Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxj. Capittel.

Iosaphat sterft, ende sijn soon Ioram regeert, vers 1, etc. die sijne broeders vermoort, 2. sijne godtloose regeeringe, 5. De Edomiten, ende Libna vallen van hem af, 8. ende achtervolgende een schrift Elie, 12. wort hy van de Philistijnen, ende Arabiers gequelt, die syn huys plunderen, sijne sonen, ende wijven wech nemen, 16. Daer toe wort hy met eene ongeneselicke kranckheyt geplaeght, daer van hy sterft, 18. ende wort begraven sonder gewoonlicke eere, 19.

1

Ga naar margenoota DAer na Ga naar margenoot1 ontsliep Iosaphat met sijne vaderen, ende wert begraven by sijne vaderen in de Ga naar margenoot2 stadt Davids: ende sijn sone Ioram wert Koningh in sijne plaetse.

2

Ende hy hadde broederen, Iosaphats sonen, Azaria, ende Iehiël, ende Zecharia, ende Azariahu, ende Michaël, ende Sephatia: dese alle waren sonen Iosaphats des Koninghs Ga naar margenoot3 Israëls.

3

Ende haer vader hadde hen vele gaven gegeven van silver, ende van gout, ende van Ga naar margenoot4 kostelickheden, met vaste steden in Iuda: maer het Koninckrijcke gaf hy Ioram, om dat hy de Ga naar margenoot5 eerstgeboren was.

4

Als Ioram tot het Koninckrijcke sijns vaders opgekomen was, ende sich versterckt hadde, soo doodde hy alle sijne broederen met den sweerde: mitsgaders oock [eenige] van de Vorsten Ga naar margenoot6 Israëls.

5

Ga naar margenootb Ga naar margenoot7 Twee en dertigh jaer was Ioram [kolom] oudt, doe hy Koningh wert: ende hy regeerde Ga naar margenoot8 acht jaren te Ierusalem.

6

Ende hy Ga naar margenoot9 wandelde in den wegh der Koningen Israëls, gelijck als het huys Achabs dede; want hy hadde Ga naar margenoot10 de dochter Achabs tot eene vrouwe: ende hy dede Ga naar margenoot11 dat quaet was in de oogen des HEEREN.

7

Doch de HEERE en wilde het Ga naar margenoot12 huys Davids niet verderven, om des verbonts wille, Ga naar margenootc dat hy met David gemaeckt hadde: ende gelijck als hy Ga naar margenootd geseyt hadde, hem, ende sijnen sonen Ga naar margenoot13 t’allen dagen een Ga naar margenoot14 lampe te sullen geven.

8

Ga naar margenoote In sijne dagen Ga naar margenoot15 vielen de Edomiten af van onder Ga naar margenoot16 het gebiedt van Iuda: ende sy maeckten over hen eenen Koningh.

9

Daerom toogh Ioram Ga naar margenoot17 voort met sijne Overste, ende alle de wagenen met hem: Ga naar margenoot18 ende hy maeckte sich des nachts op, Ga naar margenootf ende sloegh de Edomiten, die rontom hem waren, ende de Overste der wagenen.

10

Ga naar margenootg Evenwel vielen de Edomiten af van onder het gebiedt van Iuda, Ga naar margenoot19 tot op desen dagh; doe, ter selver tijt, Ga naar margenoot20 viel Libna af van onder sijn gebiedt: want hy den HEERE den Godt sijner vaderen Ga naar margenoot21 verlaten hadde.

11

Oock maeckte hy Ga naar margenoot22 hooghten op de bergen van Iuda: ende hy dede de inwoonderen van Ierusalem Ga naar margenoot23 hoereeren, ja hy dreef Iuda [daer toe.]

12

Soo quam Ga naar margenoot24 een schrift tot hem van den Propheet Elia, seggende: Alsoo seyt de HEERE, de Godt uwes vaders Davids; om dat ghy Ga naar margenoot25 in de wegen uwes vaders Iosaphats, ende in de wegen van Asa den Koningh van Iuda niet gewandelt en hebt:

13

Maer hebt gewandelt in den wegh der Koningen Israëls, ende hebt Iuda, ende de inwoonderen van Ierusalem doen hoereeren, Ga naar margenoot26 achtervolgende het hoereeren van het huys Achabs: ende oock uwe broederen, van uwes vaders huys, gedoot hebt, die beter waren dan ghy.

14

Ga naar margenoot27 Siet de HEERE Ga naar margenoot28 sal [u] plagen met eene groote plage aen u volck, ende aen uwe kinderen, ende aen uwe wijven, ende aen al uwe have.

15

Ghy sult oock in Ga naar margenoot29 groote kranckheden zijn, door de kranckheyt uwer ingewanden, tot dat uwe ingewanden uytgaen van wegen de kranckheyt, Ga naar margenoot30 jaer op jaer.

16

Soo verweckte de HEERE tegen Ioram den Ga naar margenoot31 geest der Philistijnen, ende der Ga naar margenoot32 Arabiers, die aen Ga naar margenoot33 de zijde der Mooren zijn.

17

Die togen op in Iuda, ende Ga naar margenoot34 braken daer in, ende voerden alle have wech, die in het huys des Koninghs gevonden wert; selfs oock sijne kinderen, ende sijne wijven: soo dat hem geen sone over gelaten en wert, dan Ga naar margenoot35 Ioahaz de kleynste sijner sonen.

18

Ende na dese allen plaeghde hem

[Folio 196v\Ahazia gedoot. Athalia. Joas. Jojada.]
[fol. 196v\Ahazia gedoot. Athalia. Joas. Jojada.]

de HEERE in sijn ingewandt met Ga naar margenoot36 eene kranckheyt, daer geen genesen aen en was.

19

Dit geschiedde Ga naar margenoot37 van jaer tot jaer, soo dat wanneer Ga naar margenoot38 de tijt van het eynde der twee jaren uytgingh, sijne ingewanden met de kranckheyt uytgingen, dat hy sterf van boose kranckheden: ende sijn volck en maeckte hem Ga naar margenoot39 geene brandinge, als de brandinge sijner vaderen.

20

Hy was twee en dertigh [jaren] oudt, als hy Koningh wert, ende regeerde acht jaren te Ierusalem: ende Ga naar margenoot40 hy gingh henen sonder begeert te zijn; ende sy begroeven hem in de stadt Davids, maer niet in de graven der Koningen.

margenoota
1.Reg. 22.51. 2.Reg. 8.16.
margenoot1
Dat is, sterf. Breeder verklaringe deser maniere van spreken, siet Deuter. cap. 31. op vers 16. ende 1.Reg. cap. 1. op vers 21.
margenoot2
Siet 1.Reg. 2. op het vers 10.
margenoot3
D. van de twee stammen Israëls, Iuda, ende Benjamin, ende der steden, die van het Koninckrijcke Israëls onder Iuda sorteerden: van dewelcke siet boven 13. vers 19. ende 15.9. ende 19. vers 4. alsoo worden Iosaphats Heeren genaemt Vorsten Israëls, onder vers 4. siet oock bov. 15. op vers 17. ende ond. 23. op vers 2.
margenoot4
Siet van het Hebreeusch woort Genes. cap. 24. op vers 53.
margenoot5
Want tot het recht der eerstgeboorte behoorde oock de heerschappije over sijne broederen. Siet Genes. cap. 25. op vers 31. Ende is hier uyt af te nemen, dat Iosaphat in het verkiesen van sijnen successeur meer gesien heeft op de wet Godts, Deuter. 21. vers 15. dan op de bequaemheyt des persoons, die godtloos was door sijne godtloose huysvrouwe, onder vers 6. ende niet soo goet als sijne broederen, vers 13.
margenoot6
Siet boven op vers 2.
margenootb
2.Reg. 8.17.
margenoot7
Hebr. Een soon van twee en dertigh jaer
margenoot8
T.w. daer in gereeckent zijnde de jaren die hy met sijn vader geregeert heeft. Want hy heeft eenen tijt langh de plaetse sijns vaders bewaert. siet 1.Reg. cap. 22. op vers 42. ende 2.Reg. cap. 8. op vers 16.
margenoot9
D. hy volghdese na in hare afgoderije, ende godtloosheyt. Alsoo 2.Reg. cap. 16. vers 3. ende onder 28.2, etc.
margenoot10
Genaemt Athalia, onder 22.2. van welcker afgodische godtloosheyt, boosheyt, ende tyrannije, siet in het selve Cap. 22. versen 3, 10. ende 24.7.
margenoot11
Verstaet voornamelick afgoderije, ende tyrannije. siet 1.Reg. 11. op vers 6.
margenoot12
D. het geslachte, ende de nakomelingen Davids. siet 1.Reg. 14. op vers 10.
margenootc
2.Sam. 7.12. 1.Reg. 11.36. Psalm 132.11, 17.
margenootd
1.Reg. 11.36.
margenoot13
Siet 2.Sam. 7. op vers 13.
margenoot14
Siet 1.Reg. 11. op vers 36.
margenoote
2.Reg. 8.20.
margenoot15
Ende alsoo wert vervult de prophetie van Isaac, Gen. 27. vers 40.
margenoot16
Hebr. hant, Dat is, gebiedt, gewelt; waer onder David hen gebracht hadde, 2.Sam. 8.14.
margenoot17
Te weten, na Sair, eene plaetse in Idumea gelegen, 2.Reg. 8.21.
margenoot18
Hebr. hy was sich opmakende, ofte, hy was opstaende.
margenootf
2.Reg. 8.21.
margenootg
2.Reg. 8.22.
margenoot19
D. welcken afval duert tot op desen dagh. Verst. den tijt van de Babylonische vervoeringe. Alsoo 1.Chro. 4.41.
margenoot20
Siet 2.Reg. 8. op vers 22.
margenoot21
T.w. door grouwelicke afgoderije, die hy niet alleen selve en pleeghde, maer daer toe hy oock sijne ondersaten openbaerlick, ende met gewelt bedwongh. Siet het volgende vers.
margenoot22
Siet Levit. 26. op vers 30.
margenoot23
D. afgoderije bedrijven, dewelcke is de geestelicke hoererije, alsoo ond. vers 13. siet Lev. 17. op vers 7. ende 20. op vers 5.
margenoot24
Verst. een schrift geschreven van den Propheet Elia, als Iosaphat noch leefde, voor wiens doot Elia al in den hemel opgenomen was, gelijck af te nemen is uyt 2.Reg. cap. 3. vers 11. Hier in hadde Elia gepropheteert van den staet des Rijcks Iuda onder Ioram; gelijck de man Godts, die te Bethel quam, lange tijt te voren van den Koningh Iosia gepropheteert heeft, 1.Reg. 13.2. ende Iesaias van Cyrus, Capp. 44. 45. ende Daniel van de Monarchien, ende Koninckrijcken der aerde, Dan. capp. 2. 7, etc. 't En ware sake dat men meynde dat dit een ander Elias zy geweest als de Thisbiter.
margenoot25
Siet 1.Reg. cap. 15. op vers 26.
margenoot26
Of, gelijck het huys Achabs [Israël] heeft doen hoereeren.
margenoot27
Siet de vervullinge deses dreygements, onder vers 16, etc.
margenoot28
Dese maniere van spreken wort vol, ende sonder invoeghsel gevonden, onder vers 18. Anders, de Heere sal u volck, ende uwe kinderen, etc. met eene groote plage plagen.
margenoot29
Of, vele.
margenoot30
Hebr. dagen op dagen, Dat is, jaer op jaer, te weten, twee jaren. Want dese waren de gesette tijt deser sieckte, onder vers 19. Het woort dagen, is somtijts voor een vol jaer genomen, hebbende alle sijne dagen: Alsoo onder vers 19. Siet Levit. cap. 25. op vers 29. Andere verstaen dit alsoo, dat dese sieckte hem dagelicks overvallen soude.
margenoot31
Dat is, sin, wille, voornemen, moet. Siet 2.Reg. cap. 19. op vers 7.
margenoot32
Verstaet de inwoonders van ’t steenigh, ende rijck Arabien.
margenoot33
Hebr. aen de hant. Het woordeken hant beteeckent somtijts de zijde yewers van, als Iob cap. 1. vers 14.
margenoot34
Te weten, door gewelt van wapenen alles doorloopende, ende doordringende tot Ierusalem toe; ja oock de stadt innemende, ende die plonderende, gelijck uyt het volgende blijckt.
margenoot35
Oock genoemt Ahazia, onder 22.1. ende Azaria. onder 22.6.
margenoot36
T.w. dewelcke Elia hem gedreyght hadde, boven vers 15.
margenoot37
D. van ’t eerste jaer tot het tweede.
margenoot38
Welcken Elia in dat schrift gestelt hadde.
margenoot39
T.w. van welrieckende, of kostelicke specerijen. siet boven 16. op vers 14.
margenoot40
Te weten, den wegh der geheeler aerde, gelijck staet Iosu. c. 23. vers 14. 1.Reg. cap. 2. vers 2. D. hy sterf. Ofte: hy gingh henen sonder begeert te zijn, Dat is, hy leefde onge-eert, ofte in onlust, ende smerte.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken