Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxj. Capittel.

De Koningh Zedekia laet in de belegeringe den Propheet vragen, of’er hope ende troost by Godt zy, vers 1, etc. krijght voor antwoort, van neen, maer gantsch het contrarie, 3. Godt geeft nochtans den volcke raet, wat voor hen best zy, 8. ende den huyse des Koninghs eene lesse, met een scherp dreygement, 11.

1

HEt woort, dat van den HEERE geschiet is tot Ieremia: als de Koningh Zedekia tot hem sondt Pashur den Ga naar margenoot1 sone van Malchia, ende Zephania den sone van Maaseja, den Priester, seggende:

2

Vraeght doch den HEERE voor ons; want Ga naar margenoot2 Nebucadrezar, de Koningh van Babel, strijt tegen ons: misschien sal de HEERE met ons doen Ga naar margenoot3 na alle sijne wonderen, dat Ga naar margenoot4 hy van ons op trecke.

3

Doe seyde Ieremia tot hen: Soo sult ghylieden tot Zedekia seggen:

4

Soo seyt de HEERE de Godt Israëls; Siet ick sal de Ga naar margenoot5 krijghs-wapenen Ga naar margenoot6 omwenden, die in u-lieder hant zijn, met dewelcke ghy strijdet tegen den Koningh van Babel ende tegen de Chaldeen, die u belegeren, van buyten aen den muer: ende ick Ga naar margenoot7 salse versamelen in ’t midden van dese stadt.

5

Ende ick selfs sal tegen u-lieden strijden, met een’ uytgestreckte hant, ende met eenen stercken arm: ja met toorne, ende met grimmigheyt, ende met groote verbolgentheyt.

6

Ende ick sal de inwoonders deser stadt slaen, soo wel Ga naar margenoot8 de menschen als de beesten: door eene groote pestilentie sullense sterven.

7

Ende daer na, spreeckt de HEERE, sal ick Zedekia den Koningh van Iuda, ende sijne knechten, ende het volck, ende die in dese stadt over gebleven zijn van de pestilentie, van ’t sweert, ende van den honger, geven in de hant Nebucadrezars des Koninghs van Babel, ende in de hant harer vyanden, ende in de hant der gener die hare Ga naar margenoot9 ziele soecken: ende Ga naar margenoot10 hy salse slaen Ga naar margenoot11 met de scherpte des sweerts; hy en salse niet sparen, noch verschoonen, noch sich ontfermen.

8

Ende tot dit volck sult ghy seggen; Soo seyt de HEERE: Siet ick stelle voor u-lieder aengesichte, den wegh des levens, ende den wegh des doots.

9

Die in dese stadt Ga naar margenoota blijft, sal sterven door het sweert, ofte door den honger, ofte door de pestilentie: maer dieder uyt gaet ende Ga naar margenoot12 valt tot de Chaldeen, die u-lieden belegeren, die sal leven, ende sijne Ga naar margenoot13 ziele sal hem tot eenen buyt zijn.

10

Want ick hebbe mijn aengesicht tegen dese stadt Ga naar margenoot14 gestelt ten Ga naar margenoot15 quade, ende niet ten Ga naar margenoot16 goede, spreeckt de HEERE: Sy sal gegeven worden in de hant des Koninghs van Babel, ende hy salse met vyer verbranden.

11

Ende aengaende het huys des Koninghs van Iuda, hooret des HEEREN woort.

12

O huys Davids, soo seyt de HEERE; Ga naar margenootb Richtet des morgens recht, ende verlost den beroofden uyt de hant des Ga naar margenoot17 verdruckers: op dat mijne gramschap niet uyt

[Folio 43v]
[fol. 43v]

en vare als een vyer, ende brande dat niemant blusschen en konne; van wegen de boosheyt uwer handelingen.

13

Siet ick Ga naar margenoot18 [wil] aen u, Ga naar margenoot19 ghy inwoonersse des dals, ghy rotze Ga naar margenoot20 der pleyne, spreeckt de HEERE: ghylieden die segget, Wie soude tegen ons af komen? ofte, wie soude komen in onse wooningen?

14

Ende ick sal Ga naar margenoot21 over u-lieden besoeckinge doen Ga naar margenoot22 na de vrucht uwer handelingen, spreeckt de HEERE: ende ick sal een Ga naar margenootc Ga naar margenoot23 vyer aensteken in Ga naar margenoot24 haer woudt; dat sal verteeren al wat rontom haer is.

margenoot1
Van de nakomelingen deses Malchia, op wiens geslachte het vijfde lot in de afdeelinge der Priesteren by Davids tijt gevallen was, 1.Chron. 24.9. gelijck op het geslacht van Maaseja het vier en twintighste, 1.Chron. 24.18.
margenoot2
Alsoo ond. vers 7. ende dickwils by desen Propheet. Anders genoemt Nebucadnezar.
margenoot3
Gelijck hy voor desen soo menighmael heeft gedaen, tot bescherminge ende verlossinge van sijn volck.
margenoot4
Nebucadnezar op breke, ende de belegeringe verlate.
margenoot5
Hebr. instrumenten, of, gereetschap des krijghs.
margenoot6
Datse u onnut, ja u selven schadelick sullen zijn, hoewel ghy u door deselve meynt te beschermen, ende de Chaldeen af te keeren.
margenoot7
Ick sal de Babyloniers ofte Chaldeen laten in komen, ofte in laten, in nemen. Siet van het Hebr. woort Iudic. cap. 19. op vers 15.
margenoot8
Hebr. ende den mensche ende het beest.
margenoot9
D. die na haer leven staen. siet Exod. c. 4. op vers 19. ende 2.Sam. 4. op vers 8.
margenoot10
De Koningh van Babel.
margenoot11
Hebr. aen den mont des sweerts.
margenoota
Ierem. 38.2.
margenoot12
D. die sich gewillighlick tot haer begeeft.
margenoot13
D. leven, ofte, persoon, D. sijner behoudenisse sal hy hebben als tot eenen buyt, die men met perijckel van den vyant haelt, of, die yemant onversiens in handen valt, ende des men sich verheught. alsoo onder c. 38. vers 2. en 45.5.
margenoot14
Siet Levit. 17. op vers 10.
margenoot15
Tot harer straffe ende verderf.
margenoot16
Om haer wel te doen, of te zegenen.
margenootb
Ierem. 22.3.
margenoot17
Die hem met list ofte gewelt verdruckt.
margenoot18
Ofte, ick [ben] tegen u, ofte, sal tegen u zijn, D. uwe tegenpartije zijn, ick sal my tegen u kanten. alsoo onder cap. 23. versen 30, 31, 32. Ezec. c. 13. vers 8. ende 21. vers 3. ende 29.3, etc. elders wort dese maniere van spreken oock in ’t goede ofte ten besten genomen. siet Ezech. 36.9.
margenoot19
Verstaet de stadt Ierusalem waer van het onderste deel in de leeghte lagh, het bovenste op den bergh Sion, daer Davids stadt ende slot was.
margenoot20
Alwaer de Tempel op de pleyne van den bergh Morija stont: of, voor welcke rotze buyten een effen velt leyt, als eenige dit verstaen.
margenoot21
D. ick sal u straffen. siet Genes. 21. op vers 1.
margenoot22
Als bov. 17.10.
margenootc
Ier. 17.27.
margenoot23
Siet 2.Chron. 36.19. ende ond. 52.13.
margenoot24
Ierusalems, waer van in het voorgaende vers. Door het woudt kan men verstaen de schoone gebouwen der stadt, die getimmert waren van hout, dat uyt den woude Libanons gehouwen was. Vergelijckt onder 22.7, 23. ofte de gantsche stadt, met het lant, zijnde vol volcks, als een woudt vol boomen. Vergelijckt Ezech. 20.46. met de aenteeckeningh aldaer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken