Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het v. Capittel.

Zerubbabel ende Iesua, door de Propheten Haggai ende Zacharja gesterckt zijnde, vangen weder aen den tempel te bouwen, versen 1, 2. waer van de Konincklicke Lantvooght hen redenen afeyscht, die sy geven, ende hy aen den Koningh Darium overschrijft, met begeerte, dat de Koningh na de waerheyt van dien gelieve ondersoeck te laten doen, ende sijn goet behagen over te senden, 3, etc.

1

Ga naar margenoota HAggai nu de Propheet, ende Zacharja de Ga naar margenoot1 sone van Iddo, Propheten, Ga naar margenoot2 propheteerden tot de Ioden, die in Iuda ende te Ierusalem waren: In den Ga naar margenoot3 name des Godts Israëls Ga naar margenoot4 [propheteerden sy] tot hen.

2

Doe maeckten sich op Ga naar margenoot5 Zerubbabel de sone Sealthiëls, ende Iesua de sone Iosadaks, ende begonnen te bouwen het Huys Godts, die te Ierusalem [woont:] ende met haer de Propheten Godts, die haer Ga naar margenoot6 ondersteunden.

3

Te dier tijt quam tot hen Thathnai, de Lantvooght aen dese zijde der riviere, ende Ga naar margenoot7 Sthar-Boznai, ende haer geselschap, ende seyden aldus tot hen; Wie heeft u-lieden bevel gegeven dit Huys te bouwen, ende desen muer te voltrecken?

[Folio 206v\Tempel gebouwt. Brief aen Darius. Antwoord Darij.]
[fol. 206v\Tempel gebouwt. Brief aen Darius. Antwoord Darij.]

4

Doe seyden wy Ga naar margenoot8 aldus tot hen: [ende] welcke de Ga naar margenoot9 namen waren der mannen, die dit gebouw bouwden.

5

Doch de Ga naar margenoot10 ooge haers Godts was over de Oudtsten der Ioden, dat syse niet beletteden, tot dat de sake aen Darium quam, ende sy alsdan daer over eenen brief weder brachten.

6

Afschrift des briefs, dien Thathnai de Lantvooght aen dese zijde der riviere, met Sthar-Boznai ende sijn geselschap, de Aphersechaiten, die aen dese zijde der riviere waren, aen den Koningh Darius sondt.

7

Sy sonden een verhael aen hem: ende daer in was aldus geschreven: Den Koningh Darius zy alle vrede.

8

Den Koningh zy bekent, dat wy getogen zijn na ’t lantschap Iuda, ten huyse des grooten Godts, het welcke gebouwt wort met Ga naar margenoot11 groote steenen, ende het Ga naar margenoot12 hout wort geleyt in de wanden: Ende dat selve werck wort rasch gedaen, ende gaet voorspoedighlick door hare handen voort.

9

Doe hebben wy deselve Oudtsten gevraeght, [ende] aldus tot hen geseyt: Wie heeft u-lieden bevel gegeven dit Huys te bouwen, ende desen muer te voltrecken?

10

Wijders hebben wy hen oock hare namen afgevraeght, dat wyse u bekent maeckten: dat wy mochten overschrijven de namen der mannen, die Hoofden onder hen zijn.

11

Ende sy hebben ons dusdanigen antwoort weder gegeven, seggende: Wy zijn knechten van den Godt des hemels ende der aerde, ende bouwen het Huys, dat vele jaren voor desen is gebouwt geweest; want een groot Ga naar margenoot13 Koningh Israëls haddet gebouwt ende voltrocken.

12

Maer Ga naar margenootb na dat onse vaders den Godt des hemels hadden vertoornt, heeft hyse gegeven in de hant Nebucadnezars, des Koninghs van Babel, des Chaldeers: dewelcke dat Huys heeft vernielt, ende het volck na Babel wech gevoert.

13

Ga naar margenootc Doch in den eersten jare van Cores, Koningh van Babel, heeft de Koningh Cores bevel gegeven dit Huys Godts te bouwen.

14

Ia de vaten van Godes Huys, welcke van gout ende silver waren, die Nebucadnezar uyt den tempel, die te Ierusalem was, hadde wech genomen, ende deselve gebracht in den tempel van Babel, die heeft de Koningh Cores uytgehaelt uyt den tempel van Babel, ende sy zijn Ga naar margenootd gegeven aen eenen, wiens naem was Ga naar margenoot14 Sesbazar, dien Ga naar margenoot15 hy tot Lantvooght hadde gestelt:

15

Ende hy seyde tot hem, Neemt dese vaten, gaetse afvoeren in den tempel, die te Ierusalem is, ende laet het Huys Godts gebouwt worden op sijne plaetse.

16

Doe quam deselve Sesbazar: Ga naar margenoot16 hy leyde de fondamenten van het Huys Godts, Ga naar margenoot17 die te Ierusalem [woont:] ende daer is van doe af tot nu toe gebouwt, doch niet volbracht.

17

Soo het dan nu Ga naar margenoot18 den Koningh goet dunckt, laett’er gesocht worden in den Ga naar margenoot19 schathuyse des Koninghs aldaer, dat te Babel is, of het zy, dat een bevel van den Koningh Cores gegeven zy, om dit Huys Godts te Ierusalem te bouwen: ende Ga naar margenoot20 dat men des Koninghs believen hier van tot ons sende.

margenoota
Hagg. 1.1. Zach. 1.1.
margenoot1
D. soons sone: want hy was een soon van Berechia, die een soon was van Iddo, Zach. 1. vers 1.
margenoot2
In het tweede jaer des Koninghs Darij. siet Hagg. 1.1. Zach 1.1.
margenoot3
D. door bevel.
margenoot4
Bevelende hen het gebouw des tempels te hervatten.
margenoot5
Die de gevangens uyt Babel hadden opgevoert. Siet boven cap. 2. vers 2. ende 3.2. ende 4. versen 2, 3.
margenoot6
De yverige door het woort des Heeren sterckende, ende de trage bestraffende. siet Hagg. capp. 1.2. Zach. 1.16, etc.
margenoot7
Chald. Schethar-Boznai.
margenoot8
Als ond. vers 11, etc. verhaelt wort.
margenoot9
Dewijle sy dit mede gevraeght hadden, onder vers 10. Andere nemen dese woorden aldus: [wijders seyden sy] welcke zijn de namen der mannen die dit gebouw bouwen?
margenoot10
D. Godt waeckte ende droegh sorge voor hen.
margenoot11
Chald. steen der wentelinge, ofte, rollinge, Dat is, die men niet konde dragen, maer met instrumenten moeste wentelen. Anders, marmersteen.
margenoot12
Sy willen seggen, dat het werck zy alreeds soo verre gebracht, dat de balcken tot solderingen geleyt wierden.
margenoot13
Salomo.
margenootb
2.Chron. cap. 36. versen 16, 17, etc.
margenootc
2.Chron. cap. 36. vers 22. etc. Ezra cap. 1, etc.
margenootd
Ezra 1.8.
margenoot14
Siet boven 1. op vers 8.
margenoot15
Cores, of, Cyrus.
margenoot16
Chald. hy gaf.
margenoot17
Ofte, dat te Ierusalem is.
margenoot18
Chald. by den Koningh goet [is;] Dat is, soo het den Koningh goet vindt, ofte, soo het hem aengenaem is.
margenoot19
Dat is, in des Koninghs Cantzelije, daer alle gedenckweerdige schriften henen geleyt ende bewaert wierden. Alsoo onder 6.1.
margenoot20
Ofte, dat de Koningh sijn believen hier van tot ons sende. Chald. dat hy des Koninghs believen, (dat is, dat de Koningh sijn believen) hier van tot ons sende.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken