Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxvij. Capittel.

Bevel van gedencksteenen, ende eenen altaer op te richten over de Iordane, ende tot wat eynde, vers 1, etc. Bevel ende ordre van den zegen ende vloeck aldaer uyt te spreken, met het formulier des vloecks, 11.

[kolom]

1

ENde Mose met t’samen den Oudtsten Israëls, geboodt den volcke, seggende: Behoudt alle dese Ga naar margenoot1 geboden, die ick u-lieden heden gebiede.

2

’t Sal dan geschieden, ten dage, Ga naar margenoota als ghy over de Iordane sult gegaen zijn, in het lant, dat u de HEERE uwe Godt geven sal; soo sult ghy u groote steenen oprichten, ende Ga naar margenoot2 bestrijckense met kalck.

3

Ende ghy sult daer op schrijven alle woorden deser wet, als ghy over gegaen sult zijn: Ga naar margenoot3 op dat ghy komet in het lant, dat de HEERE uwe Godt u geven sal; een lant vloeijende van melck ende honigh, gelijck als de HEERE, uwer vaderen Godt, tot u gesproken heeft.

4

’t Sal dan geschieden, als ghy over de Iordane gegaen sult zijn, dat ghy deselve steenen, van dewelcke ick u heden gebiede, sult oprichten op den bergh Ebal: ende ghy sultse met kalck bestrijcken.

5

Ga naar margenootb Ende ghy sult aldaer den HEERE uwen Godt eenen altaer bouwen: Eenen altaer van steenen, ghy sult Ga naar margenoot4 geen yser over deselve bewegen.

6

Van Ga naar margenoot5 heele steenen sult ghy den altaer des HEEREN uwes Godts bouwen: ende ghy sult den HEERE uwen Godt brand-offeren daer op offeren.

7

Oock sult ghy danck-offeren offeren, ende sult aldaer eten, ende vrolick zijn voor het aengesichte des HEEREN uwes Godts.

8

Ende ghy sult op dese steenen schrijven alle woorden deser wet, Ga naar margenoot6 die wel uytdruckende.

9

Voorts sprack Mose, met t’samen de Levitische Priesteren, tot gantsch Israël, seggende: Luystert toe, ende hoort, O Israël; Ga naar margenoot7 op desen dagh zijt ghy den HEERE uwen Godt tot een volck geworden.

10

Daerom sult ghy der stemme des HEEREN uwes Godts gehoorsaem zijn: ende ghy sult doen sijne geboden, ende sijne insettingen, die ick u heden gebiede.

11

Ende Mose geboodt den volcke te dien dage, seggende:

12

Ga naar margenoot8 Dese sullen staen om het volck te zegenen op den bergh Gerizim, als ghy over de Iordane gegaen sult zijn: Simeon, ende Levi, ende Iuda, ende Issaschar, ende Ioseph, ende Benjamin.

13

Ende dese sullen staen over den vloeck op den bergh Ebal: Ruben, Gad ende Aser, ende Zebulon, Dan, ende Naphtali.

14

Ende de Leviten sullen betuygen ende seggen tot alle man van Israël, met verhevene stemme:

15

Vervloeckt zy de man, die een gesneden, ofte gegoten beelt, Ga naar margenoot9 eenen grouwel des HEEREN, een werck van des werckmeesters handen, Ga naar margenoot10 sal maken, ende setten in ’t verborgen; ende al het volck sal antwoorden, ende seggen, Ga naar margenoot11 Amen.

16

Vervloeckt zy, die sijnen vader, ofte sijne moeder veracht: ende al het volck sal seggen, Amen.

17

Vervloeckt zy, die sijns naesten lantpale verruckt: ende al het volck sal seggen, Amen.

18

Vervloeckt zy, die eenen blinden op den wegh doet doolen: ende al het volck sal seggen, Amen.

19

Vervloeckt zy, die ’t recht des vreemdelinghs, des weesen, ende der weduwe buyght: ende al het volck sal seggen, Amen.

20

Vervloeckt zy, die by het wijf sijns vaders light, om dat hy Ga naar margenoot12 sijns vaders slippe ontdeckt heeft: ende al het volck sal seggen, Amen.

21

Vervloeckt zy, die by eenigh beest light: ende al het volck sal seggen, Amen.

[Folio 88v\Register van zegeningen ende--vervloeckingen.]
[fol. 88v\Register van zegeningen ende--vervloeckingen.]

22

Vervloeckt zy, die by sijne suster light, de Ga naar margenoot13 dochter sijns vaders, oft de dochter sijner moeder: ende al het volck sal seggen, Amen.

23

Vervloeckt zy, die by sijne Ga naar margenoot14 schoonmoeder light, ende al het volck sal seggen, Amen.

24

Vervloeckt zy, die sijnen naesten in het verborgen Ga naar margenoot15 verslaet: ende al het volck sal seggen, Amen.

25

Vervloeckt zy, Ga naar margenoot16 die geschenck neemt, om Ga naar margenoot17 eene ziele, Ga naar margenoot18 het bloet eens onschuldigen, te verslaen: ende al het volck sal seggen, Amen.

26

Ga naar margenootc Vervloeckt zy, die de woorden deser wet niet en sal Ga naar margenoot19 bevestigen, doende deselve: ende al het volck sal seggen, Amen.

margenoot1
Hebr. al dit gebodt, dat, etc.
margenoota
Iosu. 4.1.
margenoot2
Hebr. bekalckense met kalck. ende alsoo onder vers 4.
margenoot3
And. om dat ghy komt.
margenootb
Exod. 20.25. Iosu. 8.31.
margenoot4
D. ghy sult geen yseren instrument aen de steenen gebruycken, om die konstighlick te bereyden, op dat het niet tot misbruyck en gedije. Want dit maer voor eenen tijt was, tot dat Godt sijnen wille van eene sekere plaetse sijns diensts soude hebben geopenbaert.
margenoot5
Rouw ende onbehouwen, soo als ghyse vinden sult.
margenoot6
Alsoo datse wel leefbaer, ende langhdurende zijn.
margenoot7
Vergel. bov. 26. op vers 17.
margenoot8
Vergel. bov. 11. vers 29.
margenoot9
Siet bov. 17. op vers 1.
margenoot10
Of, al soud’hy’t in’t verborgen setten.
margenoot11
Siet Num. 4. op vers 22.
margenoot12
Siet boven 22. op vers 30.
margenoot13
D. sijne halve suster, als de volgende woorden verklaren.
margenoot14
D. sijner huysvrouwen moeder.
margenoot15
D. ombrenght, vermoort.
margenoot16
’t Zy richter, ofte getuyge, ofte een moordenaer, daer toe bekocht, etc.
margenoot17
D. eenen mensche.
margenoot18
D. alsoo dat het bloet eens onschuldigen door hem ofte sijn toedoen vergoten worde.
margenootc
Galat. 3.10.
margenoot19
Met herte, monde, ende metter daet die steeds na komende ende volbrengende. Vergel. Ierem. 35. versen 14, 16.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken