Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xviij. Capittel.

In dit Capittel wort verhandelt even het selve, dat 2.Sam. cap. 8. staet.

1

Ga naar margenoot1 ’TGeschiedde nu na desen, dat David de Philistijnen sloegh, ende brachtse onder: ende hy nam Gath, ende hare onderhoorige plaetsen, uyt der Philistijnen hant.

2

Hy sloegh oock de Moabiten: alsoo dat de Moabiten Davids knechten wierden, Ga naar margenoot2 brengende geschencken.

3

David sloegh oock Ga naar margenoot3 Hadarezer den Koningh van Zoba na Hamath toe, doe Ga naar margenoot4 hy henen toogh om Ga naar margenoot5 sijne hant te stellen aen de riviere Phrath.

4

Ende David nam hem duysent wagens af, ende seven Ga naar margenoot6 duysent ruyters, ende twintigh duysent man te voet: ende David ontzenuwde alle de wagen-[peerden:] doch Ga naar margenoot7 hy behieldt hondert wagens daer van overigh.

5

Ende de Syriers van Ga naar margenoot8 Darmasco quamen om Haderezer den Koningh van Zoba te helpen: maer David sloegh van de Syriers twee en twintigh duysent man.

6

Ende David leyde Ga naar margenoot9 [besettinge] in Syria van Darmasco, alsoo dat de Syriers Davids Ga naar margenoot10 knechten wierden, geschencken brengende: ende de HEERE Ga naar margenoot11 behoedde David over al waer hy henen gingh.

7

Ende David nam de goudene schilden, Ga naar margenoot12 die by Hadarezers knechten waren: ende hy brachtse te Ierusalem.

8

Oock nam David seer veel kopers uyt Ga naar margenoot13 Tibchath, ende uyt Ga naar margenoot13 Chun, Hadarezers steden: daer van heeft Salomo de koperen Ga naar margenoot14 zee, ende de pilaren, ende de koperen vaten gemaeckt.

9

Doe Thöu de Koningh van Hamath hoorde, dat David de gantsche heyrkracht Hadarezers des Koninghs van Zoba geslagen hadde:

10

Soo sondt hy sijnen sone Ga naar margenoot15 Hadoram

[Folio 183v\Davids victorien. Ammoniten en--Syriers geslagen.]
[fol. 183v\Davids victorien. Ammoniten en--Syriers geslagen.]

tot den Koningh David, Ga naar margenoot16 om hem na [sijnen] welstant te vragen, ende om hem te zegenen, van wegen dat hy met Hadarezer gestreden, ende hem verslagen hadde, Ga naar margenoot17 (want Hadarezer voerde oorloge tegen Thou) ende Ga naar margenoot18 alle goudene, ende silveren, ende koperen vaten;

11

Ga naar margenoot19 Dese heylighde de Koningh David oock den HEERE, met het silver ende het gout, ’t welcke hy mede gebracht hadde van alle de Heydenen: van de Edomiten, ende van de Moabiten, ende van de kinderen Ammons, ende van de Philistijnen, ende van de Amalekiten.

12

Oock sloegh Ga naar margenoot20 Absai de sone Ga naar margenoot21 Zeruja Ga naar margenoot22 de Edomiten in het soutdal, achtien duysent.

13

Ende hy leyde besettinge in Edom, soo dat alle de Edomiten Davids knechten werden: ende de HEERE behoedde David over al waer hy henen gingh.

14

Alsoo regeerde David over gantsch Israël: ende hy dede sijnen gantschen volcke Ga naar margenoot23 recht ende gerechtigheyt.

15

Ioab nu de sone Zeruja was over het heyr: ende Iosaphat de sone Ahiluds was Ga naar margenoot24 Kancelier.

16

Ende Zadok de sone Ahitubs, ende Ga naar margenoot25 Abimelech, de sone Abjathars, waren Priesters, ende Ga naar margenoot26 Sausa Schrijver.

17

Ende Benaja de sone Iojada was over de Crethi ende Plethi: maer de sonen Davids waren Ga naar margenoot27 de eerste aen de hant des Koninghs.

margenoot1
’t Gene dat tot breeder verklaringe deses Cap. dient, sult ghy vinden 2.Sam. cap. 8.
margenoot2
T.w. jaerlicks, tot een teecken van onderdanigheyt.
margenoot3
And. Hadad-Ezer, 2.Sam. 8.3, 5.
margenoot4
Eenige verstaen hier David: Andre Hadar-Ezer.
margenoot5
D. sijn leger, vergel. 2.Sam. 8. op vers 3.
margenoot6
Siet de verklaringe ofte vergelijckinge deser woorden met het gene dat 2.Sam. 8.4. staet, in de verklaringe aldaer.
margenoot7
T.w. David.
margenoot8
And. Damasco. Alsoo oock vers 6.
margenoot9
Dit wort hier by gevoegt uyt 2.Sam. cap. 8. vers 6.
margenoot10
Verstaet dat sy cijnsbaer gemaeckt zijn.
margenoot11
Ofte, gaf heyl, overwinninge, aen David.
margenoot12
Hebr. die op, of aen Hadarezers knechten waren.
margenoot13
. 13 Dese steden worden Betach, ende Berothai genoemt, 2.Sam. 8.8.
margenoot13
. 13 Dese steden worden Betach, ende Berothai genoemt, 2.Sam. 8.8.
margenoot14
Verstaet hier door de zee een heel groot vat van metael ofte koper gegoten, eene zee genoemt, van wegen de veelheyt des waters, dat daer inne gingh.
margenoot15
Hy wort Ioram genoemt, 2.Sam. 8. vers 10.
margenoot16
D. om hem te besoecken, ende geluck te wenschen van wegen de victorie die hy bevochten hadde.
margenoot17
Hebr. want Hadarezer was een man der oorloge tegen Thou.
margenoot18
D. allerley.
margenoot19
Hy wil seggen, dat David alle de geschencken, die Thou hem sandt, soo wel Gode geheylight heeft, als’t gene dat hy uyt de overwinninge sijner vyanden verkregen hadde.
margenoot20
Hy was de broeder Ioabs, ende wort gemeynlick Abisai genoemt. Dit feyt dat hier verhaelt wort, dat wort 2.Sam. 8. vers 13. David selfs toegeschreven, alsoo het gene dat de Overste in den krijgh doen, den Koningen gemeynlick toegeschreven wort.
margenoot21
Sy was Davids suster, als te sien is boven 2.16.
margenoot22
2.Sam. 8.13. worden de Syriers genoemt, niet de Edomiten: Dese twee volckeren spanden te samen, ende des eenen leger is soo wel verslagen geworden als des anderen. Siet wijders Psalm 60. op vers 2.
margenoot23
Siet dese maniere van spreken Genes. 18. 19.
margenoot24
Siet d’aenteeckeningen 2.Sam. cap. 8. vers 16. ende 1.Reg. 4.3.
margenoot25
Hy wort Ahimelech genoemt, 2.Sam. cap. 8. vers 17.
margenoot26
Hy wort Seraja genoemt, 2.Sam. 8.17. Ofte het kan wesen, dat Seraja gestorven zijnde, desen Sausa in sijn plaetse Schrijver, ofte Griffier, geworden is.
margenoot27
Dat is, sy waren de voornaemste Bevelhebbers, ofte Officiers, die de Koningh gebruyckte in de voornaemste saken der regeeringe, op dat hyse alsoo soude geschickt maken ende bereyden tot het handelen der saken des Koninckrijcks, ende in maniere van staet. Siet 2.Sam. cap. 8. vers 18.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken