Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het x. Capittel.

Iob vernieuwende sijne klaghten keert sich tot Godt, vers 1, etc. Verhaelt eenige poincten, daer over hy sich beklaeght, 3. gebruyckt redenen, om sijne sware straffen af te bidden, 9. verklaert dat sijne plagen onvermijdelick waren, 13. groot, 16. ende veelderley, 17. hy wenscht niet geboren te zijn, 18. doch nu wat verquickt te worden, eer de doot hem over komt, 20. die hy beschrijft, vers 22.

1

MIjne ziele is verdrietigh Ga naar margenoot1 over mijn leven; ick sal mijne klage Ga naar margenoot2 op my laten, ick sal spreken in Ga naar margenoot3 bitterheyt mijner ziele.

2

Ick sal tot Godt seggen, Ga naar margenoot4 En verdoemt my niet: doet my weten, Ga naar margenoot5 waer over ghy met my twistet.

3

Is’t u Ga naar margenoot6 goet, dat ghy verdruckt? dat ghy verwerpt Ga naar margenoot7 den arbeyt uwer handen? ende over den raet der godtloosen Ga naar margenoot8 schijnsel geeft?

4

Hebt ghy Ga naar margenoot9 vleeschelicke oogen? siet ghy, gelijck een mensche siet?

5

Ga naar margenoot10 Zijn uwe dagen, als de dagen van een mensche? zijn uwe jaren, als de dagen eens mans,

6

Ga naar margenoot11 Dat ghy ondersoeckt nae mijne ongerechtigheyt, ende na mijne sonde Ga naar margenoot12 verneemt?

[Folio 223v]
[fol. 223v]

7

Ga naar margenoot13 Het is in uwe wetenschap, dat ick Ga naar margenoot14 niet godtloos en ben: nochtans en is’er niemant, die uyt uwe hant Ga naar margenoot15 verlosse.

8

Uwe handen Ga naar margenoot16 doen my smerte aen, hoewelse my gemaeckt hebben: te samen Ga naar margenoot17 rontom [my] zijnse, ende ghy verslindt my.

9

Gedenckt doch, dat ghy my Ga naar margenoota als leem Ga naar margenoot18 bereydt hebt, ende my tot stof sult doen weder keeren.

10

Ga naar margenootb Hebt ghy my niet Ga naar margenoot19 als melck gegoten, ende my als eenen kaes doen runnen?

11

Met vel, ende vleesch hebt ghy my bekleedet: met beenen oock, ende zenuen hebt ghy my Ga naar margenoot20 t’samen gevlochten:

12

Ga naar margenoot21 Benevens het leven hebt ghy weldadigheyt aen my gedaen: ende uwe Ga naar margenoot22 opsicht heeft Ga naar margenoot23 mijnen geest bewaert.

13

Maer Ga naar margenoot24 dese dingen hebt ghy verborgen in u herte, ick weet Ga naar margenoot25 dat dit by u geweest is.

14

Indien ick sondige, so sult ghy my Ga naar margenoot26 waernemen; ende van mijne misdaet en sult ghy my niet Ga naar margenoot27 onschuldigh houden.

15

Soo ick godtloos ben, wee my, ende ben ick rechtveerdigh, ick en sal Ga naar margenoot28 mijn hooft niet opheffen, ick ben Ga naar margenoot29 zadt van schande; maer aensiet mijne elende.

16

Want Ga naar margenoot30 sy verheft haer: Ga naar margenoot31 gelijck Ga naar margenootc een felle leeuw jaeght ghy my, Ga naar margenoot32 ghy keert weder ende stelt u wonderlick tegen my.

17

Ghy vernieuwt uwe Ga naar margenoot33 getuygen tegen over my, ende vermenighvuldight uwen toorn tegen my: Ga naar margenoot34 verwisselingen, ja een Ga naar margenoot35 heyrleger, zijn tegen my.

18

Ga naar margenootd Ende waerom hebt ghy my uyt de baermoeder voort gebracht? Och dat ick den Ga naar margenoot36 geest gegeven hadde, ende geen ooge Ga naar margenoot37 my gesien en hadde!

19

Ick soude zijn als of ick niet geweest en ware: van Ga naar margenoot38 [moeders] buyck soude ick tot het graf gebracht zijn geweest.

20

Zijn mijne dagen niet weynigh? Ga naar margenoot39 houdt op: Ga naar margenoot40 sett van my af, dat ick my een weynigh verquicke;

21

Eer ick henen gae, (ende niet Ga naar margenoot41 weder en kome) Ga naar margenoot42 in een lant der duysternisse, ende der Ga naar margenoot43 schaduwe des doots,

22

Een stick-doncker lant, als de duysternisse selve, de schaduwe des doots, ende sonder Ga naar margenoot44 ordeningen, Ga naar margenoot45 ende het geeft schijnsel als de duysternisse.

margenoot1
Verstaet over de elende mijns levens.
margenoot2
Dat is, ick en sal deselve niet laten ophouden, maer wilse den toom los geven, dat ick mijn herte met treuren, ende kermen uytstorte.
margenoot3
Siet bov. 7.11. ende d’aenteeckeninge daer op.
margenoot4
Dit woort beteeckent yemant onrechtveerdigh, ende strafbaer verklaren. Siet Deut. 25. op vers 1. alsoo 1.Reg. 8. vers 32. Psalm 94.21. Prov. c. 17. vers 15. Rom. 8.34.
margenoot5
Dat is, welck de reden zy des twistes. Want ick hebbe u gevreest, ende gedient met eene goede conscientie: ende evenwel hebt ghy my alle dese elende laten over komen.
margenoot6
Dat is, eerlick, profijtelick, ofte vermakelick.
margenoot7
Dat is, my, u schepsel dat ghy gemaeckt hebt. Het Hebreeusch woordeken beteeckent een werck, dat seer neerstelick voltrocken is, als tot vermoeytheyt toe.
margenoot8
Godt wort geseyt over yet, ofte yemant te schijnen, ofte schijnsel te geven, als hy sijnen zegen geeft, ende weldadigheyt bewijst. Alsoo onder 29.3. Vergelijckt Num. 6. op vers 25.
margenoot9
Hebr. oogen des vleesches: Dat is, oogen der menschen, die na het uyterlicke plegen te oordeelen, ende door affecten gedreven te worden, sonder wel acht te geven op de waerheyt der sake, ende den eysch des rechts.
margenoot10
De sin is, Hebt ghy tijt van doen, als een wereltsch Richter, om kennisse van saken te nemen, eer ghy kondt u oordeel strijcken?
margenoot11
Te weten, door dese bittere smerte die ick lijde, ende alle de andere straffen die ghy my toegesonden hebt, dewelcke my alle gelijck tormenten zijn, daer mede ghy my schijnt te pijnigen, om my de bekentenisse mijner misdaden uyt te perssen.
margenoot12
Even als of alle dingen u ten vollen niet bekent en waren.
margenoot13
D. ghy weet het, dat ick, etc. Vergel. de maniere van spreken met Hose. 10.10. ende siet de aenteeckeninge aldaer.
margenoot14
D. geen huychelaer, nochte heymelick booswicht, gelijck ick gescholden worde.
margenoot15
T.w. my, die onschuldigh ben van de lasteren, daer mede mijne vrienden my beswaren.
margenoot16
De sin is, dat de handen Godts, die Iob gemaeckt hadden, nu scheenen den selven door dese grouwelicke straffen, niet alleene te willen bedroeven, maer gantsch te willen verderven. Andere setten het Hebreeusch woort over, maken, formeeren, bearbeyden, ofte, fatsoeneeren: waer uyt dan de oversettinge aldus staet: Uvve handen hebben my bearbeydt, ende gemaeckt: Te weten, met groote konste, ende neerstigheyt.
margenoot17
T.w. om my smerte aen te doen: Ofte, om my, dien ghy gemaeckt hebt, te onderhouden, ende te regeeren in dit leven, Psalm 139.3. Actor. 17.27, 28. And. t’samen om, ende om, al wat ick ben, T.w. heeft hy my gemaeckt. Dit geheele vers wort oock aldus overgeset: Uvve handen hebben my bearbeyt, ende my gemaeckt: nochtans t’samen rontom henen verslindt ghy my: Ofte, ende my gemaeckt, t’samen om, ende om: ende sult ghy my verslinden?
margenoota
Genes. 2.7. ende 3.19.
margenoot18
Dat is, uyt het zaet mijner ouderen voort gekomen van Adam, wiens lichaem uyt der aerde was geschapen, ende gefatsoeneert, gelijck een potbacker uyt het leem een vat toemaeckt, ende dat ghy my wederom in stof, ende aerde veranderen sult. De sin is, Gedenckt dat ick van eene swacke, ende teere conditie ben, ende handelt daerom met my sachtelicker.
margenootb
Psalm 139. versen 15, 16.
margenoot19
Dit is gesproken by gelijckenisse, om uyt te drucken eene seer wonderbare werckinge des Heeren, waer door de mensche na de order van Godt in de nature gestelt, in sijns moeders lichaem ontfangen wort. Vergel. Psalm 139.14, 15, 16.
margenoot20
Te weten, gelijck de tuyningen, ende heyningen met wissen, ende buyghsame teenen t’samen gehecht worden. And. overdeckt.
margenoot21
D. ghy en hebt my niet alleen het leven gegeven, maer oock in het selve vele weldaden bewesen, rakende soo wel de bewaringe, ende onderhoudinge des selven, als de geduerige regeeringe.
margenoot22
Ofte, besoeck, Dat is, sorge, ende toesien.
margenoot23
D. mijne ziele, waer door ick leve.
margenoot24
D. dese plagen, ende straffen. Als of hy seyde; Ghy hebt my te voren wel vele weldaden bewesen, maer dit quaet dat my nu over komt, hebt ghy in u selven verborgen gehouden, ende my niet geopenbaert.
margenoot25
D. dat ghy in u selven besloten hadt, my dese straffen toe te senden, ende dit groot verdriet aen te doen.
margenoot26
Te weten, om my te straffen. Vergel. onder 14.16. ende 31.4. And. soo ick gesondight hebbe, sult ghy daerom over my de wachte houden, ende my van mijne misdaet niet ontschuldigh verklaren? Vergelijckt boven 7.12.
margenoot27
Ofte, suyver.
margenoot28
Die worden geseyt haer hooft op te heffen, dewelcke goeden moedt gekregen hebbende, wat beters verwachten, Luce 21.28.
margenoot29
Dat is, vervult ende overstelpt van schande. Siet bov. 7. op vers 4. And. wort verzadight met de schande, te weten, die ick nu lijde, ende aensiet, etc.
margenoot30
T.w. de elende.
margenoot31
’t Is eene gelijckenisse genomen van de leeuwen, die het wildt met groot gewelt, ende grouwsaemheyt najagen.
margenootc
Iesa. 38.13. Thren. 3.10.
margenoot32
Hy klaeght dat Godt niet alleen met eene, ofte twee vreeselicke plagen over hem gekomen was, maer dat hy daer na weder gekeert zijnde, met andere plagen sich in’t straffen van sijnen persoone seer vreemt, ende seldtsaem vertoont hadde.
margenoot33
Dat is, straffen ende plagen, die van uwe gramschap getuygenisse geven.
margenoot34
T.w. der qualen: dat is, verscheydene elenden, ende katijvigheden, die al by beurten op malkanderen gehoopt, ende getast worden. And. uytdelgingen. Soo soude hy sijne plagen noemen, om datse hem uytroeyden.
margenoot35
Soo worden sijne elenden genaemt, van wegen hare menighte, gewelt, ende grouwsaemheyt.
margenootd
Iob 3.11.
margenoot36
Te weten, in mijns moeders lichaem, eer ick ter werelt quam.
margenoot37
T.w. levendigh.
margenoot38
Siet boven 3. op vers 10.
margenoot39
Te weten, van my dus te straffen.
margenoot40
D. houdt op van my te belegeren. Vergelijckt Psalm 3.7. Iesa. 22.7.
margenoot41
Te weten, in dit tijdelicke leven.
margenoot42
D. in’t graf. het welcke oock duysternisse genaemt wort, onder 17.13.
margenoot43
Dat is, doodelicke schaduwe: Verst. eene seer dicke, ende donckere schaduwe, die met de doot vereenight is: gelijck daer is des grafs schaduwe. Alsoo in’t volgende vers.
margenoot44
T.w. van dagh, ende nacht, licht ende duysternisse, somer ende winter, lente ende herfst, hitte ende koude. De sin is, dat dese veranderingen des lochts, ende des tijts, die by beurte malkanderen achtervolgen, in de donckerheyt des grafs niet gesien en worden, zijnde daer anders niet dan enckele confusie.
margenoot45
D. het klaerste, dat in’t graf is, is anders niet dan dicke, tastelicke, ende eyselicke donckerheyt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken