Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 97v\Register der verslagene--Koningen.]
[fol. 97v\Register der verslagene--Koningen.]

Het xij. Capittel.

Een kort verhael ofte register der Koningen, ende harer Rijcken, die van de Israëliten zijn verslagen, op dat sy der selver lant erflick souden besitten, eerst ten tijde Mosis aen gene zijde der Iordane, vers 1, etc. Daer na door Iosua op dese zijde der Iordane, 7. Zijnde t’samen een ende dertich Koningen, 24.

1

DIt nu zijn de Koningen des lants, die de kinderen Israëls geslagen hebben, ende haer lant erflick besaten aen gene zijde der Iordane, tegen den opgangh der sonne: van de beke Arnon af, tot den bergh Hermon, ende het gantsche vlacke velt tegen ’t Oosten:

2

Sihon den Koningh der Amoriten, die te Hesbon woonde: Die van Aroër af heerschte, welke aen den Ga naar margenoot1 oever der beke Arnon is, Ga naar margenoota ende [over] ’t midden der beke, ende de helft van Gilead, ende tot aen de beke Iabbok, de lantpale der kinderen Ammons.

3

Ende [over] het vlacke velt tot aen de zee Ga naar margenoot2 Cinneroth tegen ’t Oosten, ende tot aen Ga naar margenoot3 de zee des vlacken velts, de soutzee, tegen ’t Oosten, des weeghs na Ga naar margenoot4 Beth-Iesimoth: ende van ’t Zuyden beneden Ga naar margenoot5 Asdoth Pisga.

4

Ga naar margenootb Daer toe de lantpale van Og den Koningh van Basan, die van het overblijfsel der Ga naar margenoot6 reusen was, woonende te Astharoth ende te Edreï.

5

Ende heerschte over den bergh Hermon, ende over Salcha, ende over geheel Basan tot aen de lantpale Ga naar margenoot7 der Gesuriten, ende der Maachatiten: ende de helft van Gilead de lantpale Sihons des Koninghs van Hesbon.

6

Mose de knecht des HEEREN, ende de kinderen Israëls sloegense, Ga naar margenootc ende Mose de knecht des HEEREN gaf de Rubeniten ende de Gaditen, ende den halven stamme Manasse dat [lant] tot eene erffelicke besittinge.

7

Dit nu zijn de Koningen des lants, die Iosua sloegh, ende de kinderen Israëls, Ga naar margenootd aen dese zijde der Iordane tegen ’t Westen, van Baal-Gad aen, in ’t dal van Libanon, ende tot Ga naar margenoot8 aen den kalen bergh, die na Seïr opgaet: ende Iosua gaf het den stammen Israëls tot een erffelicke besittinge, Ga naar margenoot9 na hare afdeylingen.

8

Wat op ’t geberghte, ende in de leeghte, ende in ’t vlacke velt, ende in de afloopingen der wateren, ende in de woestijne, ende tegen ’t Zuyden was: de Hethiten, de Amoriten, ende Canaaniten, de Phereziten, de Heviten, ende de Iebusiten.

9

De Koningh van Iericho een: De Koningh van Ai, die ter zijden Bethel is, een.

10

De Koningh van Ierusalem een, de Koningh van Hebron een.

11

De Koningh van Iarmuth een, de Koningh van Lachis een.

12

De Koningh van Eglon een, de Koningh van Geser een.

13

De Koningh van Debir een, de Koningh van Geder een.

14

De Koningh van Ga naar margenoot10 Horma een, de Koningh van Harad een.

15

De Koningh van Libna een, de Koningh van Ga naar margenoot11 Adullam een.

16

De Koningh van Makkeda een, de Koningh van Beth-el een.

17

De Koningh van Tappuah een, de Koningh van Hepher een.

18

De Koningh van Aphek een, de Koningh van Lassaron een.

19

De Koningh van Madon een, de Koningh van Hazor een.

20

De Koningh van Simron Meron een, de Koningh van Achsaph een.

21

De Koningh van Taanach een, de Koningh van Megiddo een.

22

De Koningh van Kedes een, de Koningh van Iokneam, aen den Carmel, een.[kolom]

23

De Koningh van Dor, Ga naar margenoot12 tot Naphath Dor, een: Ga naar margenoot13 De Koningh der Heydenen te Gilgal een.

24

De Koningh van Tirza een: Alle dese Koningen zijn een en dertigh.

margenoot1
Hebr. lippe.
margenoota
Deuter. 3.8, 16.
margenoot2
Siet Ios. 11.2. Deuter. 3.17.
margenoot3
Aldus wort genoemt de doode zee, D. de soutzee, ende de poel van Sodoma, ende de poel Asphaltites.
margenoot4
D. gelegen inde lantpale der Moabiten, Ezech. 25.9.
margenoot5
D. afloop des heuvels, het is een deel des berghs Abarim.
margenootb
Deuter. 1.4.
margenoot6
Hebr. Rephaim.
margenoot7
Dese woonden in het lant Basan aen de uyterste palen des selven lants: ’t welck 2.Sam. 15.8. van Absalom genoemt wort Gesur in Syria, om dat het ontrent de stadt ende het lant van Damasco lagh. Gesur was een Konincklicke stadt: De dochter Thalmai des Koninghs te Gesur, was Davids huysvrouwe, ende de moeder Absaloms, 2.Sam. 3. vers 3. tot den welcken oock Absalom gevluchtt is, als hy sijnen broeder Amnon hadde omgebracht, 2.Sam. c. 13. vers 37. ’t Lant der Gesuriten is wel den halven stamme Manasse te deele gevallen, maer sy en hebben de inwoonders des selven niet verdreven, Ios. 13. vers 13.
margenootc
Numer. 21.24. ende 32.33.
margenootd
Iosu. 10.40.
margenoot8
Siet bov. 11.17.
margenoot9
D. eenen yegelicken sijn deel.
margenoot10
Siet de aent. Iudic. 1.17.
margenoot11
Dit was een stadt in het lant Iuda, van dewelcke oock gesproken wort 1.Chron. 11.15. by de selve was een speloncke daer in sich David heeft gehouden, vluchtende voor Saul, 1.Sam. 22.1. ende daer heeft hy den 57 Psalm gemaeckt.
margenoot12
Siet Ios. 11.2.
margenoot13
Of, de Koningh van Gojim.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken