Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xvj. Capittel.

Vermaninge aen de Moabiten, dat sy hare lammeren brengen souden, vers 1. ende dat sy haer tegen de verdrevene Ioden, vriendelick ende goedertierenlick dragen souden, 3. Maer dewijle sy sulcks niet en deden uyt hooghmoet, 6. soo dreyght haer Godt, dat sy so schrickelick souden uytgeroeyt ende verdelght worden, 7. dat de Propheet over haer medelijden heeft, 9. Doch hy gaet voort in het verhalen der elenden die haer nakende waren, 10. Ende hy noemt den tijt wanneer het geschieden soude, 14.

1

Ga naar margenoot1 SEndet Ga naar margenoot2 de lammeren des Ga naar margenoot3 heerschers des landts van Ga naar margenoot4 Sela af, Ga naar margenoot5 na de woestijne henen Ga naar margenoot6 tot den bergh der dochter Zions.

2

Ga naar margenoot7 Andersins sal’t geschieden, dat Ga naar margenoot8 de dochteren Moabs aen de veyren van Ga naar margenoot9 Arnon sullen zijn, Ga naar margenoot10 als een swervende vogel, [uyt] het nest gedreven zijnde.

3

Ga naar margenoot11 Brenght eenen raedt aen: Ga naar margenoot12 houdt gerichte, Ga naar margenoot13 maeckt uwe schaduwe op het midden van den middagh, gelijck den nacht: Ga naar margenoot14 verberght Ga naar margenoot15 de verdrevene, [ende] Ga naar margenoot16 en meldet Ga naar margenoot17 den omswevenden niet.

4

Ga naar margenoot18 Laet Ga naar margenoot19 mijne verdrevene Ga naar margenoot20 onder u verkeeren, O Moab, Ga naar margenoot21 weest ghy hen een schuylplaetse voor het aengesichte Ga naar margenoot22 des verstoorders: want de onderdrucker Ga naar margenoot23 heeft een eynde, de verstooringe is te niete geworden, Ga naar margenoot24 de vertreders Ga naar margenoot25 zijn van der aerde verdaen.

5

Want daer sal Ga naar margenoot26 een Throon Ga naar margenoot27 bevestight worden Ga naar margenoot28 in goedertierenheydt, ende op den selven sal Ga naar margenoot29 bestendelick een sitten Ga naar margenoota Ga naar margenoot30 in de tente Davids, een die oordeelt, ende het recht soeckt, ende Ga naar margenoot31 veerdigh zy ter gerechtigheyt.[kolom]

6

Ga naar margenoot32 Wy Ga naar margenootb hebben gehoort de hoovaerdije Ga naar margenoot33 Moabs, hy is seer hoovaerdigh: sijnen hooghmoedt, ende sijne hoovaerdije, ende sijne verbolgentheydt, Ga naar margenoot34 en zijn alsoo sijne grendelen niet.

7

Ga naar margenoot35 Daerom sal Ga naar margenoot36 Moab over Moab Ga naar margenootc huylen, al te mael sullen sy huylen: over de Ga naar margenoot37 fondamenten van Kir-Hareseth sult ghy-lieden Ga naar margenoot38 suchten, gewisselick Ga naar margenoot39 sy zijn gebroken.

8

Ga naar margenoot40 Want Ga naar margenoot41 de velden van Ga naar margenoot42 Hesbon Ga naar margenoot43 zijn verflaeuwt, [oock] de wijnstock van Ga naar margenoot44 Sibma, Ga naar margenoot45 de heeren der Heydenen hebben hare uytghelesene planten verplettert, Ga naar margenoot46 sy Ga naar margenoot47 reycken tot Iaëzer toe, sy dwalen [door] Ga naar margenoot48 de woestijne: Ga naar margenootd hare Ga naar margenoot49 scheuten zijn uytgespreyt, sy zijn Ga naar margenoot50 gegaen over zee.

9

Ga naar margenoot51 Daerom beweene ick in de weeninge over Iaëzer, den wijnstock van Sibma, Ga naar margenoot52 ick make u doornat met mijne tranen, O Hesbon, ende Eleale: want het vreughden-geschrey over uwe somervruchten, ende over uwen oogst, Ga naar margenoot53 is gevallen:

10

Alsoo dat de blijdtschap ende vrolickheyt Ga naar margenoot54 wech genomen is Ga naar margenoot55 van ’t vruchtbare velt: ende in de wijngaerden en wort niet gesongen, [noch] eenigh gejuych gemaeckt; Ga naar margenoot56 de [druyve]treder en treedt Ga naar margenoot57 geenen wijn uyt Ga naar margenoot58 in de wijnbacken, Ga naar margenoot59 Ick hebbe Ga naar margenoot60 het vreughden-geschrey doen ophouden.

11

Ga naar margenoot61 Daerom Ga naar margenoot62 rommelt mijn inghewant Ga naar margenoot63 over Moab, Ga naar margenoot64 als een harpe: ende Ga naar margenoot65 mijn binnenste Ga naar margenoot66 over Ga naar margenoot67 Kir-heres.

12

Ende het sal geschieden alsmen sien sal dat Moab Ga naar margenoot68 vermoeyt is gheworden Ga naar margenoot69 op de hooghten: dan sal Ga naar margenoot70 hy Ga naar margenoot71 in sijn heylighdom gaen om te aenbidden, maer Ga naar margenoot72 hy en sal Ga naar margenoote niet vermogen.

13

Dit is het woort, dat de HEERE tegen Moab gesproken heeft, Ga naar margenoot73 van doe af.

14

Maer Ga naar margenoot74 nu spreeckt de HEERE, seggende, Ga naar margenoot75 Binnen drie jaren Ga naar margenoot76 (als de jaren eenes huerlings) dan sal de eere Moabs verachtsaem gemaeckt worden, Ga naar margenoot77 met alle die groote menighte: ende het overblijfsel sal kleyn, weynigh, onmachtigh wesen.

margenoot1
O ghy Moabiten.
margenoot2
Hebr. het lam, D. soo veel lammeren als ghy tot tribuyt te geven schuldigh zijt. De Moabiten betaelden aen den Koningh van Iuda jaerlicks hondert duysent lammeren, ende honderdt duysent rammen met de wolle, als af te nemen is uyt 2.Sam c. 8. vers 2. Vergel. met 2.Reg. 3.4.
margenoot3
T.w. des Koninghs van Iuda, die een heere ofte heerscher over u lant is gheworden, van dier tijdt af doe David u heeft overwonnen, 2.Sam. 8.2. And. des heerschappers des aerdtrijcks, verstaende daer by Godt den Heere, in desen sin, als of hy de Moabiten vermaende, dat sy den waren Godt souden aennemen, sulcks doende blijcken met hem lammeren op te offeren.
margenoot4
D. van u landt af, ’t welck ten deele met klippen ende rotzen is besett, ten deele met de woestijne. Sela was de hooftstadt op een rotze gelegen.
margenoot5
Hier kan men verstaen die woestijne van Iuda, die daer is streckende tot aen de Iordane, daer die riviere in de doode zee valt.
margenoot6
D. tot Ierusalem het welck aen den bergh Zion leyt.
margenoot7
De sin is, Indien ghy-lieden dat niet en doet, namelick, Indien ghy Moabiten den huyse Davids niet en gehoorsaemt, soo sal het geschieden, etc. Anders, want het sal geschieden.
margenoot8
D. de Moabitische vrouws-persoonen, getrouwde ende ongetrouwde als Luce 23.28. daer staet, Ghy dochteren Ierusalems, daer onder te verstaen zijn soo wel ongehijlickte, als de gehijlickte. Andre verstaen hier door de dochteren, de kleyne steden des Moabitischen lants.
margenoot9
Arnon was het uyterste van der Moabiten landt. Soo dat als de Propheet hier dreyght, dat de dochteren Moabs aen de veyren van Arnon souden gebracht, ende overgevoert worden, dat is te seggen, dat sy souden verjaeght, ofte gevangelick uyt haer landt souden gevoert worden.
margenoot10
D. als een vogel die heen en weer vlieght. Alsoo sullen de dochteren der Moabiten uyt haren nest, D. uyt haer vaderlandt, ende uyt hare huysen en welvaert gedreven worden.
margenoot11
T.w. hoe ghy het aenstaende ongeluck sult konnen ontloopen.
margenoot12
Hier raedt de Propheet de Moabiten, dat sy oprechtelick handelen souden, insonderheyt met de arme verdrevene Ioden, met deselve niet handelende gelijck eertijdts hare voor-ouderen gedaen hadden, Deut. c. 23. Ier. c. 48.
margenoot13
D. maeckt dat uwe schaduwe, D. de verquickinge die sy van u-lieden versoecken, haer soo verquicke in hare grootste vervolginge, als de schaduwe, ofte duysternisse des nachts in den heeten somertijdt, de menschen verquickt.
margenoot14
Hier spreeckt de Propheet duydelick uyt, het gene hy stracks met verbloemde woorden geseyt heeft.
margenoot15
T.w. de Ioden die uyt haer landt verdreven zijn.
margenoot16
D. en verraetse niet, geeftse niet over in de handen harer vyanden, gelijck ghy wel pleeght te doen.
margenoot17
D. de Ioden die haren toevlucht tot u nemen.
margenoot18
Dit spreeckt Godt de Heere.
margenoot19
D. die my toebehooren, al hoe wel ickse, om harer sonden wille, nu eenen geruymen tijdt, dapperlick gekastijdt hebbe. Aengaende de maniere van spreken siet Psalm 37. op het vers 22.
margenoot20
Hebr. in u, D. by u, in’t Moabitische lant.
margenoot21
D. oeffent medelijden ende barmhertigheyt over de Israëliten, laetse herberge by u vinden.
margenoot22
D. des Assyriers, die de Ioden ende andre natien seer vervolght, ende jammerlick geplaeght heeft.
margenoot23
Ofte, sal haest een eynde hebben, ende soo in’t volgende. Als of de Heere seyde, Ghy Moabiten behoordet u beleefdelick tegens mijn volck te dragen, want het en sal niet altoos onderdruckt worden van sijne vyanden, Ick sal het eyndelick redden, ende het Koninckrijcke van Iuda alsoo herstellen, dat het gelegentheydt ende macht sal hebben, om u-lieden te vergelden de weldaden die sy van uwe handt ontfangen sullen: Daer sy u-lieden ter contrarie sullen konnen vergelden de schade ende onbarmhertigheyt, die ghy haer sult bewijsen.
margenoot24
Hebr. de vertreder, D. alle, ende een yegelick vertreder, D. verdrucker mijns volcks.
margenoot25
D. sullen, etc.
margenoot26
D. Een Koninckrijcke, of Konincklicke weerdigheyt.
margenoot27
Ofte, bereydt worden.
margenoot28
T.w. door de goedertierenheyt Godes. Anders, in genade.
margenoot29
Hebr. in waerheyt, D. stijf en vaste.
margenoota
Ies. 9.6. Dan. 4.14, 27. Mich. 4.7. Luce 1.33.
margenoot30
D. Een van het geslachte Davids, T.w. Christus, hy alleen besit bestendighlick den stoel Davids, want hy heeft een eeuwigh Koninckrijcke.
margenoot31
Dat is, haestelick gevende dat recht is, het zy den goeden, ofte den quaden. Anders, in’t recht wel ervaren, als Ezra 7.6. Soo dat de Propheet in dit versken wederom de Moabiten vermaent, dat sy haer over de verdrevene Ioden ontfermen souden, dewijle haer vervallen Koninckrijcke wederom soude opgericht worden, ende in der eeuwigheyt bestendelick blijven soude.
margenoot32
T.w. Godt de Vader, Soon, ende Heylige Geest. sommighe verstaen den Propheet, ende Ioden, ende andre omliggende natien. Eenige voegen hier het woordeken maer, by, aldus, [Maer] wy hebben gehoort, etc. als of hy seyde, Dit voor-verhaelde vereyscht wel Godt van de Moabiten, ende sy waren’t wel schuldigh te doen, oock soudet haer profijtelick zijn: Maer sy zijn soo hoovaerdigh, dat sy geenen goeden raet, die andre haer geven, en willen volgen.
margenootb
Ier. 47.29, 30.
margenoot33
D. der Moabiten.
margenoot34
D. te vergeefs, nochtans verlaet hy hem op deselve, als op grendelen, of hantboomen. And. [Maer] sijne leugens en [doen ’t] soo niet.
margenoot35
T.w. van wegen den grouwelicken inval der Assyriers, als af te nemen is uyt vers 14.
margenoot36
D. d’een Moabiter over den anderen, T.w. de levendige, so over de doode, als over de levendige.
margenootc
Ier. 48.20.
margenoot37
And. flesschen. van dese plaetse siet boven 15.1.
margenoot38
And. rouwe dragen. And. murmelen, binnen ’s monts spreken.
margenoot39
Of, sy sullen gebroken worden, ofte, gebroken zijnde. dit nemen sommige op de fondamenten, sommige op de suchtende lieden.
margenoot40
Hier wijst de Propheet nu breeder aen de oorsake van het weenen der Moabiten, ende hy spreeckt hier, als elders meer, als oft alreets geschiet ware het gene dat noch geschieden soude.
margenoot41
Als 2.Reg. 23. vers 4. And. Wijnstocken.
margenoot42
Siet Ios. 13.17.
margenoot43
And. sullen verflaeuwen, of verswacken, D. verwelckeren.
margenoot44
Van Sibmah wort oock mentie gemaeckt Num. 32.38. Ios. 13.19.
margenoot45
D. de Vorsten der Assyriers.
margenoot46
T.w. die wijnstocken.
margenoot47
Siet Ier. 48. op vers 32.
margenoot48
Verstaet hier de woestijne aen de Iordane, als vers 1.
margenootd
Ies. 48.32, 33.
margenoot49
Of, scheutelingen, of, rancken.
margenoot50
Verst. de zee by Iaëzer, als blijckt Ier. 48.32.
margenoot51
And. daerom beweene ick het geween Iaëzers (D. het jammer ’t welck die stadt sal doen weenen,) den wijnstock van Sibma. Als of hy seyde, Ick hebbe sulck eenen schrick van de destructie van Sibma, dat so wanneer my deselve in den sin komt, soo beweeght sy my tot schreijen, alsoo wel als ick doe over Iaëzer, Hesbon, ende Eleale. siet bov. 15.5. ende ond. 21.3.
margenoot52
Of, ick bedouwe, begiete, besprenge, bespuyte u.
margenoot53
D. heeft een eynde. In den oogst pleeghtmen vreughde-liedekens te singen, die en hoortmen nu niet meer, wil de Propheet seggen, siet. Ier. 25.30.
margenoot54
Hebr. versamelt is. siet Psal. 26.9.
margenoot55
And. van Carmel, ’t welck is de name van eenen vruchtbaren bergh ende contreije. siet. 2.Reg.19. op vers 23. ende wijders 1.Sam. 25. op vers 2.
margenoot56
Siet de aent. Ier. 25. op vers 30.
margenoot57
D. hy en treedt geen druyven daer men den wijn uyt perst.
margenoot58
Of, in de kuypen.
margenoot59
Dit spreeckt Godt de Heere.
margenoot60
Ofte, lof-liedekens, als Iudic. 9.27.
margenoot61
Dit spreeckt de Propheet.
margenoot62
T.w. van treurigheyt.
margenoot63
D. van wegen die elende die Moab over komt. siet de aent. Ies. c. 15. op vers 5.
margenoot64
T.w. wanneermen der selver snaren roert met den vinger.
margenoot65
Dat is, mijn herte.
margenoot66
T.w. om dat die schoone stadt soo jammerlick verwoest ende geruyneert is.
margenoot67
And. oock genaemt Kir, ende Kir-Hareseth. Siet bov. 15. op vers 1. ende hier bov. vers 7.
margenoot68
T.w. van sijne goden aen te roepen, ende deselve offerhanden te doen, hulpe versoeckende tegen sijne vyanden.
margenoot69
Op de hooghten hadden de Moabiten, ende andre afgoden-dienaers haer altaren.
margenoot70
T.w. Moab, D. de Moabiten.
margenoot71
T.w. in den tempel sijnes afgodts Chamos, Num. 21.29. 1.Reg. 11.7. Hopende, dat of schoon die andre goden hem niet geholpen en hadden, Chamos immers hem soude hooren, ende uyt den noot helpen.
margenoot72
T.w. Chamos, en sal hem niet konnen helpen, Ofte, hy (T.w. Moab) en sal niet vermogen, ofte, niet konnen uytrichten, alsoo weynigh als hy op de hooghten uytgericht of afgebeden ende verkregen hadde.
margenoote
Deut. 32.37, 38, 39.
margenoot73
T.w. van dier tijt af, dat sy den Koningh van Iuda zijn onderworpen geweest, siet 2.Sam. 8.2. Of, van den tijt af der openbaringe deser Prophetie.
margenoot74
T.w. Nu sy alle vermaningen ende dreygementen der Propheten verachten.
margenoot75
Of, over drie jaren, of, na den uytgangh van drie jaren, T.w. in’t vierde jaer des Koninghs Hizkia. want de Propheet heeft dit gesproken in het eerste jaer van deses Koninghs regeeringe, als te sien is bov. 14.28. daer dese predicatie begint. De volbrenginge der selver, siet 2.Reg. 18.9. alwaer geschreven staet, dat Salmanassar tegen Samarien getogen zy in het vierde jaer van Hizkia, waer uyt af te nemen is, dat hy in het doorreysen de Moabiten heeft bedwongen, waer van hier in desen text gesproken wordt. Maer dit en is maer een beginsel hares jammers ende verderfs geweest, het welck eenen geruymen tijdt hier na volkomelicker geschiet is, gelijck lange na den Propheet Iesaia, hen de Propheet Ieremia sulcks voorseydt heeft, Ierem. cap. 48.
margenoot76
D. wel getelt, ende naeuwe gerekent. Men geeft eenen gehuerden knecht sijnen bedongenen loon, als sijnen tijt omme is, niet eer, oock niet spader. Vergel. Ies. 21.16.
margenoot77
And. met al dien grooten rijckdom, of, overvloet. siet Psal. 37.16. Eccles. 5.9.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken