Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxij. Capittel.

Ahazia wort Koningh in sijns vaders plaetse, vers 1, etc. volght de sonden van het huys Achabs, 3. besoeckt Ioram den Koningh Israëls, die kranck was, 6. wort uyt dese occasie omgebracht van Iehu, 8. Athalia gedoot hebbende al het Konincklicke zaet van ’t huys Iuda, uytgenomen Ioas, dien sijne moeije Iosabath versteken hadde, treckt haer het regiment aen, 10.

1

Ga naar margenoota ENde de inwoonders van Ierusalem maeckten Ga naar margenoot1 Ahazia sijnen Ga naar margenoot2 kleynsten sone Koningh in sijne plaetse: want Ga naar margenoot3 eene bende die met de Arabiers in het leger gekomen was, hadde alle de Ga naar margenoot4 eerste gedoot: Ahazia dan de sone Iorams des Koninghs van Iuda regeerde.

2

Ga naar margenoot5 Twee en veertigh jaer was Ahazia oudt, doe hy Koningh wert, ende hy regeerde Ga naar margenoot6 een jaer te Ierusalem: ende de naem sijner moeder was Athalia, een Ga naar margenoot7 dochter van Omri.

3

Hy wandelde Ga naar margenoot8 oock in de wegen van het huys Achabs: want sijne moeder was sijne raetgeefster, om godtlooselick te handelen.

4

Ende hy dede dat quaet was in de oogen des HEEREN, gelijck het Ga naar margenoot9 huys Achabs: want sy waren sijne raetgevers, na de doot sijns vaders, hem ten Ga naar margenoot10 verderve.

5

Hy wandelde Ga naar margenoot11 oock in haren raet, Ga naar margenootb ende toogh henen met Ioram den sone Achabs, den Koningh Israëls tot den strijt, tegen Hazaël den Koningh van Syrien, by Ga naar margenoot12 Ramoth in Gilead: ende de Syriers sloegen Ioram.

6

Ende hy keerde weder om sich te laten genesen te Ga naar margenoot13 Iizreël, want Ga naar margenoot14 [hy hadde] wonden, die men hem by Rama geslagen hadde, als hy streedt tegen Hazaël den Koningh van Syrien: ende Ga naar margenoot15 Azaria de sone Iorams, des Koninghs van Iuda quam af, om Ioram den sone Achabs te Iizreël te besien; want hy was kranck.

7

De Ga naar margenoot16 vertredinge nu van Ahazia was Ga naar margenoot17 van Godt, Ga naar margenoot18 dat hy tot Ioram quam: want als hy gekomen was, toogh hy met Ioram uyt tot Iehu den sone van Nimsi, den welcken de HEERE Ga naar margenoot19 gesalft hadde, om het huys Achabs uyt te roeijen.

8

Soo geschiedde’t, als Iehu Ga naar margenoot20 oordeel uytvoerde tegen het huys Achabs, dat hy de Vorsten van Iuda, ende de Ga naar margenoot21 sonen der broederen van Ahazia, die Ahazia dienden, vondt, Ga naar margenootc ende die doodde. [kolom]

9

Ga naar margenootd Daer na Ga naar margenoot22 socht hy Ahazia, ende sy kregen hem, (want hy was versteken in Samaria,) ende sy brachten hem tot Iehu, ende sy doodden hem, ende Ga naar margenoot23 begroeven hem; want sy seyden, Hy is de sone Iosaphats, die den HEERE Ga naar margenoot24 met sijn gantsche herte gesocht heeft: Soo en hadde het huys Ahazia niemant, Ga naar margenoot25 die kracht behielt tot het Koninckrijcke.

10

Ga naar margenoot26 Doe Athalia de moeder van Ahazia sagh, dat haer soon doot was, soo maeckte sy haer op, ende bracht om al Ga naar margenoot27 het Konincklicke zaet van het huys Iuda.

11

Maer Ga naar margenoot28 Iosabath de dochter Ga naar margenoot29 des Koninghs, nam Ga naar margenoot30 Ioas den sone van Ahazia, ende stal hem uyt het midden van des Koninghs sonen, die gedoodet werden, ende settede hem, ende sijne Ga naar margenoot31 voedster in eene Ga naar margenoot32 slaepkamer: Soo verberghde hem Iosabath de dochter des Koninghs Iorams de huysvrouwe des Priesters Ga naar margenoot33 Iojada; (want sy was de suster van Ahazia) voor Athalia, datse hem niet en doodde.

12

Ende hy was by Ga naar margenoot34 hen versteken in het Huys Godts ses jaren; ende Athalia regeerde over Ga naar margenoot35 het lant.

margenoota
2.Reg. 8.24, 25, etc.
margenoot1
Siet bov. 21. op vers 17.
margenoot2
D. den jonghsten van jaren. Vergel. Genes. 19. op vers 31.
margenoot3
Siet hier van boven 21.16, 17.
margenoot4
Dat is, de oudtste sonen Iorams. Boven 21.17. wort alleen geseyt dat dese krijghs-lieden, de sonen Iorams wech gevoeret hadden: maer hier wort nu by gevoeght, dat syse oock gedoodet hebben.
margenoot5
Hebr. een soon van twee en veertigh jaer.
margenoot6
T.w. alleen. Gelijck sommige afnemen uyt 2.Reg. 8. vers 26. Verstaende dat hy oock lange te voren voor Koningh zy erkent geweest, terwijlen sijn vader tot de regeeringe onduchtigh was. Doch hoe dese beyde plaetsen eygentlick zijn te vergelijcken, is seer duyster.
margenoot7
Soo wort sy oock genoemt, 2.Reg. 8. vers 26. Verstaet, de dochter van Omris sone, namelick Achab. siet de aent. op de voorgemelte plaetse. De kints kinderen worden sonen, ende dochteren genaemt van hare grootvaderen. Siet Genes. 36. op vers 2. ja oock van alle hare voor-ouderen in de rechte linie opwaerts gereeckent, gelijck te sien is Matth. 1.1. Luce 13.16.
margenoot8
Te weten, gelijck sijn vader Ioram, boven 21.6.
margenoot9
Te weten, die van ’t huys Achabs waren.
margenoot10
Alsoo is het Hebreeusch woort genomen Exod. 12.13. Ezech. c. 25. vers 15. Dan. 10.8.
margenoot11
D. hy en hoorde niet alleen haren afgodischen raet, maer hy dede oock daer na.
margenootb
2.Reg. 8.28.
margenoot12
Oock genaemt Rama, in het volgende vers, ende 2.Reg. cap. 8. vers 29. Siet oock van dese stadt 1.Reg. cap. 4. vers 13.
margenoot13
Eene stadt in de stamme Issaschars; van dewelcke siet Iosu. cap. 19. vers 18. ende 1.Reg. 4.12, etc.
margenoot14
Of, daer waren slagers geweest, die hem by Rama geslagen hadden, etc. Verstaet door dese de Syriers, 2.Reg. cap. 9. vers 15.
margenoot15
Anders genaemt Ahazia, boven versen 1, 2. item Ioahaz, boven cap. 21.vers 17.
margenoot16
Ofte, vertrappinge, Dat is, de ombrenginge van Ahazia; waer door hy t’ondergebracht, ende gelijck vertrapt was: van dewelcke siet onder vers 9.
margenoot17
Te weten, als van een rechtveerdigh Richter, die de sonden der menschen door haer eygen, vrywilligh, ende onbedwongen bedrijf, pleeght te straffen. Vergelijckt hier mede 1.Reg. cap. 12. vers 15. ende de aenteeckeninge daer op.
margenoot18
Dat is, welcke vertredinge, ofte ombrenginge geschiet is door dien dat Ahazia tot Ioram gekomen, en niet t’huys gebleven en was.
margenoot19
Te weten, door het bevel, dat hy den Propheet Elia gegeven hadde, 1.Reg. cap. 19. vers 16. ende Elia door Elisa uytgevoert heeft, 2.Reg. 9. vers 6.
margenoot20
Dat is, straffe, die Godt den Iehu over het huys Achabs uyt te voeren belast hadde. Alsoo boven cap. 20. vers 9. siet de aenteeckeninge.
margenoot21
Sy worden 2.Reg. cap. 10. vers 13. de broederen van Ahazia genoemt. siet aldaer de aenteeckeninge.
margenootc
2.Reg. 10.14.
margenootd
2.Reg. 9.27.
margenoot22
Siet de verklaringe van dit vers 2.Reg. 9. op vers 27.
margenoot23
D. sy lieten toe, dat men hem na Ierusalem soude voeren, om aldaer begraven te worden.
margenoot24
Vergel. bov. 15. vers 12.
margenoot25
Misschien, om datse te jongh waren, dien het Koninckrijcke van successie wege toequam, of, om dat de macht van Athalia te groot was.
margenoot26
Siet de verklaringe hier van, ende der volgende verssen, 2.Reg. 11.1, 2, 3.
margenoot27
Hebr. het zaet des Koninckrijcks.
margenoot28
Hebr. Iehoschabath: Anders oock genaemt Iehoscheba, 2.Reg. 11.2.
margenoot29
Namelick, Iorams des soons Iosaphats, ende volgens de suster van Ahazia, 2.Reg. 11. vers 2.
margenoot30
Anders, Iehoasch, 2.Reg. 12.2.
margenoot31
Die hem gezooght hadde, ofte, noch zooghde: want hy en was maer een jaer oudt. Vergelijckt onder 23. de aenteeckeninge op vers 1.
margenoot32
Hebr. eene kamer der bedden. Siet 2.Reg. 11. de aenteeckeninge op vers 2.
margenoot33
Hebr. Iehojada. Siet van desen 2.Reg. 11. op vers 4.
margenoot34
Verstaet, dat Ioas met sijne voedster by den Hoogenpriester ende sijn wijf, in een der kameren, die aen den tempel stonden, is heymelick bewaert, ende opgevoedt geweest.
margenoot35
Namelick, van Iuda.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken