Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Psalm Lxxix

Godts gemeynte beklaeght haer over de uyterste wreetheyt der vyanden, die Ierusalem ende den tempel hadden verwoestet, ende bidt hem, dat hy, mits vergetende ende versoenende hare sonden, om sijner eeren wille, haer genadighlick ende spoedighlick verlosse, ende de vyanden straffe, tot eeuwigen lof sijns naems.

1

EEn Psalm Ga naar margenoot1 Asaphs: O Godt, Heydenen zijn gekomen in uwe Ga naar margenoot2 erfenisse: sy hebben Ga naar margenoot3 den tempel uwer heyligheyt verontreynight; sy hebben Ierusalem tot steenhoopen gestelt.

2

Sy hebben Ga naar margenoot4 de doode lichamen uwer knechten aen het gevogelte des hemels tot spijse gegeven; het vleesch uwer Ga naar margenoot5 gunstgenooten aen het gedierte des lants.

3

Sy hebben haer bloet rontom Ierusalem als water vergoten, ende daer en was niemant diese begroef.

4

Ga naar margenoota Wy zijn onsen naburen eene Ga naar margenoot6 smaetheyt geworden; een spot ende schimp dien, die rontom ons zijn.

5

Ga naar margenootb Hoe lange, Ga naar margenoot7 HEERE? sult ghy Ga naar margenoot8 eeuwighlick toornen? sal uwen Ga naar margenoot9 yver als vyer branden?

6

Ga naar margenootc Ga naar margenoot10 Stort uwe grimmigheyt uyt over de Heydenen, die u niet en kennen; ende over de Koninckrijcken, die uwen naem niet aenroepen.

7

Want Ga naar margenoot11 men heeft Iacob Ga naar margenoot12 opgegeten; ende sy hebben sijne lieflicke wooninge verwoestet.

8

Ga naar margenootd Gedenckt Ga naar margenoot13 ons de vorige misdaden niet; haest u, laet uwe barmhertigheden ons voorkomen: want wy zijn seer Ga naar margenoot14 dunne geworden.

9

Helpt ons, O Godt onses heyls, ter oorsake van de eere uwes naems: ende reddet ons, ende Ga naar margenoot15 doet versoeninge over onse sonden, om uwes naems wille.

10

Waerom souden de Heydenen seggen; Waer is haer Godt? Ga naar margenoot16 laet de wrake des vergotenen bloets uwer knechten onder de Heydenen voor onse oogen bekent worden.

11

Laet het gekerm der gevangenen voor u aenschijn komen: Ga naar margenoot17 behoudt overigh de Ga naar margenoot18 kinderen des doots, na de Ga naar margenoot19 grootheyt uwes arms.

12

Ende geeft onsen naburen Ga naar margenoot20 sevenvoudigh weder in haren Ga naar margenoot21 schoot haren smaet, daer mede sy u, O Heere, gesmadet hebben.

13

Soo sullen wy, u volck ende schapen uwer weyde, u loven in eeuwigheyt, Ga naar margenoot22 van geslachte tot geslachte; wy sullen uwen roem vertellen.

[Folio 259v]
[fol. 259v]
margenoot1
Siet Psalm 50. op vers 1.
margenoot2
Verstaet het lant Canaan, ende Ierusalem in ’t bysonder. Siet Psalm 68. op vers 10.
margenoot3
Dat is, uwen heyligen tempel.
margenoot4
Hebr. het doode lichaem: als onder vers 11. des gevangens. Dat is, der gevangenen, gelijck elders dickwils.
margenoot5
Siet Psalm 4. op vers 4.
margenoota
Psalm 44.14. ende 80.7.
margenoot6
Siet Psalm 80. vers 7. ende vergelijckt Psalm 137.7. Ezech. 35.2, 12, 13, en 15.
margenootb
Psalm 89.47.
margenoot7
Ofte, hoe lange HEERE sult ghy steeds toornen?
margenoot8
Siet van’t Hebr. woort Psalm 13. op vers 2.
margenoot9
Siet Exod. 20. op vers 5.
margenootc
Ierem. 10.25.
margenoot10
Gelijck water, als Hose. 5. vers 10. Dat is, overvaltse met straffen, in overvloet ende met gewelt. Vergelijckt Psalm 69. vers 25. Iesa. c. 42. vers 25. Ierem. c. 7. vers 20. ende 10.25. Ezech. c. 7. vers 8. ende 20. versen 33, 34. Apoc. 16. vers 1, etc. wat het zy, Godt niet te kennen, siet daer van Iob 18. op vers 21. hoewel het hier bysonderlick siet op den geheelen afgodischen staet der Heydenen in het point van religie, die den waren Godt noch kenden noch dienden.
margenoot11
Hebr. hy heeft, etc. Dat is, men heeft, ofte, een yeder van hen heeft, etc.
margenoot12
Vergel. Deut. cap. 7. op vers 16. en Psalm 14. op vers 4.
margenootd
Iesa. 64.9.
margenoot13
And. tegen ons. Maer wy spreken oock alsoo in onse tale: ick sal hem dat gedencken, en gedenckt my dat niet. Vergel. Ierem. 2.2. ende siet Ierem. 31. vers 34. Ezech. 18. vers 22. ende het contrarie Ierem. 14.10. Hose. 8.13. ende 9.9. ende wijders, aengaende de maniere van spreken, Genes. 8. op vers 1. Ofte, de misdaden der vorigen, Dat is, onser voorvaderen.
margenoot14
Ofte, uytgeputtet, uytgeteert, geringh geworden.
margenoot15
Ofte, bedeckt genadighlick. Vergelijckt Psalm 65. op vers 4.
margenoot16
Anders, laet hem (onsen Godt) onder de Heydenen bekent worden voor onse oogen, [door] de wrake des, etc. Vergelijckt Deuter. 32.42, 43. Ierem. 51.36, 37.
margenoot17
Maeckt datse over blijven, behoudtse in’t leven.
margenoot18
Dat is, die als misdadige ter doot verwesen ofte verordent zijn. Siet 2.Sam. 12. op vers 5. Prov. 31. op vers 8.
margenoot19
Dat is, na uwe groote mogentheyt. Siet Psalm 77. vers 16. ende Iob 40. op vers 4.
margenoot20
Siet Genes. 4. op vers 15. Psalm 12. op vers 7.
margenoot21
Dat is, overvloedigh, ende soo, dat sy het gevoelen, ende het aen hen beklijve: Alsoo Iesa. cap. 65. vers 7. Ierem. cap. 32. vers 18. ende Luce cap. 6. vers 38.
margenoot22
Hebr. in geslachte ende geslachte.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken