Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

Iob door de grootheyt sijner plagen, ende der smerte, die hy daer over hadde, geperst zijnde, vervloeckt den dagh sijner geboorte, vers 1, etc. wenscht nae sijne geboorte terstont gestorven te zijn, 11. geeft redenen daer van, 13. beklaeght het leven der elendigen, 20. ende past sulcke klaghte op hemselven, 24.

1

DAer na opende Iob sijnen mont, ende Ga naar margenoota vervloeckte Ga naar margenoot1 sijnen dagh.

2

Want Iob Ga naar margenoot2 antwoordde, ende seyde:

3

De dagh verga, daer in ick geboren ben: ende de nacht [daer in] men seyde, Een knechtken is Ga naar margenoot3 ontfangen:

4

Die selve dagh Ga naar margenoot4 zy duysternisse, dat Godt na hem Ga naar margenoot5 niet en vrage van boven; ende dat geen glantz over hem en schijne.

5

Dat de duysternisse, ende Ga naar margenoot6 des doots schaduwe hem verontreynigen, dat wolcken over hem woonen, dat hem verschricken de Ga naar margenoot7 swarte dampen des daeghs.

6

Die selve nacht, donckerheyt neme haer in, dat sy haer Ga naar margenoot8 niet en verheuge onder de dagen des jaers; dat sy in het getal der Ga naar margenoot9 maenden niet en kome.

7

Siet, die selve nacht zy Ga naar margenoot10 eensaem; dat geen vrolick gesangh daer in en kome:

8

Dat haer vervloecken de Ga naar margenoot11 vervloeckers des daechs, die bereydt zijn hare Ga naar margenoot12 rouwe te verwecken.

9

Dat de sterren Ga naar margenoot13 hares schemertijts verduystert worden, sy Ga naar margenoot14 wachte nae het licht, ende het en worde niet; ende sy en sie niet de Ga naar margenoot15 oogenleden des dageraets.

10

Om dat Ga naar margenoot16 sy niet toegesloten en heeft de deuren mijnes Ga naar margenoot17 buycks, nochte Ga naar margenoot18 verborgen de moeyte van mijnen oogen:

11

Ga naar margenootb Waerom Ga naar margenoot19 en ben ick niet gestorven van de baermoeder aen? [ende] hebbe den geest gegeven als ick uyt den buyck voort quam?

12

Waerom zijn my de Ga naar margenoot20 knijen voor gekomen? ende waer toe de borsten, op dat ick Ga naar margenoot21 zuygen soude?

13

Want nu soude ick neder liggen, ende stille zijn: ick soude slapen; dan soude voor my ruste wesen:

14

Ga naar margenoot22 Met de Koningen, ende Raetsheeren der aerde, die voor hen woeste plaetsen bebouwden:

15

Ofte met den Vorsten, die gout hadden, die hare huysen met silver vervulden.

16

Ga naar margenoot23 Ofte als een Ga naar margenoot24 verborgen misdracht, en soude Ga naar margenoot25 ick niet zijn: als de Ga naar margenoot26 kinderkens, [die] het licht niet gesien en hebben.

17

Ga naar margenoot27 Daer houden de boose op van Ga naar margenoot28 beroeringe: ende daer rusten de Ga naar margenoot29 vermoeyde van kracht:

18

[Daer] zijn de Ga naar margenoot30 gebondene t’samen in ruste: sy en hooren de stemme des Ga naar margenoot31 drijvers niet.

19

Ga naar margenoot32 De kleyne, ende de groote is daer: ende de knecht vry van Ga naar margenoot33 sijnen heere.

[Folio 220v]
[fol. 220v]

20

Waerom geeft Ga naar margenoot34 hy den elendigen het Ga naar margenoot35 licht, ende het leven Ga naar margenoot36 den bitterlick bedroefden van gemoede?

21

Die verlangen na de doot, maer sy en is’er niet; ende graven daer na meer, dan na verborgene schatten.

22

Die blyde zijn tot opspringens toe; [ende] verheugen sich, als sy het graf vinden:

23

Ga naar margenoot37 Aen den man, diens wegh Ga naar margenoot38 verborgen is, Ga naar margenootc ende Ga naar margenoot39 dien Godt overdeckt heeft?

24

Want Ga naar margenoot40 voor mijn broot komt mijne suchtinge: ende mijne brullingen Ga naar margenoot41 worden uytgestort als water.

25

Want ick vreesde eene Ga naar margenoot42 vreese, ende sy is my aengekomen: ende dat ick schroomde, is my over gekomen.

26

Ick en was niet Ga naar margenoot43 gerust, noch en was niet stille, noch en rustede niet; ende de beroeringe is gekomen.

margenoota
Ierem. 15.10. ende 20.14.
margenoot1
T.w. den dagh sijner geboorte. Ten vollen wort desen dagh genaemt den dagh der geboorte, Genes. 40.20.
margenoot2
D. begon, ofte vingh aen te spreken. Siet Iudic. 18. op vers 14. 1.Reg. 13. op vers 6.
margenoot3
D. geboren: gelijck het Hebreeusch woort soo genomen wort 1.Chron. 4.17. oock en kan den tijt der ontfangenisse niet sekerlick bekent worden, veel min wat persoone ontfangen zy, te weten, een knechtken, ofte een meysken. Andere setten dit over: [doe Godt] seyde, ofte, beval, dat een manneken ontfangen worde, ofte, ontfangen soude worden.
margenoot4
D. zy verdonckert, dat het licht der sonne hem niet en beschijne, ofte zy uyt de nature der dingen wech genomen.
margenoot5
Ofte, hem niet en soecke, besorge. T.w. om hem gelijck andere dagen het licht te vergunnen, ofte, in het wesen der dingen te laten. Welcken sin de voorgaende, ende volgende woorden deses verskens mede brengen. Vergelijckt de maniere van spreken met Deuter. cap. 11. vers 12. ende siet de aenteeckeninge daer op.
margenoot6
Verstaet eene seer dicke, ende by na tastelicke duysternisse, die door hare eyselickheyt den menschen de doot soude konnen aenbrengen. Alsoo onder cap. 16. vers 16. Psalm 23.4. ende 44.20.
margenoot7
Of, de brandende hittigheden des daeghs. Verstaet de dicke, ende donckere nevelen, die door de hitte der sonne uyt de aerde, ende de wateren getrocken zijnde, in de lucht opstijgen, waer door de dagh mistigh, ende het licht des selven droevigh, ende duyster gemaeckt wort: welcke verklaringe bevestight wort door het gene dat in dit vers voorgaet. Andere: Datse hem verschricken, gelijck de bittere, ofte, de bitterheden des daeghs. Dat is, dat de duysternisse, ende de schaduwe des doots desen dagh schrickelick maken, gelijck de menschen plegen te doen, die in grouwelicke plagen stekende, met haer gehuyl, ende gekerm andere eene bittere vreese aenjagen: ofte verstaet de plagen, die den dagh den menschen bitter maken.
margenoot8
Anders, niet gevoeght, ofte, vereenight en worde.
margenoot9
Hebr. manen. Want by dese volckeren wierden de maenden na den loop der mane gereeckent. Hy wenscht dat dien nacht noyt geweest en ware, ofte oock nimmermeer weder en quame, maer uyt het register der nachten geschrapt ware.
margenoot10
D. dat geene menschen daer in tot vreughde by een en komen.
margenoot11
Dat is, die van de grootheyt des quaets, datse lijden, overwonnen zijnde, den dagh, op den welcken hen dat over gekomen is, vervloecken: ofte op dien dagh hen selven; ofte den dagh harer geboorte vervloecken: ofte die haer werck daer van maeckten, datse hen lieten gebruycken tot verweckinge van rouwe.
margenoot12
Het woort in den oorspronck schijnt te komen uyt de Syrische tale van het woort levijah, beteeckenende rouwe, leet, droefheyt. De rouwe nu te verwecken, is die met veelderley klaghte, gekerm, ende huylinge te vernieuwen. Andere behouden hier het woort Leviathan, verstaende daer door het zeegedierte, waer van onder 40.20. ende 41.1. ende door die bereyt zijn hem te verwecken, de stormwinden die de zee beroeren. Sommige setten het over, haer geselschap.
margenoot13
D. des avonts-tijts, in den welcken de nacht noch eenige schemeringe, ofte klaerheyt heeft, dat men wat van hem sien mach, voornemelicken door ’t licht eeniger grooter sterren, welcker verduysteringe hier van Iob gewenscht wort. Siet van ’t Hebreeusch woort 2.Reg. 7. op. vers 5. Sommige verstaen het van de morgenschemeringe, ofte daginge.
margenoot14
Te weten, dese nacht. Anders, men wachte.
margenoot15
Soo worden genaemt de stralen der sonne, die in den morgenstont haer uytbreyden, ende openen, eer de sonne opgestaen is; gelijck de oogenleden haer opdoen, eer dat de ooge siet. Vergelijckt onder 41. op vers 9.
margenoot16
Te weten, die nacht.
margenoot17
Dit verstaen sommige van sijnes moeders lichaem, gelijck boven 1.21. alwaer het woordeken moeders in den text uytgedruckt staet; gelijck oock onder 31.18. in eenige andere plaetsen wort het verswegen, als Cap. 10. vers 19. item Psalm 58.4. ende 71.6. Iesa. 48.8. Ierem. 1.5. Sommige verstaen door de deure des buycks de lippen, uyt vergelijckinge van onder cap. 32. versen 18, 19, 20. als of hy seyde; Dat ick niet verstickt en ben. Andere verstaen den navel, waer door het kint sijn voedsel treckt in moeders lichaem.
margenoot18
Dat is, wech genomen. Vergelijckt de maniere van spreken met de gene, die onder is, Cap. 33. vers 17.
margenootb
Iob 10.18.
margenoot19
Hy wenscht van twee dingen een, te weten, dat hy voor de geboorte gestorven, ofte een misgeboorte geweest ware, vers 10. ende volgens noyt levendigh ter werelt gekomen: ofte dat hy na sijne geboorte stracks gestorven ware. vers 11.
margenoot20
T.w. des vroetwijfs, die de nieuwe vrucht ontfanght. Hy gaet voort in’t verhael van den tweeden wensch, dien hy in het voorgaende vers voorgestelt hadde.
margenoot21
T.w. om in dit elendige leven gevoedt, ende onderhouden te worden.
margenoot22
Hy wil seggen; soo hy na sijne geboorte gestorven ware, dat sijnen staet nu soude geweest zijn eenderley met de voorneemste der aerde, die voor desen tijt waren overleden, ende hadden hen, doese leefden, eenen name willen maken door groote wercken, als woeste plaetsen te betimmeren, ende groote steden te bouwen, Genes. cap. 10. versen 10, 11. ende cap. 11. vers 3. onder 15.28. Iesa. 23.13.
margenoot23
Hy komt hier tot sijnen eersten wensch, waer door hy gewenscht hadde in sijns moeders lichaem, als eene misgeboorte gestorven te zijn, boven vers 10. And. ofte [waerom] en ben ick niet geweest als een verborgen misval?
margenoot24
T.w. in sijns moeders lichaem, alwaer sy sterft, ende daerom verborgen geheeten wort, overmits sy niet levendigh ten voorschijne en komt.
margenoot25
Dat is, niet geleeft hebben op der aerde onder de menschen. Niet zijn, is dickwils soo veel, als niet leven. Siet Genes. 42.13. onder 7.8. Psalm 39. vers 14. Ierem. 31.15. Matth. 2.18. De sin is, soo hy een wangeboorte ware geweest, hy en soude noyt onder de menschen geweest zijn, ofte dit licht aengeschouwt hebben, gelijck de vrucht, die doot ter werelt komt.
margenoot26
Het Hebreeusch woort beteeckent wel eygentlick de kinderkens, die geboren zijnde, wat beginnen te doen, Psam 8.3. maer wort hier oock gebruyckt van de draght, die in des moeders lichaem sterft: gelijck wy die oock kinderkens noemen.
margenoot27
D. in’t graf, ofte in de doot.
margenoot28
D. van de menschen te beroeren, te quellen, ende te verschricken.
margenoot29
D. die door den overlast der gener, die hen beroerden, ofte verdruckten, gematteert zijn in hare sterckte.
margenoot30
D. de slaven, die, alsse in het leven waren, door gewelt van banden, ende slagen, moesten tot het werck gedwongen worden. Vergel. Iudic. 16.21.
margenoot31
Ofte, eyschers, D. des opsienders, die de slaven tot haer werck drijft, ende hen daer van reeckeninge afeyscht. Vergel. Exod. 5. op vers 6.
margenoot32
D. de arme, ende de rijcke, de edele, ende de onedele.
margenoot33
Hebr. sijne heeren, als elders.
margenoot34
Namel. Godt, want hoewel Iob den Heere tegenspreeckt, soo wil hy nochtans des selven name verschoonen, toonende alsoo dat de kracht der wedergeboorte hem noch intoomde. Soo moet met het woort Godt de sin der Heyliger Schrifture somtijts vervult worden. siet Numer. 23. vers 20. ond. 16.7. ende 20. vers 4. Habak. 2.1. 1.Corinth. 1. vers 8. Hebr. 3.16, etc.
margenoot35
Te weten, des daeghs ofte der sonne: ofte, het licht, Dat is, het leven, gelijck de volgende woorden verklaren. Vergel. Psalm 56. vers 14.
margenoot36
Hebr. den bitteren van ziele. D. seer innerlick, ende smertelick bedroefden. Vergel. 2.Reg. 4.27. ende siet de aenteeckeninge daer op. Hy verstaet de gene, die in dit leven veel elende, ende verdriet souden onderworpen zijn.
margenoot37
Verstaet hier op, uyt het vers 20. waerom geeft hy het licht?
margenoot38
Dat is, beset met soo veelderley quaet, dat hy geen uytkomste en siet, om te konnen uytworstelen.
margenootc
Iob 19.8.
margenoot39
Godt wort geseyt onsen wegh te overdecken, als hy ons niet en toont eenigh middel, om het ongeluck te ontgaen. Vergelijckt onder 19.8. Thren. 3.7, 9. And. om welcken Godt omtuynt heeft, te weten, met elenden.
margenoot40
D. eer ick ete, komt my het suchten over, sulcks dat ick geenen tijt vry van droefheyt en hebbe.
margenoot41
Ofte, vloeyen uyt. Verstaet het geschrey, ende gehuyl, het welcke dese bedroefde, ende beanghste menschen plegen uyt te werpen.
margenoot42
D. een vreeslicke sake.
margenoot43
T.w. in mijn gemoedt; seer besorght, ende bekommert zijnde, om Godt te behagen, ende hem niet te vertoornen, sulcks dat ick gepooght hebbe met groote neerstigheyt my, ende de mijne in de vreese des Heeren vast te houden. Siet boven 1.1, 5, 8. ende 2.3, 10. Andere stellen dit vragenscher wijse aldus: Was ick niet in vrede? hadde ick niet stilheyt? etc. doch [nu] is de beroeringe gekomen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken