Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het v. Capitttel.

Voorder straf-predicatie, van Godts oordeelen, door de vyanden, over alle standen Israëls, ende mede over Iuda, van wegen tyrannije, allerley gewelt, ende afgoderije, met ontsegginge van alle Godtlicke ende menschelicke hulpe in hare nooden, vers 1, etc. met eene bygevoeghde prophetie van hare toekomstige bekeeringe, 15.

1

HOoret dit, ghy Ga naar margenoot1 Priesters, ende mercket op, ghy huys Israëls; ende nemet ter ooren, ghy huys des Koninghs; want Ga naar margenoot2 u-lieden [gaet] dit oordeel aen: om dat ghy een Ga naar margenoot3 strick zijt geworden te Ga naar margenoot4 Mizpa, ende een uytgespannen nett op Ga naar margenoot5 Thabor.

2

Ende die afwijcken, Ga naar margenoot6 verdiepen sich [om] te slachten: maer ick sal haer allen een Ga naar margenoot7 tuchtmeester zijn.

3

Ick kenne Ephraim, ende Israël en is voor my niet verborgen: Ga naar margenoot8 dat ghy, ô Ephraim, nu hoereert, [ende] Israël verontreynight is.

4

Sy en Ga naar margenoot9 stellen hare handelingen niet aen om haer tot haren Godt te bekeeren: want Ga naar margenoota de Ga naar margenoot10 geest der hoererijen is in ’t midden van haer, ende den HEERE en Ga naar margenoot11 kennen sy niet.

[Folio 105r]
[fol. 105r]

5

Ga naar margenootb Dies Ga naar margenoot12 sal Israëls hoovaerdije in sijn aengesichte getuygen: ende Israël ende Ephraim sullen Ga naar margenoot13 vallen door hare ongerechtigheyt; oock Ga naar margenoot14 sal Iuda met hen vallen.

6

Met hare Ga naar margenoot15 schapen, ende met hare runderen sullen sy [dan] gaen om den HEERE te soecken, maer niet vinden: hy heeft sich van hen Ga naar margenoot16 ontrocken.

7

Sy hebben trouwlooslick gehandelt tegen den HEERE; want sy hebben Ga naar margenoot17 vreemde kinderen gewonnen: Ga naar margenoot18 nu sal haer de Ga naar margenoot19 nieuwe maent verteeren met hare Ga naar margenoot20 deelen.

8

Ga naar margenoot21 Blaset de basuyne te Ga naar margenoot22 Gibea, de trompette te Rama: roepet luyde [te] Ga naar margenoot23 Beth-Aven; Ga naar margenoot24 achter u, Benjamin.

9

Ephraim sal tot verwoestinge worden, ten dage der Ga naar margenoot25 straffe: onder de stammen Israëls, Ga naar margenoot26 heb ick bekent gemaeckt dat Ga naar margenoot27 gewis is.

10

De Vorsten van Iuda zijn geworden gelijck die de Ga naar margenoot28 lantpale verrucken: Ick sal mijne verbolgentheyt, als Ga naar margenoot29 water, over haer uytgieten.

11

Ephraim is verdruckt, hy is Ga naar margenoot30 verplettert met recht: want hy heeft [soo] gewilt; hy heeft gewandelt na het Ga naar margenoot31 gebodt.

12

Daerom sal ick Ephraim zijn als eene Ga naar margenoot32 motte: ende den huyse Iuda als eene Ga naar margenoot33 verrottinge.

13

Als Ephraim sijne Ga naar margenoot34 kranckheyt sagh, ende Iuda sijn Ga naar margenoot35 geswel; soo toogh Ephraim tot Ga naar margenoot36 Assur, ende Ga naar margenoot37 hy sondt tot den Koningh Ga naar margenoot38 Iareb: maer die en sal u-lieden niet konnen genesen, noch en sal het geswel Ga naar margenoot39 van u-lieden niet heelen.

14

Want ick sal Ephraim zijn als een felle leeuw, ende den huyse Iuda, als een [kolom] jonge leeuw: Ick, Ick sal Ga naar margenoot40 verscheuren ende henen gaen; Ick sal wech voeren, ende Ga naar margenootc daer en sal geen redder zijn.

15

Ick sal henen gaen [ende] keeren weder tot mijne Ga naar margenoot41 plaetse, tot dat sy haer selven schuldigh kennen ende mijn Ga naar margenoot42 aengesichte soecken: als haer bange sal zijn, sullen sy my Ga naar margenoot43 vroegh soecken.

margenoot1
De Propheet schijnt hier de drie standen des Koninckrijcks van Israël onderscheydentlick aen te spreken: de Kerckelicke, de Oudtsten des volcx, ende den Koningh. Doch sommige meynen, dat het huys Israëls hier de tien stammen beteeckent, ende door den Koningh de Koningh van Iuda verstaen wort.
margenoot2
Hebr. tot, ofte, voor u-lieden [is] dit oordeel, Te weten, Godes. Dat is, dese straffe gaet u aen. siet Ier. cap. 48. op vers 21. And. u betaemde het gerichte, ofte, recht, Dat is, ghy behoordet recht te doen: ende dan voorts, maer ghy zijt een strick. Vergelijckt. Mich. 3.1. ende Malach. 2.1, 4.
margenoot3
D. als een strick. item, als een net.
margenoot4
Daer waren verscheydene hooghten ende plaetsen van desen naem aen beyde zijden der Iordane: van Mizpa in Gilead, siet Iud. 10.17. met d’aenteeck. Dit kan men aldus nemen, dat de afgodische Regenten ende Priesters der tien stammen aen beyde zijden van de Iordane op de hooghten wachten hebben bestelt, om te loeren op alle die na Ierusalem mochten trecken om den waren Godtsdienst te oeffenen, om die te vermoorden: waer op oock het begin van ’t volgende vers kan sien. Vergel. onder 6.9. met d’aenteeck. ende 7.1. item, 1.Reg. 15.17. ende d’aenteeck. aldaer. Andere verstaen ’t alsoo, dat sy met allerley listen ende vonden d’ingesetene gesocht hebben te trecken tot hare aengestelde afgoderije, om die als Gode behaeghlick te doen goet vinden, handelende alsoo met de menschen, gelijck de vogelvangers ende jagers met de vogelen ende het wildt op dese beyde hooge bergen plegen te doen.
margenoot5
Van den bergh Thabor siet Iud. 8. op vers 18.
margenoot6
Wanneer de uytgesondene afvallige Israëliten van de hooghten der voorschreve bergen eenige vrome passanten hebben gesien, dan begeven sy haer in de leeghten om die onvoorsiens te vangen ende te vermoorden. Sommige setten ’t aldus over: Sy verdiepen haer om de afgaende, of, afwijckende, (Te weten, van ’t afgodisch Israël na Iuda ende Ierusalem) te keelen: den sin op een uytkomende. Andere verstaen ’t van diep te sondigen door’t moorden der vromen, ende setten ’t over, verdiepen, of, vermenighvuldigen het slachten: (dat van ’t voorseyde weynigh verscheelt) ofte, van de diepe practijcken ende arghlistige vonden om het slachten der afgodische offerhanden (dat Godt voor onnut slachten, of, keelen der beesten houdt, Iesa. 66.3.) goet te maken by den volcke, waer van in de voorgaende aenteeck. Het Hebreeusch woort wort van beyds gebruyckt: van sich in diepe plaetsen te begeven, versteken, verbergen, als Ierem. 49.8, 30. ende van diep sondigen, als Iesa. 31.6. onder 9.9. ende van beyds t’samen (soo ’tschijnt) Iesa. 29.15. met welcke plaetsen dese beyde versen het tweede ende derde, oock bequamelick konnen worden vergeleken.
margenoot7
Hebr. tucht, D. tuchter, tuchtmeester, welck woort voor tuchtigen met woorden ende slagen gebruyckt wort. Siet Prov. 7. op vers 22. And. hoewel ick haer alleen een tuchtmeester geweest ben, D. haer anders onderwesen ende geleert hebbe door mijne Propheten.
margenoot8
Als of Godt seyde: Ghy sult my uwen hoerdom niet verduysteren met ontkennen, ofte bemantelen, ick heb u al te veel op de daet betrapt.
margenoot9
Ofte, hare handelingen en geven het niet dat sy, etc. Ofte, sy begeven haer niet [met] hare handelingen, om, etc. Beyde manieren van spreken zijn oock in onse tale gebruyckelick. And. hare wercken sullen niet toelaten, dat sy, etc. Vergelijckt Psalm 36.3, 5. ende 55.20. ende 64.6.
margenoota
Hose. 4.12.
margenoot10
Siet boven 4. op vers 12.
margenoot11
Hoewel sy hare afgoderije met sijnen naem soecken te bemantelen. siet boven cap. 4. op versen. 1, 15.
margenootb
Hos. 7.10.
margenoot12
And. getuyght, of, antwoort. Alsoo onder 7.10. De sin is: Hare stoute ende hartneckige verachtinge van alle getrouwe vermaningen ende waerschouwingen mijner Propheten is soo openbaer, datse niet en kan worden geloochent, ende sal tegen hen staen ende als onder hare oogen, ofte hen in het aengesichte beschamen ende tegen-getuygen in mijn gerichte, tot harer overtuyginge, ende een bewijs, dat sy met groot recht van my gestraft zijn. Vergel. Ies. 59.12. Ier. 14. vers 7. Amos 6.8. Zeph. 2.10. Ende eene gelijcke maniere van spreken van het contrarie, Gen. 30. vers 33. And. Israëls heerlickheyt, hoogheyt, uytnementheyt, etc. D. de zegen, door welcken ick haer soo seer verhoogt hebbe, sal haer overtuygen van hare ondanckbaerheyt.
margenoot13
Siet bov. 4.5. ende ond. 14.2.
margenoot14
Hebr. is gevallen.
margenoot15
Om Godt door offerhanden te paeijen, ende hulpe van hem te verkrijgen, maer te vergeefs. Vergel. 2.Reg. 23. versen 21, 22, 26.
margenoot16
Of, los gemaeckt, vrij gemaeckt, niet meer met hen willende te doen hebben, dewijle sy hem met hare grouwelen lastigh ende verdrietelick waren.
margenoot17
Uyt houwelicken met Heydensche vrouwen, tegen Godts uytgedruckte bevel. Vergelijckt Ezra 9.1, 2. Neh. 13.23. Mal. 2.11. aen sulcke houwelicken was dit mede vast, dat de kinderen in afgoderije wierden opgetrocken.
margenoot18
Al haest, of, daerom.
margenoot19
D. d’afgoderije, die sy op de nieuwe maenden bedrijven. Sommige nemen het als eene gelijckenisse van woecker ofte maent-gelt, dat haestelick op loopt, ende den schuldenaer verteert. Andere nemen, een maent, voor eenen korten tijt, als Zach. 11.8. ofte, voor eenen gesetten sekeren tijt.
margenoot20
Of, portien, D. al haer goet, besitt ende lant. Vergel. Psal. 16.5. met d’aent. Sommige verstaen de offerhanden, die in vele deelen verdeelt wierden.
margenoot21
Hier stelt hen Godt levendigh voor oogen de nakende aenkomste des vyants, wanneer men gewoon is in de naestliggende plaetsen alarm te maken.
margenoot22
Gibea ende Rama lagen beyde in Benjamin aen de grenzen van Ephraim. siet Iudic. 19. op vers 13. Dese frontier-plaetsen zijn ontwijfelick sterck ende wel beset, ende volgens dien haren toeverlaet geweest. Te Gibea hadde Saul gewoont, Samuel was geboren te Rama, 1.Sam. c. 1. ende 10.26. siet oock 1.Reg. 15.17, 21, 22.
margenoot23
Siet bov. 4. op vers 15.
margenoot24
Hier op kan men verstaen, is de vyant, of, daer is het te doen, T.w. in Ephraim is de vyant doende, ende daer begint hy te verwoesten, waer van in ’t volgende vers. Benjamin lagh tusschen Iuda ende Ephraim. Daerom sommige dese woorden nemen als eene beschrijvinge der gelegentheyt van Iuda, als gelegen in ’t Zuyden achter Benjamin: ende dat alsoo Iuda oock in alarm soude raken, met trompetten ende roepen, gelijck d’andere voorsz. plaetsen. Of, men kan’t slechtelick aldus nemen, achter u Benjamin, D. Benjamin blase oock alarm, na, of, achter u, om te kennen te geven, dat d’alarmen van d’eene plaetse souden voort gaen tot d’andere, ende malkander volgen.
margenoot25
Of, bestraffinge, D. ter tijt als ick ’t oordeel (waer van bov. vers 1.) over haer spreken ende uytvoeren sal.
margenoot26
Of, make ick bekent, D. ick voorsegge opentlick, dat seker ende gewis is, ende sonder faute geschieden sal, op dat sy mogen weten, wanneer ’t geschiet, dat ick de Heere ben. And. ick heb de trouwe bekent gemaeckt, D. mijne trouwe aen Israël betoont door veelvoudige waerschouwingen van hare aenstaende verwoestinge, indien sy haer niet en bekeeren.
margenoot27
And. dat sy gewis is, sy, T.w. de voorseyde ende gedreyghde straffe.
margenoot28
Dat Godt scherpelick vervloeckt ende verboden hadde, Deut. 19.14. ende 27.17. Iob 24.2. Prov. 22.28. Diergelijcks deden de Regenten van Iuda ter tijt van Achaz, als sy de palen des reynen Godtsdiensts, van Godt gestelt, ende van de vrome Koningen bewaert, verruckten, ende de palen hares ampts te buyten gingen, ende alles voorts in verwerringe brachten, het welcke op de verwerringe der religie door Godts rechtveerdigh oordeel plach te volgen. siet 2.Reg. c. 16. ende sulcks treckt met sich eenen zuntvloet van Godts toorn, die alles overloopt, ende in verderf stelt.
margenoot29
Siet Psal. 79. op vers 6.
margenoot30
Of, verkneuselt, in stucken gebroken, of, gestooten. Hebr. een gepletterde des rechts. D’eenvoudighste sin deser woorden schijnt te zijn, dat hen dit alles rechtveerdighlick sal over komen na hare verdiensten: waer op de volgende woorden bequaemlick passen. Sommige nemen het aldus, Dat Ephraim, die te voren over andere gewoon was te richten, sal moeten lijden, dat andere over hem recht spreken, ende hem in het gerichte verpletteren.
margenoot31
Sijns Koninghs Ierobeams, die de stichter der grouwelicke afgoderije, ende aller gevolghde ongebondenheyt geweest is, ende dien sijne successeurs hebben na gevolght. Het is hen genoegh geweest, dat haer Koningh sulcks geboodt, daer op zijn sy onbeschroomt ende met lust voort gegaen, sonder op Godt ende sijner Propheten waerschouwinge te letten. Andre aldus, Hy heeft gewillighlick gewandelt, of, hy heeft willen wandelen na het gebodt, of, bevel. Hebr. hy heeft gewilt, hy heeft gewandelt, etc. siet Psalm 45. op vers 5.
margenoot32
Siet Iob 13.28. Psalm 39.12. Prov. 12.4. ende 14.30. Ies. 50.9. ende 51.8.
margenoot33
Of, vervuylinge, wormsteeckigheyt, D. gelijck de kleederen door de motten, ende andere dingen door verrottingen ofte den worm allenghskens worden verteert, alsoo sal ick dese beyde volcken door mijn straffen allenghskens verteeren, ’t welcke aen beyden, eerst aen Israël, daer na aen Iuda, alsoo geschiet is.
margenoot34
Al dit voorseyde quaet, ende nakende perijckel gevoelde, of merckte.
margenoot35
Vergl. Obad. vers 7.
margenoot36
Tot Pul, den Koningh van Assyrien, om dien van vyant tot vrient ende helper te maken, door geschencken: dewijle dit schijnt te sien op de historie van den Koningh Menahem, 2.Reg. 15.19, etc. Siet wijders onder 7.11, etc.
margenoot37
Dit duyden sommige op Iuda, uyt vergelijckinge met het voorgaende (siet 2.Reg. 16.7.) ende volgende vers.
margenoot38
Vergl. ond. 10. vers 6. uyt welcke plaetse afgenomen wort dat dit een naem moet geweest zijn van seker Koningh in Assyrien, (als oock sommige Chronijckschrijvers hebben) ofte in het gemeyn een naem, dien de Ioden ende Israëliten die uytlantsche Koningen gewoon waren te geven, welcker hulpe ende bescherminge sy, uyt mistrouwen op Godt, versochten: Iareb is in het Hebreeusch soo veel als, hy sal twisten, rechten, pleyten, D. de sake voor ons opnemen ende uytvoeren. Vergel. Iudic. 6.31, 32. met d’aenteeck.
margenoot39
Alsoo dat hy het van u wech neme, dat ghy het quijt wordet. Anders, sal de wonde [van niemant] uyt, ofte, van u heelen.
margenoot40
Ofte, rooven. Vergel. ond. 6.1.
margenootc
Hos. 2.9.
margenoot41
Menschelick van Godt gesproken, die geseyt wort neder te dalen, wanneer hy yet bysonders op aerden werckt, ofte sijne oordeelen uytvoert, ende weder in sijne plaetse te keeren, ende sich stille te houden, als hy de menschen in elende laet, ofte niet en verlost, tot dat sy haer bekeeren, ende sijnen tijt daer zy. Vergel. Gen. 11.7. Ies. 26.21. ende 18.4, etc.
margenoot42
Siet 2.Chron. 7. op vers 14. ende 11. op vers 16.
margenoot43
D. met grooten vlijt, yver, ende tijdelick. Siet Iob 7.21. ende 8.5. Psalm 5.4. Prov. 7.15. met d’aent. ende vergel. Ier. 29. versen 12, 13, 14. Dan. cap. 9. ende de boecken Ezre ende Nehemie, ende voorts den tijt des Nieuwen Testaments, specialick Matth. 11.12, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken