Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

De Prediker verhaelt eenige dingen, die soo den vromen, als den godtloosen wedervaren, vers 1, etc. Daerom oordeelt hy, dat het best is, dat men met vrolickheyt de gaven Godes geniete, 7. ende neerstigh zy in sijn beroep, 10. Ende dat men den uytgangh Gode bevele, 11. Daer na leert hy, dat den mensche de tijt sijnes doots, ofte ongelucks, onbekent is, 12. Ten laetsten roemt hy de wijsheyt op het hooghste, 13.

1

SEkerlick dit alles hebbe ick in mijn herte Ga naar margenoot1 geleght, op dat ick dit al Ga naar margenoot2 klaerlick mochte verstaen; dat de recht-

[Folio 296r]
[fol. 296r]

-veerdige, ende de wijse, ende hare wercken, Ga naar margenoot3 in de hant Godes zijn: oock liefde, oock haet, Ga naar margenoot4 en weet de mensche niet [uyt] al het gene dat voor Ga naar margenoot5 sijn aengesichte is.

2

Ga naar margenoot6 Alle dingh [wedervaert Ga naar margenoot7 hen] gelijck Ga naar margenoot8 allen [anderen:] Ga naar margenoot9 Ga naar margenoota Eenderley wedervaert den rechtveerdigen ende den godtloosen, den goeden ende den reynen, als den onreynen: soo Ga naar margenoot10 dien die offert, als dien die niet en offert: gelijck den goeden, alsoo [oock] den sondaer: dien Ga naar margenoot11 die sweert, gelijck als dien, Ga naar margenoot12 die den eedt vreest.

3

Ga naar margenoot13 Dit is een quaet onder allen dat onder de sonne geschiet, dat eenderley Ga naar margenoot14 dingh Ga naar margenoot15 allen wedervaert, ende dat oock het herte der menschen kinderen vol boosheyt is, ende datter Ga naar margenoot16 in haer leven onsinnigheden zijn in haer herte: ende Ga naar margenoot17 daer na [moeten] sy na de dooden toe Ga naar margenoot18 .

4

Ga naar margenoot19 Want Ga naar margenoot20 voor den genen die vergeselschapt is by alle levendige, is’er hope, (want een levendigen hont Ga naar margenoot21 is beter dan een doode leeuw.)

5

Want Ga naar margenoot22 de levendige weten, dat sy sterven sullen: maer de doode Ga naar margenoot23 en weten niet met allen: sy Ga naar margenoot24 en hebben oock geenen loon meer, maer hare gedachtenisse Ga naar margenoot25 is vergeten.

6

Ga naar margenoot26 Oock is alreeds hare liefde, oock haren haet, oock hare nijdigheyt vergaen: ende sy en hebben geen deel meer Ga naar margenoot27 in [dese] eeuwe, in alles dat onder de sonne geschiet.

7

Ga naar margenoot28 Gaet [dan] henen, Ga naar margenoot29 eet u broot met vreughde, ende Ga naar margenoot29 drinckt uwen wijn Ga naar margenoot30 met goeder herte: want Ga naar margenoot31 Godt heeft alreeds een behagen aen uwe wercken.

8

Ga naar margenoot32 Laet uwe kleederen Ga naar margenoot33 t’aller tijt Ga naar margenoot34 wit zijn: ende en laet op uwen hoofde geen Ga naar margenoot35 olie ontbreken.

9

Ga naar margenoot36 Geniett des levens met de vrouwe die ghy lief hebt, alle de dagen Ga naar margenoot37 uwes ydelen levens, Ga naar margenoot38 welcke [Godt] u gegeven heeft onder de sonne, alle uwe ydele dagen; want Ga naar margenoot39 dit is u deel in dit leven, ende van uwen arbeyt dien ghy arbeyt onder de sonne.

10

Ga naar margenoot40 Alles Ga naar margenoot41 wat uwe hant vindt om te doen, Ga naar margenoot42 doet [dat] met uwe macht: want Ga naar margenoot43 daer en is geen werck, noch Ga naar margenoot44 versinnin-[kolom]-ge, noch wetenschap, noch wijsheyt in het graf, daer ghy henen gaet.

11

Ick keerde my, ende sagh onder de sonne, dat Ga naar margenoot45 de loop niet en is der snellen, noch de strijt der helden, noch oock Ga naar margenoot46 de spijse der wijsen, noch oock de rijckdom der verstandigen, noch oock de Ga naar margenoot47 gunste der welwetenden, maer dat Ga naar margenoot48 tijt ende toeval allen desen wedervaert.

12

Dat oock de mensche Ga naar margenoot49 sijnen tijt niet en weet, gelijck de visschen, die gevangen worden met Ga naar margenoot50 het boose nette; ende gelijck de vogelkens, die gevangen worden met den stricke: gelijck die, [alsoo] worden de kinderen der menschen verstrickt, ter booser tijt, wanneer deselve haestelick over haer valt.

13

Oock hebbe ick onder de sonne dese wijsheyt gesien, ende sy was groot Ga naar margenoot51 by my:

14

Daer was eene kleyne stadt, ende weynigh lieden waren daer in: ende een groot Koningh quam tegen haer, ende hy omcingeldese, ende hy bouwde groote vastigheden tegen haer.

15

Ende men vondt daer eenen armen wijsen man in, die de stadt verloste door sijne wijsheyt: Ga naar margenoot52 maer geen mensche en gedacht des selven armen mans.

16

Doe seyde ick, Ga naar margenootb Wijsheyt is beter dan kracht, hoewel de wijsheyt des armen veracht, ende sijne woorden Ga naar margenoot53 niet en waren gehoort geweest.

17

De woorden der wijsen moeten Ga naar margenoot54 in stilligheyt aengehoort worden, meer dan het geroep des genen die over de sotten heerscht.

18

De wijsheyt is beter Ga naar margenoot55 dan de krijghswapenen: maer een eenigh Ga naar margenoot56 sondaer verderft veel goets.

margenoot1
Hebr. gegeven. Als boven cap. 7. vers 2. Dat is, ick hebbe dit alles ter herten genomen.
margenoot2
Ofte, mochte verklaren.
margenoot3
D. de voorsichtige regeeringe Godes onderworpen.
margenoot4
D. als men oordeelen sal na ’t uytwendige, het welck men dagelicks soo den vromen, als den godtloosen siet overkomen: Soo en kan niemant daer uyt oordeelen, of hy in Godes gunste ofte ongunste staet, Veel min kan hy sulcks van een ander oordeelen: want de vroome worden in dese werelt soo wel geplaeght, ja somtijts meer, dan de godtloose, gelijck vers 2. breeder volght. Aengaende de sekerheyt die de kinderen Godes hebben van sijne liefde t’henwaerts, daer van wort elders gesproken.
margenoot5
Te weten, des menschen.
margenoot6
Hebr. alles gelijck als allen.
margenoot7
Te weten, den rechtveerdigen ende wijsen.
margenoot8
Te weten, onrechtveerdigen ende dwasen.
margenoot9
Anders, een geval, als boven 2.14. ende onder vers 3. De sin is, den rechtveerdigen overkomt soo wel wat quaets, als den godtloosen: Ende ter contrarie overkomt den godtloosen soo wel wat goets, als den vromen.
margenoota
Psalm 73.12, 13.
margenoot10
Dat is, dien die den Godtsdienst wel waer neemt.
margenoot11
Te weten, lichtveerdelick, of valschelick, geen conscientie makende van meyneedigheyt.
margenoot12
T.w. den lichtveerdigen eedt, vreesende Godt daer mede te vertoornen.
margenoot13
Als of hy seyde, Dit is ’t gene dat de menschen beswaerlick ende verdrietigh valt.
margenoot14
Siet bov. vers 2.
margenoot15
Te weten, menschen.
margenoot16
D. geduerende haer leven.
margenoot17
Te weten, na alle onsinnigheden die sy haer leven langh gepleeght hebben.
margenoot18
Te weten, henen varen, Dat is, sy moeten sterven. Vergelijckt Proverb. cap. 2. vers 18. ende 9.18.
margenoot19
Eenige nemen de woorden des versen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10. als gesproken zijnde in den persoon der godtloosen, ende beginnen dit vierde vers aldus: Want [seggen de godtloose] voor den genen die noch, etc. Andere eygenen dese woorden Salomo toe, welcker gevoelen wy volgen.
margenoot20
Dat is, voor dien die noch leeft. Als of hy seyde, Soo lange als yemant noch leeft, soo heeft hy hope, dat het hem in dit leven wel sal gaen: maer als hy gestorven is, soo is de hope uyt. Anders, want wie is’er die uytgenomen is? Te weten, dat hy niet en sterve.
margenoot21
Ofte, heeft’et beter. Hebr. het is beter aen, ofte, voor eenen levendigen hont, etc. Dat is, hy is geluckiger, Te weten, om dat hy het leven genieten mach.
margenoot22
De sin is, Om dat de levende menschen weten, dat sy sterven moeten: Soo genieten sy met vreught het tijdelicke goet, soo lange als ’t haer beuren mach.
margenoot23
Namelick, van het gene dat hier op aerden geschiet, gelijck Salomo vers 6. breeder verklaert: Want hy en wil hier geensins te kennen geven, dat de zielen der menschen, na de lichamelicke doot, souden te niete gaen. Siet Iob 14.21.
margenoot24
Sy en genieten geene vermakelickheyt meer van haren arbeyt, met eten en drincken, gelijck sy in haer leven genooten hebben.
margenoot25
Dat is, in vergetenheyt gestelt, Te weten, by de menschen, namelick soo veel dese aerdsche saken aengaet: niemant is bekommert, ofte geneyght om hen yets ten dienste, ofte te gevalle te doen.
margenoot26
Dat is, sy en weten niet wat’er in dese werelt geschiet, sy en vragender oock niet na, derhalven en beminnen sy niemant in dese werelt, sy en haten, noch en benijden oock niemant.
margenoot27
Vergelijckt dit met het gene datter staet Eccles. 3.11. ende siet d’aenteeck. aldaer. Anders, in der eeuwigheyt, Dat is, nimmermeer in desen leven.
margenoot28
Te weten, dewijle ghy noch leeft.
margenoot29
. 29 D. geniett met vreughde het gene dat u Godt door uwen arbeyt gegeven heeft. Want Salomo spreeckt hier de Godtsalige aen.
margenoot29
. 29 D. geniett met vreughde het gene dat u Godt door uwen arbeyt gegeven heeft. Want Salomo spreeckt hier de Godtsalige aen.
margenoot30
Dat is, met vrolickheyt. Siet Iudic. cap. 16. op vers 25. ende 1.Reg. cap. 21. op vers 7.
margenoot31
T.w. dewijle ghy hem vreest ende uwen kost winnet door den arbeyt daer toe ghy beroepen zijt: volgens dien, soo is ’t onnoodigh, dat ghy u met ydele sorghvuldigheyt quelt: weest gerust in de voorsichtige regeeringe Godes, ende de liefde die hy u toedraeght.
margenoot32
Dat is, zijt vrolick. Hier van was eertijts een teecken, dat men suyvere witte kleederen droegh, ende het hooft met welrieckende olie salfde.
margenoot33
Welverstaende soo lange als ’t u gebeuren mach. Want daer kan een tijt komen dat men moet droeve zijn met de droeve. Siet boven cap 7. vers 2.
margenoot34
D. suyver, reyn.
margenoot35
Te weten, welrieckende olie. Siet d’aenteeck. Ruth 3. op vers 3. ende Luce 7. vers 46.
margenoot36
Hebr. siet het leven, D. geniet de genoeghten ende soetigheyt deses levens in alle manieren, soo veel als ghy, met Godt ende met eere, kondt en meught. Siet Iob cap. 7. op vers 7. Hier beteeckent het leven soo veel, als een goet ende genoechelick leven.
margenoot37
Hebr. des levens uwer ydelheyt, Dat is, geduerende u ydel ende verganckelick leven.
margenoot38
Te weten, dagen. Vergel. boven 8. op vers 15. Andere verstaen op welcke, vrouwe.
margenoot39
Dat is, het gene dat ghy meught genieten van de goederen die ghy door uwen arbeyt verworven hebt.
margenoot40
T.w. al wat goet is, ende uwe beroepinge voordert.
margenoot41
Siet Levit. 25. op vers 28. ende Iudic. 9. op vers 33.
margenoot42
D. doet dat soo neerstelick ende soo wel als ghy kondt.
margenoot43
D. als ghy doot zijt, soo en sult ghy geen van allen dien kunnen doen, dat men in dit leven doet.
margenoot44
Of, vernuft.
margenoot45
Hy spreeckt van eenen geluckigen loop, waer door men ’t perijckel ontloopt. Ende van eenen geluckigen strijt, waer door men de victorie behoudt: die en is niet altijt aen de zijde der snellen: alsoo en is oock de victorie niet altoos aen de zijde der stercke helden, etc. maer by die, die Godt sijnen zegen geeft.
margenoot46
Anders, neeringe. Hebr. het broot.
margenoot47
Als of hy seyde, Om gunste te erlangen by de menschen, daer toe en helpt niet dat yemant kloeck, of wel ervaren zy: Verstaet hier by, ’t En zy, dat Godt sijnen zegen daer toe geve.
margenoot48
Dat is, het gene dat Godt van eeuwigheyt verordineert heeft, dat moet op sulcke tijden geschieden, als ’t Godt verordineert heeft, ende oock alsoo, gelijck hy het verordineert heeft. Want Salomo en spreeckt hier van geenen onsekeren toeval, maer van sulcken, die van Godt geregeert wort.
margenoot49
T.w. den tijt sijnes doots, of, des ongelucks, dat hem wedervaren sal: Ia hy weet het soo weynigh, als de visschen weten wat haer is nakende. siet d’aent. Psalm 81. op vers 16.
margenoot50
D. met het schadelicke nette. Want als de visschen gevangen zijn, soo wordense gedoot. Aldus wort stracks in dit vers de tijt boos genoemt, ten aensien van het quaet dat den mensche in den selven bejegent.
margenoot51
D. in mijn oordeel.
margenoot52
Dat is, niemant en danckte hem na behooren, voor dien goeden raet op welcken de verlossinge gevolght is. Anders, niemant hadde aen dien armen man gedacht, Dat is, niemant hadde oyt gedacht, dat die arme man soo wijs was.
margenootb
Proverb. 21.22. ende 24.5. Eccles. 7.19.
margenoot53
Dat is, niet en waren geacht geweest.
margenoot54
Hebr. in ruste. Hy wil seggen, met grooteren aendacht dan der dwasen. Of in desen sin, Die haer stille houden, moet men eer ende meer hooren, dan die groot geroep maken, als sy by dwase zijn.
margenoot55
Hebr. dan de vaten, ofte, gereetschappen des krijghs.
margenoot56
Dat is, een onverstandigh man, gevende quaden raet. Ia selfs als een wijs man eenen mis-slagh doet, soo gaen daer door te schande vele goede saken, ende te gelijcke sijne eygene reputatie, ofte achtbaerheyt. Men kan oock door het woort sondaer hier verstaen, eenen roeckeloosen, of stouten, vermetenen mensche, die op sich selven, het zy op sijne wijsheyt, ofte sterckte, sich verlatende, onbedachtsaemlick sijnen vyant aentast, verroeckeloosende niet alleen hemselven, maer oock te gelijcke vele andere met sich.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken