

Ende sy seyden tot Mose; Uwe knechten hebben opgenomen de somme der krijghslieden, die Ga naar margenoot45 onder onse hant geweest zijn: ende Ga naar margenoot46 uyt ons en gebreeckt niet een man.

50

Daerom hebben wy eene offerhande des HEEREN gebracht, een yeder dat hy Ga naar margenoot47 gekregen heeft, een gouden Ga naar margenoot48 vat, een Ga naar margenoot49 keten, ofte een armringh, een vingerringh, een oorringh, ofte Ga naar margenoot50 een afhangenden gordel, om voor onse zielen Ga naar margenoot51 versoeninge te doen, voor het aengesicht des HEEREN.

51

Soo nam Mose, ende Eleazar de Priester, van hen het gout: Ga naar margenoot52 alle welgewrochte vaten:

52

Ende al het gout der heffinge, dat sy den HEERE offerden, was sestien duysent seven hondert ende vijftigh Ga naar margenoot53 sikels: van de Hooftlieden der duysenden, ende van de Hooftlieden der honderden.

53

Aengaende de krijghslieden, een yegelick Ga naar margenoot54 hadde Ga naar margenootk gerooft voor hemselven.

54

Soo nam Mose, ende Eleazar de Priester, dat gout van de Hooftlieden der duysenden, ende der honderden: ende sy brachten het in de Tente der t’samenkomste Ga naar margenoot55 ter gedachtenisse voor de kinderen Israëls, voor het aengesichte des HEEREN.

margenoota
Bov. 25.17.
margenoot1
Hebr. wreeckt de wrake der kinderen Israëls van den Midianiten, T.w. over ’t quaet het welck sy onder den Israëliten listelick veroorsaeckt hebben, als sy deselve gebracht hebben tot lichamelicke, ende geestelicke hoererije, vermelt hier boven, cap. 25. versen 1, 2, etc. ende ond. versen 15, 16.
margenoot2
D. ghy sult sterven, ende uyt dese werelt verhuysen. siet van dese maniere van spreken Gen. 15. op vers 15. ende c. 25. op vers 8. ende bov. 20. versen 24, 26.
margenootb
Boven 27.13.
margenoot3
Ofte, ten heyre: ende soo in het volgende.
margenoot4
Te weten, die de HEERE geboden hadde tegen de Midianiten te sullen gedaen worden. siet bov. 25.17, 18. waer mede Godt verklaerde, dat de vyantschap tegen sijn volck bewesen, soo veel als hem aengedaen was. Vergel. Zach. 2. vers 8. ende Actor. 9.4.
margenoot5
Hebr. duysent van eenen stam, duysent van eenen stam. Siet dese maniere van spreken oock Levit. cap. 24. vers 8. ende bov. 13. vers 2. etc.
margenoot6
T.w. niet eygentlick om te vechten, ofte een Krijghs-overste te zijn, maer om van wegen Godt, als een goet raetsman ende beleyder, het leger by te blijven, ende dat tot kloeckheyt te vermanen, achtervolgende sijnen bysonderen yver te voren bewesen, bov. 25.13. Vergl. Deut. 20.2, 3, etc.
margenoot7
Dewelcke waren, na sommiger gevoelen, de Arke des verbonts, met haer toebehooren: overmits die in het leger somtijts mede genomen wert. ’t Welcke men verstaen kan uyt Num. 14.44. Ios. 4. vers 11. 1.Sam. 4.4. Andere verstaen daer mede alleen de trompetten die terstont in dit vers vermelt worden, ende moesten in den krijgh gebruyckt worden.
margenoot8
Dewelcke des Koninghs Sihons, eer hy van Mose uytgeroeyt wert, Leenmannen, ofte Vassalen geweest zijn, Ios. 13. vers 21. maer daer na sich als Koningen gehouden hebben. siet bov. 25.15.
margenootc
Ios. 13.21, 22.
margenoot9
Hebr. Tsur.
margenoot10
Hebr. Bilam. T.w. alsoo hy op den wegh was, om weder te keeren na sijn lantschap Mesopotamia. siet bov. 24.25.
margenoot11
And. in, of, door hare woonplaetsen.
margenootd
Deut 20.14.
margenoot12
Hebr. de gevangenisse, T.w. de Midianitische vrouwen, ende de kleyne kinderen diese gevangen hadden. siet bov. vers 9. Het woort gevangenisse is dickwils voor de gevangene genomen. alsoo ond. versen 19, 26. Item, Exod. 12.29. 2.Chron. 28.5. Ephes. 4.8.
margenoot13
D. die tegen over, ofte voor by, ofte, niet verre van Iericho en vloeyt, ende een veyr, ofte, overdracht by deselve stadt heeft. Vergel. bov. 22.1.
margenoot14
Aldus vragende geeft hy te verstaen, datse sulcks geensins en moesten gedaen hebben. siet dese maniere van vragen, die seer sterck tegen spreeckt, ende afseyt, Genes. 18.17. met de aenteeckeninge.
margenoote
Boven cap. 25. versen 1, 2, 18. 2.Petr. 2.15. Apoc. 2.14.
margenoot15
Hebr. woort. Verstaet den snooden vondt, ende arghlistigen raet, waer door de Israëliten in hoerdom, ende afgoderije gevallen zijn. Siet boven cap. 24. vers 14.
margenoot16
Siet van dese plage boven cap. 25. vers 9.
margenootf
Iudic. cap. 21. vers 11.
margenoot17
Vergelijckt het volgende vers. Item, Levit. 18.22. ende 20.13.
margenoot18
Siet Genes. 4. op vers 1. ende 19. op vers 8.
margenoot19
Hebr. onder de wijven.
margenoot20
Na de ordinantie ende wet gegeven van Godt, ten aensien van de onreyne, Lev. 15.13. ende bov. 19.11. etc. ende onderhouden in Mirjam. bov. 12.14.
margenoot21
Hebr. eene ziele.
margenoot22
Siet bov. 8. op vers 21.
margenoot23
D. reynigen na de wet der ceremonien, ende alsoo bequaem maken tot een goet, ende eerlick gebruyck. Vergl. Lev. c. 8. vers 15. ende 14. vers 49. ende 16.16. met de aent. daer op.
margenoot24
Hebr. mannen des krijghs, of, des heyrs, D. die in de oorloge hen laten gebruycken, ende de wapenen hanteeren.
margenoot25
T.w. dat sy van den Midianiten genomen hadden.
margenoot26
Hebr. dat in ’t vyer gaen sal, D. dat door het vyer gehaelt zijnde, onbeschadight, ende onverteert daer uyt komt. Alsoo in het volgende.
margenootg
Boven 19.9.
margenoot27
Siet van dit water bov. 19.9.
margenoot28
Hebr. der gevangenisse. siet boven op vers 12.
margenooth
1.Sam. 30.24.
margenoot29
Welcke order David heeft gevolgt in het deelen van den buyt tusschen de gene, die gestreden hadden, ende andere die by de gereetschap gebleven waren, om die te bewaren, 1.Sam. 30.24.
margenoot30
Of, een toegeleyde deel, het welcke was als eene schattinge, die den HEERE tot bewijs van danckbaerheyt gegeven moeste worden, ende den Priesteren, die den HEERE in den Tabernakel dienden, voor haer deel toebescheyden was.
margenoot31
Het woort ziele, ten aensien van de menschen, beteeckent hier een mensche, of, persoon; ende ten aensien van de beesten een beest, ofte, stuck. Van elcke uyt de vijf hondert moesten de krijghslieden den HEERE een toe-eygenen: gelijck als de Israëliten, die in het heyr niet getrocken en waren, uyt hare helft van vijftigh een den Leviten moesten geven, D. tien mael meer dan de krijghslieden den Priesteren gaven.
margenoot32
Het Hebr. woort beteeckent niet alleen schapen, maer oock geyten, alsoo in’t volgende. siet Gen. 26. op vers 14. ende Lev. cap. 1. op vers 2.
margenoot33
D. om dat den HEERE te offeren, ende toe te heyligen tot een bewijs van danckbaerheyt. alsoo ond. versen 41, 52. Het Hebr. woort is hier in het gemeyn genomen voor offer ofte gave. siet boven cap. 5. op vers 9.
margenoot34
D. die den kinderen Israëls toebehoorde, achtervolgende de bedeelinge vermelt bov. vers 27. siet van deselve helft onder versen 42, 47.
margenoot35
Of, een deel, dat vast gehouden is, van de menschen, ofte van de beesten.
margenoot36
D. uyt alle soorten van beesten. Vergl. Gen. 7.14.
margenoot37
Siet Num. 3. op vers 7.
margenoot38
Verst, dat suyver over gebleven was boven de gedoode vrouwen, ende mans kinderen. bov. vers 17. ende boven het gene, dat het leger seven dagen in het velt liggende verteert hadde, vers 19.
margenoot39
Hebr. volck des krijghs, of, heyrs. Vergel. bov. d’aent. op vers 21.
margenoot40
Siet boven op vers 28.
margenoot41
Verstaet de aengeschatte portie die de krijghslieden den HEERE moesten toeleggen. siet bov. vers 28. ende de aenteeck. daer op.
margenooti
Bov. 18.8, 19.
margenoot42
Siet van dese helft boven vers 30. ende ond. vers 47.
margenoot43
Hebr. de helft der vergaderinge: D. het halve deel dat de vergaderinge toequam.
margenoot44
Siet boven op vers 30.
margenoot45
D. onder ons gebiedt. siet Gen. 16. op vers 6.
margenoot46
And. daer van.
margenoot47
Hebr. gevonden.
margenoot48
Of, gereetschap, ofte, juweel.
margenoot49
And. arm, ofte, been-çiersel. of, gulden kousebant.
margenoot50
Siet Exod. 35. vers 22.
margenoot51
Van wegen hare sonden, vermelt versen 14, 15, 16.
margenoot52
Hebr. alle vat, ofte, gereetschap des wercks. Verstaet hier by allerley goudentuych, ofte vat, ofte juweel, dat met grooten arbeyt seer kostelick gemaeckt was.
margenoot53
Verstaet gouden sikelen, van welcker weerde siet Genes. c. 24. op vers 22. ende bov. 7. op vers 14.
margenoot54
Waer van sy haren Hooftlieden niet en hadden mede gedeelt, sulcks dat sy noch veel buyts overigh hadden, boven het gene dat sy den Priesteren, den Leviten, ende den Israëliten, gegeven hadden.
margenootk
Deut. 20.14.
margenoot55
T.w. soo wel der weldaet Godts, waer door sy hare vyanden overwonnen hadden, ende met Godt versoent waren; als hares schuldigen plichts, om Godt daer voor danckbaer te zijn, ende hem getrouw te blijven, ten eynde dat hy hen altijt met sijne genade, ende zegen soude bywoonen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken