Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 110v. \ Simsons Bruyloft, ende--Raetsel.]
[fol. 110v. \ Simsons Bruyloft, ende--Raetsel.]

Het xiiij. Capittel.

Simson, gelegentheyt soeckende, om sijn beroep tegen de Philistijnen uyt te voeren, begeert eene Philistijnsche dochter van Thimnath ter vrouwe, versen 1, 2, 4, etc. waer in sijn ouders niet wel te vreden zijnde, hem nochtans gelieven, 3. op den wegh ontmoet ende verscheurt hy eenen jongen leeuw, 5. In welckes aes hy in ’t weder keeren honigh vindt, 8. Houdt bruyloft, ende stelt sijne bygevoeghde Philistijnsche metgesellen een raetsel voor, met belofte ende bedingh eener vereeringe, 10. waer van sijne vrouwe de verklaringe door ingeven der Philistijnen hem afperst ende ontdeckt, 15. Dies Simson dertigh Philistijnen van Askelon doot, ende betaelt sijnen metgesellen de beloofde vereeringe, 19. sijne vrouwe wort aen eenen anderen gegeven, 20.

1

ENde Simson gingh af na Ga naar margenoot1 Thimnath: ende gesien hebbende eene vrouwe te Thimnath, van de dochteren der Philistijnen;

2

Soo gingh hy opwaerts, ende gaf het sijnen vader ende sijner moeder te kennen, ende seyde; Ick heb een vrouwe gesien te Thimnath, van de dochteren der Philistijnen: nu dan, Ga naar margenoot2 neemt my die tot eene vrouwe.

3

Maer sijn vader seyde tot hem, mitsgaders sijne moeder; Is’er geene vrouwe onder de dochteren uwer Ga naar margenoot3 broederen, ende onder al mijn volck, dat ghy henen gaet, om eene vrouwe te nemen van de Philistijnen, die Ga naar margenoot4 onbesnedene? ende Simson seyde tot sijnen vader; Ga naar margenoot5 Neemt my die, want sy is Ga naar margenoot6 bevalligh in mijne oogen.

4

Sijn vader nu, ende sijne moeder en wisten niet, dat dit van den Ga naar margenoot7 HEERE was; dat Ga naar margenoot8 hy gelegentheyt sochte Ga naar margenoot9 van de Philistijnen: want de Philistijnen Ga naar margenoot10 heerscheden te dier tijt over Israël.

5

Alsoo gingh Simson met sijnen Ga naar margenoot11 vader ende sijne moeder henen af, na Thimnath: als sy nu quamen tot aen de wijngaerden van Thimnath; siet daer, een Ga naar margenoot12 jonge leeuw, brullende hem te gemoete.

6

Doe wert de Geest des HEEREN Ga naar margenoot13 veerdigh over hem, dat hy Ga naar margenoot14 hem van een scheurde, gelijck men een bocksken van een scheurt, ende daer en was Ga naar margenoot15 niets in sijne hant: doch hy en gaf sijnen vader ende sijner moeder niet te kennen, wat hy gedaen hadde.

7

Ende hy quam af, ende Ga naar margenoot16 sprack tot de vrouwe: ende sy Ga naar margenoot17 beviel in Simsons oogen.

8

Ende na Ga naar margenoot18 sommige dagen quam hy weder om haer te Ga naar margenoot19 nemen; Doe weeck hy Ga naar margenoot20 af, om het aes des leeuwen te besien: ende siet, een bijenswerm was in het lichaem des leeuwen, met honigh.

9

Ende hy nam Ga naar margenoot21 dien in sijne handen, ende gingh voort, al gaende ende etende; ende hy gingh tot sijnen vader ende tot sijne moeder, ende gaf hen [daer van,] ende sy aten: doch hy en gaf hen niet te kennen, dat hy den honigh uyt het lichaem des leeuwen genomen hadde.

10

Als nu sijn vader afgekomen was tot die vrouwe; soo maeckte Simson aldaer Ga naar margenoot22 eene bruyloft: want alsoo plachten de jongelingen te doen.

11

Ende het geschiedde, als Ga naar margenoot23 sy hem sagen; soo Ga naar margenoot24 namen sy dertigh metgesellen, die by hem souden zijn.

12

Simson dan seyde tot hen; Ick sal nu u-lieden een Ga naar margenoot25 raetsel te raden geven; in-[kolom]dien ghy my dat in de seven dagen deser bruyloft Ga naar margenoot26 wel sult verklaren ende uytvinden, soo sal ick u-lieden geven dertigh Ga naar margenoot27 fijne lijnwaets kleederen, Ga naar margenoot28 ende dertigh Ga naar margenoot29 wisselkleederen.

13

Ende indien ghy ’t my niet sult konnen verklaren, soo sult ghylieden my geven dertigh fijne lijnwaets kleederen, ende dertigh wisselkleederen: ende sy seyden tot hem; Geeft u raetsel te raden, ende laet het ons hooren.

14

Ende hy seyde tot hen; Ga naar margenoot30 Spijse gingh uyt van den Ga naar margenoot31 eter, ende Ga naar margenoot32 soetigheyt gingh uyt van den stercken: ende sy en konden dat raetsel in drie dagen niet verklaren.

15

Daer na geschiedde ’t op den Ga naar margenoot33 sevenden dagh, dat sy tot Simsons huysvrouwe seyden, Ga naar margenoot34 Overreedt uwen man, dat hy ons dat raetsel verklare, op dat wy niet misschien u, ende uwes vaders huys met vyer verbernen: hebt ghylieden ons genoodight om Ga naar margenoot35 het onse te besitten? ende Ga naar margenoot36 is ’t soo niet?

16

Ende Simsons huysvrouwe weende voor hem ende seyde; Ga naar margenoot37 Ghy haett my maer, ende en hebt my niet lief; ghy hebt den Ga naar margenoot38 kinderen mijns volcks een raetsel te raden gegeven, ende en hebt het my niet verklaert: ende hy seyde tot haer; Siet, ick en hebbe het mijnen vader ende mijner moeder niet verklaert, soud’ick het u dan verklaren?

17

Ende sy weende voor hem op den Ga naar margenoot39 sevenden der dagen, in dewelcke sy dese bruyloft hadden: Soo geschiedde ’t op den sevenden dagh, dat hy het haer verklaerde, want sy perste hem; ende sy verklaerde dat raetsel den kinderen hares volcks.

18

Doe seyden de mannen der stadt tot hem, op den sevenden dagh, eer de sonne onder gingh; Wat is soeter dan honigh? ende wat is stercker dan een leeuw? Ende hy seyde tot hen; Soo ghy met mijn Ga naar margenoot40 kalf niet haddet geploeght, ghy en soudet mijn raetsel niet hebben uytgevonden.

19

Doe wert de Geest des HEEREN Ga naar margenoot41 veerdigh over hem, ende hy gingh af na Ga naar margenoot42 de Askeloniten, ende sloegh van hen dertigh man; ende hy nam haer Ga naar margenoot43 gewaet, ende gaf de Ga naar margenoot44 wisselkleederen den genen, die dat raetsel verklaert hadden: doch sijn toorn ontstack, ende hy gingh op in sijns Ga naar margenoot45 vaders huys.

20

Ende Simsons huysvrouwe Ga naar margenoot46 wert Ga naar margenoot47 sijnes metgesellen, die Ga naar margenoot48 hem vergeselschapt hadde.

margenoot1
Liggende in het Westen van Zora niet verre van de middellantsche zee.
margenoot2
Siet van ’t recht der ouderen in de houwelicken harer kinderen, Genes. 21. op vers 21. ende 24. op vers 3. ende 26. op vers 34.
margenoot3
D. bloetverwanten, of, lantslieden. Siet Genes. 13. op vers 8. ende c. 24. op vers 27.
margenoot4
Siet Gen. 34.14. Met dese Heydensche inwoonderen van Canaan hadde Godt uytdruckelick verboden eenigh verbont of houwelick te maken. siet Exo. 34. versen12, 16. ende elders. Al waerom sy reden hadden om te letten op Godts geopenbaerde bevel, ende Simson te bestraffen, als niet wetende van de heymelicke regeeringe ende het voornemen Godts, (siet het volgende vers) die recht heeft om sijnen schepselen wetten te stellen, maer selfs te doen na sijn welbehagen, ende yet contrarijs extra-ordinaerlick te laten geschieden. Vergelijckt Genes. 22.2. Exod. cap. 3. vers 22, etc.
margenoot5
Siet Genes. 19. op vers 14.
margenoot6
Hebr. recht.
margenoot7
Die hier door voor hadde Simson de occasie ofte gelegentheyt te geven tot volvoeringe sijns beroeps.
margenoot8
T.w. Simson. Want hoewel hy van Gode daer toe beroepen was, mochte hy evenwel, ’t gene, sonder dat, goet ende recht was, alsoo soecken te beginnen, dat de menschen hem met reden geen ongelijck konden geven.
margenoot9
Dat sy van hare zijde hem occasie mochten geven, om tegen haerlieden te beginnen.
margenoot10
Siet bov. 13.1.
margenoot11
Zijnde nu verandert, ofte om dat sy uyt alles, wat voor sijne ontfangenisse ende geboorte geschiet was, in nadencken waren gekomen dat dit van Gode moeste zijn, of, om dat Simson haerlieden sijn voornemen ende Godtlicke aendrifte ontdeckt hadde.
margenoot12
Hebr. een jongh der leeuwen, brullende in sijne ontmoetinge. ’t Schijnt, dat hy van sijne ouders door eenen andren wegh was afgegaen. Vergel. ond. vers 8.
margenoot13
Of, viel, of, quam machtighlick op hem: makende hem extra-ordinaerlick moedigh ende sterck, om hem door dese preuve tot uytvoeringe sijns beroeps te bereyden, ende daer in te verstercken: als oock om hem materie te geven tot het raetsel, ende ’t gene daer op gevolght is.
margenoot14
Den leeuw.
margenoot15
Geen instrument, ofte geweer: alleenlick gebruyckende sijne handen.
margenoot16
Soo hy selve, als oock sijne ouders.
margenoot17
Hebr. sy was recht in Simsons oogen.
margenoot18
Hebr. van, ofte, na dagen. Siet Genes. 4. op vers 3.
margenoot19
D. te trouwen.
margenoot20
T.w. van den gemeenen wegh, na de plaetse, daer hy den dooden ende gescheurden leeuw geworpen hadde. Siet op vers 5.
margenoot21
Den honigh.
margenoot22
Het Hebr. woort beteeckent in het gemeen, eene maeltijt, doch is hier te verstaen van een bruylofts-mael.
margenoot23
T.w. de Philistijnen van Thimnath, die wat bysonders in Simson uyt sijn gelaet ende wesen gemerckt hebbende, achterdencken kregen, ende deshalven onder schijn van eere door dit bygevoeghde geselschap (dat sy door de bruyts vrienden met glimp konden beschicken) op hem deden letten.
margenoot24
D. sy namen ende brachten. Siet Genes. 12. op vers 15.
margenoot25
D. eene konstige, duystere, ende vreemde rede, ofte spreucke, onder dewelcke yets verborgen is, dat de woorden niet en geven, maer met nadencken moet worden uytgevonden, ende alsdan klaer ende bevalligh is. Hebr. als of men seyde: Een raetsel raetselen: alsoo onder versen 13, 16. Ezech. 17.2. Siet wijders, 1.Reg. 10. op vers 1.
margenoot26
Hebr. verklarende verklaren.
margenoot27
Het Hebr. woort wort genomen voor fijn lijnwaet, ende een laken, hembt, of yets anders daer van gemaeckt, om sich des nachts daer mede te decken, ofte oock des daeghs om te slaen, ofte aen te doen. Het selve woort vintmen in het Nieuwe Testament gebruyckt, in de Griecksche sprake, Matth. c. 27. vers 59. Marc. 14.51, 52. ende cap. 15. vers 46. Luce 23.53.
margenoot28
And. te weten, dertigh wisselkleederen, van ’t selve fijn lijnwaet gemaeckt. Vergelijckt onder vers 19.
margenoot29
Hebr. verwisselingen van kleederen.
margenoot30
Ofte, om de aerdigheyt des raetsels ende der Hebreeuscher sprake wat nader te komen, aldus: Eten (gelijck wy seggen: brenght het eten, D. de spijse, op de tafel) gingh uyt, of, quam voort van den eter, ende soet quam voort van den sueren, ofte, scherpen. Het Hebreeus woort beteeckent niet alleen, sterck, maer oock, hart, wreet, scherp, ende soo voorts, suer: gelijck wy van seer sueren azijn seggen, dat hy seer sterck is. Ende een suer gelaet, gesicht, voor een stuer, wreet, sterck gelaet, ofte gesicht.
margenoot31
Van den genen, die geene spijse plach van sich te geven, maer selfs alles te verslinden, te weten, den leeuw.
margenoot32
Te weten, honigh.
margenoot33
Na d’eerste drie dagen, bevindende, dat sy met haer eygen verstant ende arbeyt niets hadden gevordert, schijnen sy de sake van tijt tot tijt by Simsons wijf stercker aengebonden te hebben, tot dat het op den sevensten dagh, door hare dreygementen, ende sijner vrouwen listigheyt, geluckt is. Anders, seven dagen, verstaende daer door een deel van de seven dagen.
margenoot34
Leyt, lockt hem, met beweeghlicke woorden ende manieren van doen: sulcks beteeckent eygentlick het Hebr. woort.
margenoot35
Hebr. om ons te erven, ofte erffelick te besitten. Ons, D. onse goet: om dat sy boven de schande de schade souden hebben van het lijnwaet ende de kleederen.
margenoot36
And. ofte niet?
margenoot37
Ofte, immers haet ghy my.
margenoot38
Simsons Philistijnsche metgesellen: alsoo in het volgende vers.
margenoot39
Hebr. seven, dat is hier, den sevenden: als 1.Chro. 9.25. ende soo elders dickwils.
margenoot40
Hy wil seggen: Haddet ghy niet door mijne vrouwe van my selven de verklaringe getrocken. ’t Is eene verbloemde maniere van spreken, genomen van het ploegen der lantlieden, die door den dienst der beesten de aerde als opgraven ende opwerpen, dat ontdeckt werde, wat verborgen was. Alsoo heeft hen Simson te gelijck d’ontrouwe sijner vrouwe, ende haerlieder bedrogh aerdighlick verweten.
margenoot41
Vergelijckt boven op vers 6.
margenoot42
Hebr. Askelon, Dat is, die van Askelon, als boven 1.27, etc. gelegen aen de grenzen van Dan, over de beke Sorek, aen de middellantsche zee: toebehoorende de stammen Iuda ende Simeon, maer van de Philistijnen bewoont. Siet boven 1.18.
margenoot43
Dat sy hadden aen gehadt, ende hy hen afgetogen hadde.
margenoot44
Siet boven vers 12.
margenoot45
Verlatende voor eenen tijt sijne vrouwe. Siet het volgende Capittel, vers 1.
margenoot46
Hebr. wert sijnen metgeselle, Te weten, ter vrouwe.
margenoot47
Siet Cap. 15. versen 2, 6.
margenoot48
Siet boven op vers 11.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken