Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het vij. Capittel.

Het vyer valt uyt den hemel, verteert de offerhanden, ende de heerlickheyt des Heeren vervult den tempel, vers 1, etc. beschrijvinge der ceremonien daer mede Salomo den tempel inwijede, 4. het feest der Loofhutten wort gehouden, 8. De Heere verschijnt Salomo, 12. belooft hem sijne gunste, met conditie van gehoorsaemheyt, 17. Anders dreyght hy sware straffen, 19.

1

ALs nu Salomo voleynt hadde te bidden, Ga naar margenoot1 soo daelde het vyer van den hemel, ende verteerde het brand-offer, ende de slacht-offeren, Ga naar margenoota ende de Ga naar margenoot2 Heerlickheyt des HEEREN vervulde het Huys.

2

Ende de Priesteren en konden niet ingaen in het Huys des HEEREN; want de Heerlickheyt des HEEREN hadde het Huys des HEEREN vervult:

3

Ende als alle de kinderen Israëls sagen dat vyer afdalen, ende de Heerlickheyt des HEEREN over ’t Huys; soo buckten sy met haer aengesichten ter aerden, op de vloer, ende aenbaden, ende loofden den HEERE, Ga naar margenoot3 dat hy goedigh is; dat sijne weldadigheyt is tot in eeuwigheyt.

4

De Koningh nu, ende al het volck offerden slacht-offeren voor het aengesichte des HEEREN.

5

Ende de Koningh Salomo offerde Ga naar margenoot4 slacht-offeren van runderen, twee en twintigh duysent, ende van Ga naar margenoot5 schapen hondert en twintigh duysent: alsoo hebben de Koningh, ende ’t gantsche volck ’t Huys Godts ingewijet.

6

Oock stonden de Priesters in Ga naar margenoot6 hare wachten, ende de Leviten met de musicale instrumenten Ga naar margenoot7 des HEEREN, die de Koningh David gemaeckt hadde, om den HEERE te loven, dat sijne weldadigheyt is in eeuwigheyt, Ga naar margenoot8 als David door Ga naar margenoot9 haren dienst [hem] prees: ende de Priesters trompetteden tegen haer over, ende gantsch Israël Ga naar margenoot10 stont.

7

Ende Ga naar margenoot11 Salomo heylighde het middelste des voorhofs, het welcke voor het Huys des HEEREN was: dewijle hy daer de brand-offeren, ende het vette der danck-offeren bereyt hadde: want de koperen altaer, die Salomo gemaeckt hadde, en konde het brand-offer, ende het spijs-offer, ende het Ga naar margenoot12 vette, niet vatten.

8

Salomo hieldt oock ter selver tijt het Ga naar margenoot13 feest seven dagen, ende gantsch Israël met hem, eene seer groote gemeynte: Ga naar margenoot14 van den [kolom] ingangh af van Hamath, tot de riviere van Egypten.

9

Ende ten Ga naar margenoot15 achtsten dage hielden sy eenen Ga naar margenoot16 verbodtsdagh: Ga naar margenootb want sy hielden de Ga naar margenoot17 inwyinge des altaers Ga naar margenoot18 seven dagen, ende het feest seven dagen.

10

Doch op den drie en twintighsten Ga naar margenoot19 dagh der sevender maent, Ga naar margenootc liet hy het volck gaen tot hare hutten, blijde, ende Ga naar margenoot20 goedes moedts, over het goet dat de HEERE David, ende Salomo, ende sijn volck Israël gedaen hadde:

11

Ga naar margenootd Alsoo volbracht Salomo het Huys des HEEREN, ende het huys des Koninghs: ende al wat in Salomons herte gekomen was, om in het Huys des HEEREN ende in sijn huys te maken, richtte hy voorspoedelick uyt.

12

Ende de HEERE Ga naar margenoot21 verscheen Salomo Ga naar margenoot22 des nachts: ende hy seyde tot hem, Ick hebbe u gebedt verhoort, ende hebbe my dese plaetse verkoren tot een offerhuys.

13

Soo ick den hemel toesluyte, datter geen regen en zy, ofte soo ick de sprinckhanen Ga naar margenoot23 gebiede, Ga naar margenoot24 het lant te verteeren, ofte soo ick peste onder mijn volck sende:

14

Ende mijn volck, Ga naar margenoot25 over dewelcke mijn naem genoemt wort, sich verootmoedigen, ende bidden, ende Ga naar margenoot26 mijn aengesichte soecken, ende sich bekeeren van hare boose wegen: soo sal ick uyt den hemel hooren, ende hare sonden vergeven, ende haer lant Ga naar margenoot27 genesen.

15

Nu sullen Ga naar margenoote mijne oogen open zijn, ende mijne ooren opmerckende op het gebedt Ga naar margenoot28 deser plaetse.

16

Want Ga naar margenoot29 ick hebbe nu dit Huys verkoren, ende geheylight, op dat mijn name daer zy tot in eeuwigheyt: Ende mijne oogen, ende mijn herte sullen daer t’allen dagen zijn.

17

Ende u aengaende, soo ghy voor mijn aengesichte wandelen sult, gelijck als u vader David gewandelt heeft, ende doen na alles, dat ick u geboden hebbe, ende mijne insettingen, ende mijne rechten houden sult;

18

Soo sal ick den throon uwes Koninckrijcks bevestigen, gelijck als ick [een verbont] met uwen vader David gemaeckt hebbe, seggende; Geen man sal u afgesneden worden, die in Israël heersche.

19

Maer soo ghylieden u afkeeren sult, ende mijne insettingen, ende mijne geboden, die ick voor u aengesichte gegeven hebbe, verlaten, ende henen gaen, ende andere goden dienen, ende u voor die neder buygen sult:

20

Soo sal ickse uytrucken uyt mijn lant, dat ick hen gegeven hebbe, ende dit Huys, dat ick mijnen name geheylight hebbe, sal ick van mijn aengesichte wech werpen, ende sal het tot een spreeckwoort, ende spotreden onder alle volckeren maken.

21

Ende dit Huys, dat verheven sal geweest zijn, daer over sal sich een yeder die voorby gaet ontsetten; dat hy sal seggen, Waerom heeft de HEERE desen lande, ende desen huyse alsoo gedaen?

22

Ende men sal seggen, Om dat sy den HEERE harer vaderen Godt verlaten hebben, die hen uyt Egyptenlant uytgevoert hadde, ende hebben sich aen andere goden gehouden, ende sich voor de selve neder gebogen, ende die gedient: daerom heeft hy alle dat quaet over hen gebracht.

margenoot1
Tot een openbaer bewijs, dat Godt Salomons gebedt verhoort hadde. siet gelijcke exempelen van het vallen des vyers uyt den hemel, Levit. cap. 9. vers 24. Iudic. c. 6. vers 21. 1.Reg. c. 18. vers 38. 1.Chron. 21.26.
margenoota
1.Reg. 8.10, 11. 2.Chron. 5.13, 14.
margenoot2
Verst. dit van de wolcke, die een teecken was van de bysondere tegenwoordigheyt Godts. siet Num. 14. op vers 10 ende bov. 5.13, 14.
margenoot3
Siet boven 5. op vers 13. ende vergel. het volgende 6. vers deses Capittels.
margenoot4
Nam. ten danck-offer, gelijck verklaert wort 1.Reg. cap. 8. vers 63. van welck offer siet Lev. cap. 3. op vers 1.
margenoot5
Het Hebr. woort beteeckent oock geyten: hoewel het meest van schapen gebruyckt wort. Siet Genes. 12. op vers 16. ende Levit. cap. 1. op vers 2.
margenoot6
T.w. na de deelinge harer beurten, diese te voren in de inwyinge des tempels niet en hadden konnen onderhouden, boven 5.11.
margenoot7
D. die ter eeren Godts gemaeckt waren, om hem daer mede na de wijse, die onder de wet van Godt verordent, ende in gebruyck was, te loven, ende te dancken.
margenoot8
Anders, door de lofsangen Davids in haer hant. Ofte, als David [hem] prees door haer, T.w. de musicale instrumenten.
margenoot9
Hebr. hare hant.
margenoot10
T.w. in het groote, ofte, uyterste voorhof, genaemt het voorhof des volcks, afgesondert van het innerste voorhof, daer in de Priesteren stonden.
margenoot11
Siet de verklaringe van dit vers 1.Reg. 8.64. in d’aenteeck.
margenoot12
Verstaet, der danck-offeren. Siet 1.Reg. 8.64.
margenoot13
T.w. der looftenten. Siet 1.Reg. 8. op vers 65.
margenoot14
D. van de noordpale tot de zuydpalen des lants van Canaan. Vergel. Genes. 15.18. ende Iosu. 13.3, 4, 5. Van de stadt Hamath, siet Numer. 13. op vers 21. ende van de riviere van Egypten, genaemt Sichor, Iosu. 13.3.
margenoot15
Te weten, van het feest, het welck seven dagen geduert hadde.
margenoot16
D. eenen vyerdagh, op den welcken alle dagelicks werck verboden was, Siet Levit. 23. op vers 36. dese dagh wort genaemt de groote dagh van het feest, Ioan. 7.37.
margenootb
1.Reg. 8.65.
margenoot17
Siet de beteeckeninge deses woorts Num. 7. op vers 10.
margenoot18
Die de dagen van het feest voorgegaen waren.
margenoot19
De dagh na den verbodtsdagh. Want dit feest begon met den vijftienden dagh der sevender maent, ende eyndighde met den twee en twintighsten der selver maent, Lev. 23,34.
margenootc
1.Reg. 8.66.
margenoot20
Hebr. goet van herten.
margenootd
1.Reg. 9.1.
margenoot21
T.w. terstont na de voltimmeringe, ende inwyinge des tempels, ende na het gebedt, dat Salomo dan uytgesproken heeft: waer op dan gevolght is de bouwinge van het Konincklicke huys. Siet 1.Reg. 9. op vers 2.
margenoot22
T.w. in den droom. Vergelijckt 1.Reg. cap. 3. vers 5. ende 9.2. Siet van sulcke Goddelicke verschijninge Gen. c. 20. vers 3. ende 28. vers 12. mitsgaders de aenteeckeninge.
margenoot23
Godt wort geseyt de onredelicke dieren te gebieden, om dat hy deselve verordent, voort brenght, ende gebruyckt, om de menschen, ofte te straffen, als hier, Amos 9.3. ofte te helpen, ende goet te doen, als 1.Reg. 17.4.
margenoot24
D. sijn gewas, ende vruchten.
margenoot25
D. die van my haren name hebben, ofte, na my genaemt worden: want de vrome worden Godes kinderen, des Heeren erfdeel, ende sijn eygendom genaemt. Deselve maniere van spreken is Deuter. 28.10. Amos 9.12.
margenoot26
’t Aengesichte des Heeren te soecken, is hem te leeren kennen, alsoo hy hem geopenbaert heeft in sijn woort, sijne wercken, ende teeckenen sijner genade, onder dewelcke in ’t Oude Testament oock geweest is de Arke des verbonts. Siet Psalm 24.6. ende 27.8.
margenoot27
D. vry maken van alle ongedierte, van onvruchtbaerheyt, van peste, etc.
margenoote
2.Chron. 6.40.
margenoot28
Siet boven 6. op vers 40.
margenoot29
Siet de aenteeckeninge, dienende tot verklaringe hier van, ende het volgende, 1.Reg. c. 9. vers 3, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken