Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het vj. Capittel.

Bevel van de geboden Godts te houden, ende hem als den eenigen waren Godt lief te hebben, met bygevoeghde belofte, vers 1, etc. Bevel van Godts geboden den kinderen in te scherpen, ende andersins altijt voor oogen te hebben, 6. Item, van Godt ende sijne weldaden niet te vergeten, 10. Van Godes vreese, ende vermijdinge der afgoderije, 13. Van Godt niet te versoecken, maer hem onderdanigh te zijn, 16. Van de verlossinge uyt Egypten den kinderen vlijtighlick voor te houden, op dat sy Godt leeren vreesen ende gehoorsaem zijn, 20.

1

DIt zijn dan Ga naar margenoot1 de geboden, de insettingen, ende de rechten, die de HEERE uwe Godt geboden heeft om u te leeren: op dat ghyse doet in den lande, na het welcke ghy henen treckt, om dat erflick te besitten:

2

Op dat ghy den HEERE uwen Godt vreeset, om te houden alle sijne insettingen, ende sijne geboden, die ick u gebiede; ghy, ende u kint, ende kints kint, alle de dagen uwes levens: ende op dat uwe dagen verlenght worden.

3

Hoort dan, Israël, ende neemt waer dat ghyse doet; op dat het u wel gae, ende op dat ghy seer vermenighvuldiget (gelijck als u de HEERE, uwer vaderen Godt, gesproken heeft) in het lant, dat van Ga naar margenoot2 melck ende honigh is vloeijende.

4

Ga naar margenoota Hoort, Israël, de HEERE onse Godt, is een Ga naar margenoot3 eenigh HEERE.

5

Soo sult ghy den HEERE uwen Godt Ga naar margenootb lief hebben: met u gantsche herte, ende met uwe gantsche ziele, ende met al u vermogen.

6

Ende dese woorden, die ick u heden gebiede, sullen in u herte zijn.

7

Ende ghy sultse uwen Ga naar margenootc kinderen Ga naar margenoot4 inscherpen, ende daer van spreken: als ghy in uwen huyse sittet, ende als ghy op den wegh gaet, ende als ghy neder light, ende als ghy op staet.

8

Oock sult ghyse tot een Ga naar margenoot5 teecken binden op uwe hant: ende sy sullen u tot voorhooft-spanselen zijn tusschen uwe oogen.

9

Ende ghy sultse op de posten uwes huyses, ende aen uwe poorten schrijven.

10

Als het dan sal geschiet zijn, dat de HEERE uwe Godt u sal hebben ingebracht in dat lant, dat hy uwen vaderen, Abraham, Isaac, ende Iacob gesworen heeft, u te sullen geven: groote ende goede steden, die ghy niet gebouwt en hebt,

11

Ende huysen, alles goedes vol, die ghy niet gevult en hebt, ende uytgehouwene bornputten, die ghy niet uytgehouwen en hebt, wijngaerden ende olijfgaerden, die ghy niet geplant en hebt: Ga naar margenootd ende ghy Ga naar margenoot6 gegeten hebt ende verzadight zijt;

12

Soo wacht u, dat ghy des HEEREN niet en vergetet: die u uyt Egyptenlant uyt den Ga naar margenoot7 diensthuyse heeft uytgevoert.

13

Ghy sult den HEERE uwen Ga naar margenoot8 Godt Ga naar margenoote vreesen, ende hem dienen: ende ghy sult Ga naar margenoot9 by sijnen name sweeren.

14

Ghy en sult andere goden niet na volgen; van de goden der volcken, die rontomme u zijn.

15

Want de HEERE uwe Godt is een Ga naar margenoot10 yverigh Godt in ’t midden van u: dat de toorn des HEEREN uwes Godts tegens u niet en ontsteke, ende hy u van den aerdbodem verdelge.

16

Ghy en sult den HEERE uwen Godt Ga naar margenootf niet Ga naar margenoot11 versoecken, gelijck als ghy hem versocht hebt te Ga naar margenootg Massa.

17

Ghy sult de geboden des HEEREN, uwes Godts, Ga naar margenoot12 vlijtighlick houden: mitsgaders sijne getuygenissen, ende sijne insettingen, die hy u geboden heeft.

18

Ende ghy sult doen, dat recht ende goet is in de oogen des HEEREN: op dat het u wel gae, ende dat ghy in komet, ende

[Folio 80v\Verbont met Heydensche volcken.Vermaningen.]
[fol. 80v\Verbont met Heydensche volcken.Vermaningen.]

ervet dat goede lant, dat de HEERE uwen vaderen gesworen heeft;

19

Om alle uwe vyanden voor u aengesichte te verdrijven: gelijck als de HEERE gesproken heeft.

20

Wanneer uwe soon u Ga naar margenoot13 morgen sal vragen, seggende: Wat zijn dat voor getuygenissen, ende insettingen, ende rechten, die de HEERE onse Godt u-lieden geboden heeft?

21

Soo sult ghy tot uwen sone seggen; Wy waren Pharaos dienstknechten in Egypten: maer de HEERE heeft ons door eene stercke hant uyt Egypten uytgevoert.

22

Ende de HEERE gaf teeckenen, ende groote Ga naar margenoot14 ende quade wonderen, in Egypten, aen Pharao ende aen sijn gantsche huys, voor onse oogen:

23

Ende hy voerde ons van daer uyt: op dat hy ons in brachte, om ons het lant te geven, dat hy onsen vaderen gesworen hadde.

24

Ende de HEERE geboodt ons te doen alle dese insettingen, om te vreesen den HEERE onsen Godt: ons Ga naar margenoot15 voor altoos ten goede, om ons in het leven te behouden, gelijck het te desen dage is.

25

Ende ’t sal ons Ga naar margenoot16 gerechtigheyt zijn, als wy sullen waer nemen te doen alle dese geboden, voor het aengesichte des HEEREN onses Godts, gelijck als hy ons geboden heeft.

margenoot1
Hebr. het gebodt. siet bov. 5. op vers 31.
margenoot2
Siet Exod. 3.8.
margenoota
Boven 4.35. Marc. 12.29. Ioan. 17.3. 1.Corint. 8.4, 6.
margenoot3
D. een eenigh, eeuwigh, almachtigh, Godtlick wesen. siet van’t woort HEERE, ofte, Iehovah, Genes. 2. op vers 4.
margenootb
Onder 10.12. Matth. 22.37. Luce 10.27.
margenootc
Boven 4.9. ende 11.19.
margenoot4
Hebr. scherpen, wetten, slijpen, D. alsoo voordragen, datse in haer herte mogen doordringen: gelijck wapenen gescherpt worden, om na het voornemen des genen, diese gebruyckt, door te dringen.
margenoot5
D. ghy sult alle middelen gebruycken, om deselve in gestadige gedachtenisse te houden, ende uwe kinderen deselve voor oogen te leggen, om daer na te leven. siet Exod. 13. vers 9. ende van de voorhooft-spanselen, op vers 16.
margenootd
Ond. 8.9, 10.
margenoot6
And. dat ghy dan sult eten ende verzadight worden. [Maer] etc.
margenoot7
Hebr. uyt het huys der dienstknechten: als boven 5.6.
margenoot8
Verstaet, alleen, gelijck het volgende versken uytwijst, ende te sien is Matth. 4. vers 10.
margenoote
Onder 10.20. Matth. 4.10. Luce 4.8.
margenoot9
Wanneer de publijcke ofte private noot sulcx vereyscht, soo sult ghy uwen Godt dese eere aen doen, dat ghy by hem alleen sweert.
margenoot10
Siet Exod. 20. vers 5. ende bov. 4. op vers 24.
margenootf
Matth. 4.7. Luce 4.12.
margenoot11
Godt versoecken, is ofte uyt misvertrouwen op hem, of uyt hooghachtinge van sich selven het Godtlicke voorschrift, de rechte ordre ende de ordinare middelen te verlaten, om sijn eygen goetduncken te volgen, ende van Godt, sijne eygenschappen, ende wille, preuve te nemen. siet Exod. 17. vers 2. Num. 14.22. Ps. 78.18. Matt. 4. vers 7. Actor. 15.10.
margenootg
Exod. 17.2. Num. 20.3.
margenoot12
Hebr. houdende houden.
margenoot13
D. na desen, heden ofte morgen, als men seyt. siet Gen. cap. 30. op vers 33.
margenoot14
D. vreemde, schrickelicke, schadelicke, ende verderflicke plagen, waer door de Egyptenaers seer gequelt ende gepijnight wierden.
margenoot15
Hebr. alle de dagen.
margenoot16
Na de wet, by conditie, indien wy de gantsche wet volkomelick onderhouden, gelijck de volgende woorden uytwijsen. Vergel. Lev. 18. vers 5. Ezech. 20.11. Matth. 19. vers 17. Rom. 10.5. Gal. 3. vers 12. Iac. 2.10. Maer nademael alle wedergeborene kindren Godts in desen leven onvolmaeckt blijven, sulcks dat sy de voorseyde conditie niet konnen volbrengen, soo en is’er geen ander wegh om voor Godt gerechtveerdight te worden, als door een oprecht geloove aen Iesum Christum, wiens gerechtigheyt ende voldoeninge ons van den Vader uyt genade geschoncken, toegereeckent, ende door ’t geloove toege-eygent wort. siet Ier. 33.16. Dan. 9.24. Rom. 3.27. ende 8.3. 1.Cor. 1.30. 2.Cor. 5.21. Gal. 3.10, 11. waer op dan de goede wercken volgen, als een vrucht des geloofs, ende bewijs van schuldige danckbaerheyt, na ’t voorschrift van Godts wet, etc. 1.Cor. 6.20. Galat. 5.6. Philip. 1.11. Iacob. 2.18. Sommige verstaen hier door gerechtigheyt, het bewijs ende uyterlick betoon der gerechtigheyt, die wy door het geloove hebben.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken