Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xiiij. Capittel.

1 Het gevoelen Herodis van Christo. 3 Verhael van Ioannis des Doopers gevangenisse ende onthoofdinge op het versoeck van Herodias dochter. 13 Christus verzadight in de woestijne over de vijf duysent menschen met vijf brooden ende twee visschen. 22 Komt tot sijne discipelen die op zee in noot waren, ende wandelt op het water. 28 ende op sijn gebodt oock Petrus, die bevreest voor den wint begint te sincken, maer wort behouden van Christo. 32 Die het onweder stilt, waer door hy bekent wort Godts Sone te zijn. 34 Christus komt weder in ’t lant van Gennesareth ende geneest vele krancken.

1

Ga naar margenoota TE dier selver tijt hoorde Ga naar margenoot1 Herodes de Ga naar margenoot2 Viervorst het geruchte van Iesu.

2

Ende seyde tot sijne knechten, Dese is Ioannes de Dooper: hy is opgeweckt van de dooden, ende daerom wercken die krachten in hem.

3

Ga naar margenootb Want Ga naar margenoot3 Herodes hadde Ioannem gevangen genomen, ende hem gebonden, ende in den kercker geset, om Ga naar margenoot4 Herodias de huysvrouwe Philippi sijns broeders wille.

4

Want Ioannes seyde tot hem, Ga naar margenootc Het en is u niet geoorloft haer Ga naar margenoot5 te hebben.

5

Ende willende hem dooden, vreesde hy het volck, Ga naar margenootd om dat sy hem hielden voor een Propheet.

6

Maer als Ga naar margenoote de dagh van Herodis Ga naar margenoot6 geboorte gehouden wiert, danste de dochter van Herodias in het midden [van haer,] ende sy behaeghde Herodi.

7

Ga naar margenootf Waerom hy haer met eede beloofde te geven, wat sy oock eysschen soude.

8

Ende sy Ga naar margenoot7 te voren onderrecht zijnde van hare moeder, seyde, Geeft my hier in een schotel het hooft Ioannis des Doopers.

9

Ende de Koningh wiert Ga naar margenoot8 bedroeft, doch om Ga naar margenoot9 de eeden, ende de gene die [met hem] aensaten, geboodt hy, dat het [haer] soude gegeven worden.

10

Ende Ga naar margenoot10 sandt henen, ende onthoofde Ioannem in den kercker.

11

Ende sijn hooft wert gebracht in een schotel, ende het dochterken gegeven, ende sy droegh het hare moeder.

12

Ende sijne discipelen quamen, ende namen het lichaem wech, ende begroeven het selve: ende gingen ende boodschapten het Iesu.

13

Ga naar margenootg Ende [als] Iesus [dit] hoorde, Ga naar margenoot11 vertrock hy van daer te schepe, na een [kolom] woeste plaetse Ga naar margenoot12 alleen: ende de scharen [dat] hoorende, zijn hem Ga naar margenoot13 te voete gevolght uyt de steden.

14

Ga naar margenooth Ende Iesus uytgaende sagh een Ga naar margenoot14 groote schare, ende Ga naar margenooti wiert innerlick met ontferminge over haer beweeght, ende genas hare krancken.

15

Ga naar margenootk Ende als het nu avont wiert, quamen sijne discipelen tot hem, seggende, Dese plaetse is woest, ende Ga naar margenoot15 de tijt is nu voorby gegaen: laet de scharen van u, op dat sy henen gaen in de vlecken, ende haer selven spijse koopen.

16

Maer Iesus seyde tot haer, ’t En is haer niet van noode henen te gaen: geeft ghy haer te eten.

17

Doch sy seyden tot hem, Wy en hebben hier niet dan vijf brooden ende twee visschen.

18

Ende hy seyde: Brenght my deselve hier.

19

Ende hy beval de scharen neder te sitten, op het gras, ende nam de vijf brooden, ende de twee visschen, ende opwaerts siende na den hemel Ga naar margenootl Ga naar margenoot16 zegende deselve: ende als hyse gebroken hadde, gaf hy de brooden den discipelen, ende de discipelen den scharen.

20

Ende sy aten alle ende wierden verzadight, ende Ga naar margenoot17 sy namen op, het overschot der brocken, twaelf volle korven.

21

Die nu gegeten hadden, waren ontrent vijf duysent mannen, sonder de vrouwen ende kinderen.

22

Ga naar margenootm Ende terstont Ga naar margenoot18 dwanck Iesus sijne discipelen in het schip te gaen, ende voor hem af te varen na d’ander zijde, terwijle hy de scharen van hem soude laten.

23

Ga naar margenootn Ende als hy nu de scharen van hem gelaten hadde, klam hy op den bergh Ga naar margenoot19 alleen, om te bidden. Ende als het nu avont was geworden, soo was hy daer alleen.

24

Ende het schip was nu midden in de zee, Ga naar margenoot20 zijnde in noot van de baren: want de wint was [haer] tegen.

25

Maer ter vierder Ga naar margenoot21 waecke des nachts, quam Iesus af tot haer, wandelende op de zee.

26

Ende de discipelen siende hem op de zee wandelen, wierden ontroert, seggende, Het is een Ga naar margenoot22 spoocksel, ende sy schreeuwden van vreese.

27

Maer terstont sprack haer Iesus aen, seggende, Zijt goets moedts, Ga naar margenoot23 ick ben ’t, en vreest niet.

28

Ende Petrus antwoordde hem, ende seyde, Heere, indien ghy het zijt, soo gebiedt my tot u te komen op het water.

29

Ende hy seyde, Komt: ende Petrus klam neder van het schip, ende wandelde op het water, om tot Iesum te komen.

30

Maer siende den stercken wint, wiert hy bevreest, ende als hy begon neder te sincken, riep hy, seggende, Heere behoudt my.

31

Ende Iesus terstont de hant uytstekende greep hem aen, ende seyde tot hem, Ghy kleyngeloovige, waerom hebt ghy Ga naar margenoot24 gewanckelt?

32

Ende als sy in ’t schip geklommen waren, stilde de wint.

33

Die nu in ’t schip [waren,] quamen ende aenbaden hem, seggende, Waerlick ghy zijt Godts Sone.

34

Ga naar margenooto Ende over gevaren zijnde, quamen sy in het lant Gennesareth.

35

Ende als de mannen van die plaetse hem wierden kennende, sonden sy in dat geheel omliggende lant, ende brachten tot hem alle die qualick gestelt waren.

[Folio 8v]
[fol. 8v]

36

Ende baden hem, dat sy alleenlick den Ga naar margenoot25 zoom sijns kleets souden mogen aenraken: ende soo vele als Ga naar margenoot26 [hem] aenraeckten wierden gesont.

margenoota
Marc. 6.14. Luce 9.7.
margenoot1
Dese was een soon van Herodes de Groote, ende was toegenaemt Antipas.
margenoot2
Gr. Tetrarches, D. een Vorst over een vierdendeel van een Rijck. Want na de doot van Herodes de Groote, is sijn Rijck van den Keyser Augusto verdeelt onder sijne sonen: waer van by na de helft, namelick Iudea, Samaria, ende Idumea, hadde Archelaus de oudtste sone: een vierde part, namelick Galilea ende ’t lant over den Iordaen dese Herodes. Ende ’t laetste vierde part, namelick Iturea ende Trachonitis hadde Philippus de jonghste sone. Siet Matt. 2.22. Luce 3. versen 1, 19. ende by Ioseph. Antiq. lib. 17. cap. 13. Dese Tetrarchen worden oock Koningen genaemt, om datse als Koningen regeerden. Siet hier vers 9. Marc. 6. vers 14. Actor. 25.24.
margenootb
Marc. 6.17. Luce 3.19.
margenoot3
Dese historie wort hier by occasie verhaelt, hoewelse te voren geschiet is. Siet Matth. 4.12.
margenoot4
Dese Herodias was de huysvrouwe Philippi des broeders Herodis, van welcken sy verleydt zijnde, haren man verlaten heeft, ende by het leven des selven van Herode tot sijn wijf genomen was. siet Ioseph. Antiq. lib. 18. capp. 7.9.
margenootc
Levit. 18.16.
margenoot5
Nam. ten wijve.
margenootd
Matth. 21.26.
margenoote
Genes. 40.20. Marc. 6.21.
margenoot6
Van sulck vyeren der geboortsdagen heeft men noch een exempel Genes. 40.20.
margenootf
Iudic. 11.30.
margenoot7
Of, opgemaeckt ende aengestouwet zijnde, na datse daer over hare moeder raet gevraeght hadde, Marc. 6.24.
margenoot8
Niet soo seer om Ioannis wille, als om den ondanck des volcks, dat hy vreesde.
margenoot9
Namel. die hy dese lichtveerdige dansersse onbehoorlick gedaen hadde, vers 7.
margenoot10
Nam. eenen trauwant ofte scherprechter, gelijck te sien is Marc. 6.27.
margenootg
Marc. 6.31. Luce 9.10. Matth. 12.15.
margenoot11
Niet alleen om het perijckel te ontgaen, alsoo sijne ure noch niet gekomen en was, maer oock om dat sijne discipelen ruste van nooden hadden, Marc. 6. versen 30, 31.
margenoot12
Ofte, uyt de wege, aen d’een zijde.
margenoot13
Want Christus en was niet gevaren aen d’ander zijde van de zee, maer over een inham, blijvende aen deselve zijde, daerse hem te voete konden volgen.
margenooth
Ioan. 6.5.
margenoot14
D. datter veel volcks was.
margenooti
Matth. 9.36.
margenootk
Marc. 6.35. Luce 9.12.
margenoot15
Gr. de ure, Nam. van eten, ofte voedsel te nemen, ofte des daeghs, om ’t volck niet langer op te houden.
margenootl
1.Sam. 9.13.
margenoot16
Het Gr. woort beteeckent somtijts wel danckseggen, maer moet hier voor zegenen dat met dancksegginge gevoeght is, genomen worden, gelijck te sien is Luce 9.16. welcke zegeninge geschiet is door een bysonder gebedt, dat dese brooden tot verzadinge van allen mochten gedijen, 1.Tim. 4.4, 5.
margenoot17
Nam. de discipelen Christi, gelijck blijckt uyt Ioan. 6. vers 12.
margenootm
Marc. 6.45. Ioan. 6.17.
margenoot18
Nam. met ernstige woorden, alsoose van hem niet geerne en wilden scheyden.
margenootn
Marc. 6.46. Ioan. 6.15.
margenoot19
Siet het voorgaende 13 vers.
margenoot20
Gr. gepijnight, D. seer geslingert ofte geslagen van de baren.
margenoot21
De nacht wiert doen afgedeelt in vier waken, elck van drie uren, waer van de vierde met den dagh eyndighde. Daerom deselve oock de morgenwake genoemt wort, Exod. 14.24. 1.Sam. 11.11. siet Luce 12.38.
margenoot22
D. een geest verschijnende in lichamelicke gedaente.
margenoot23
Namel. in der waerheyt, ende het en is geen schijnsel, ofte spoocksel.
margenoot24
Of, getwijfelt.
margenooto
Marc. 6.53.
margenoot25
Namel. tot een teecken datse van hem wilden geholpen wesen: niet datse den zoom sulcken kracht toeschreven. Siet diergelijck Matth. cap. 9. vers 21.
margenoot26
Ofte, dien, namelick, den zoom.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken