Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xv. Capittel.

1 De discipelen Christi van de Schriftgeleerde ende Pharizeen beschuldight zijnde, om datse met ongewasschen handen aten, worden van Christo verantwoort, die der selver geveynstheyt bestraft, ende verwerpt de menschelicke insettingen. 10 Leert dat hare genomene ergernisse niet en is te achten, ende wat het is dat den mensche waerlick ontreynight. 22 Werpt den duyvel uyt de dochter van een Chananeesche vrouwe. 30 ende geneest allerley gebreckelicke menschen. 32 Verzadight met seven brooden ende weynigh vischkens vier duysent mannen.

1

Ga naar margenoota DOe quamen tot Iesum [eenige] Schriftgeleerde ende Pharizeen, die van Ierusalem [waren,] seggende,

2

Waerom overtreden uwe discipelen de Ga naar margenoot1 insettinge der Ga naar margenoot2 Ouden? want sy en wasschen hare handen niet, wanneer sy broot sullen eten.

3

Maer hy antwoordende seyde tot haer, Waerom overtreedt oock ghy het gebodt Godts, door Ga naar margenoot3 uwe insettinge?

4

Ga naar margenootb Want Godt heeft geboden, seggende, Ga naar margenoot4 Eert uwen vader ende moeder: ende Ga naar margenootc Wie vader ofte moeder vloeckt, die sal Ga naar margenoot5 den doot sterven.

5

Maer ghy segt, Soo wie tot vader ofte moeder sal seggen: Ga naar margenoot6 [Het is] een gave, soo wat u van my soude konnen te nutte komen, ende sijnen vader, ofte sijne moeder geensins en sal eeren, [die voldoet.]

6

Ga naar margenootd Ende ghy hebt [alsoo] Godts gebodt krachteloos gemaeckt door uwe insettinge.

7

Ghy geveynsde, Ga naar margenoot7 wel heeft Iesaias van u gepropheteert, seggende,

8

Ga naar margenoote Dit volck genaeckt my met haren monde, ende eert my met de lippen, maer haer herte houdt hem verre van my.

9

Doch te vergeefs eeren sy my Ga naar margenoot8 leerende leeringen, [die] Ga naar margenootf geboden van menschen [zijn.]

10

Ga naar margenootg Ende als hy de schare tot hem geroepen hadde, seyde hy tot haer, Hoort ende verstaet.

11

Ga naar margenooth Het gene ten monde ingaet, en Ga naar margenoot9 ontreynight den mensche niet, maer het gene ten monde Ga naar margenoot10 uytgaet, dat ontreynight den mensche.

12

Doe quamen sijne discipelen tot hem, ende seyden tot hem, Weet ghy [wel] dat de Pharizeen dese reden hoorende, ge-ergert zijn geweest?

13

Maer hy antwoordende seyde, Ga naar margenooti Alle Ga naar margenoot11 plante, die mijn hemelsche Vader niet geplant en heeft, sal Ga naar margenoot12 uytgeroeyt worden.

14

Laetse varen, Ga naar margenootk sy zijn blinde leytslieden der blinden. Indien nu de blinde den blinden leyt, soo sullen sy beyde in de gracht vallen.

15

Ga naar margenootl Ende Petrus antwoordende seyde tot hem, Verklaert ons dese Ga naar margenoot13 gelijckenisse.

16

Maer Iesus seyde, Zijt oock ghylieden als noch Ga naar margenoot14 onwetende?

17

En verstaet ghy noch niet, dat al wat ten monde ingaet, in den buyck komt, ende in de heymelickheyt wort uytgeworpen?

18

Maer die dingen, die ten monde uytgaen, komen voort uyt het herte, ende deselve ontreynigen den mensche.

19

Ga naar margenootm Want uyt het herte komen voort, boose Ga naar margenoot15 bedenckingen, dootslagen, overspe-[kolom]len, hoererijen, dieverijen, valsche getuygenissen, lasteringen.

20

Dese dingen zijn het die den mensche ontreynigen: maer het eten met Ga naar margenoot16 ongewasschen handen en ontreynight den mensche niet.

21

Ga naar margenootn Ende Iesus van daer gaende vertrock na de deelen van Tyrus ende Sidon.

22

Ende siet een Ga naar margenoot17 Chananeesche vrouwe uyt die lantpalen komende, riep tot hem, seggende, Heere [ghy] sone Davids, ontfermt u mijnder: mijn dochter is deerlick van den duyvel beseten.

23

Doch hy en antwoorde haer niet een woort. Ende sijne discipelen tot hem komende baden hem, seggende, Laetse van u, want sy roept Ga naar margenoot18 ons na.

24

Maer hy antwoordende seyde, Ga naar margenooto Ick en ben niet gesonden Ga naar margenoot19 dan tot de verlorene schapen des huys Israëls.

25

Ende sy quam ende aenbadt hem, seggende, Heere helpt my.

26

Doch hy antwoordde ende seyde, Het en is niet Ga naar margenoot20 betamelick het broot der kinderen te nemen, ende den Ga naar margenoot21 hondekens [voor] te werpen.

27

Ende sy seyde, Ia Heere: Ga naar margenoot22 doch de hondekens eten oock van de brockskens, die daer vallen van de tafel harer heeren.

28

Doe antwoordde Iesus, ende seyde tot haer, O vrouwe, groot is uw’ geloove, u geschiede gelijck ghy wilt. Ende haer dochter wiert gesont van dier selver ure.

29

Ga naar margenootp Ende Iesus van daer vertreckende, quam aen de zee van Galileen, ende klam op den bergh, ende sat daer neder.

30

Ga naar margenootq Ende vele scharen zijn tot hem gekomen, hebbende by haer kreupele, blinde, stomme, Ga naar margenoot23 lamme, ende vele andere, ende wierpense voor de voeten Iesu, ende hy genas deselve.

31

Alsoo dat de scharen haer verwonderden, siende de stomme sprekende, de lamme gesont, de kreupele wandelende, ende de blinde siende: ende sy verheerlickten den Godt Israëls.

32

Ga naar margenootr Ende Iesus sijne discipelen tot hem geroepen hebbende, seyde, Ick worde innerlick met ontferminge beweeght over de schare, om dat sy nu drie dagen by my gebleven zijn, ende en hebben niet dat sy eten souden: ende ick en wilse niet nuchteren van my laten, op dat sy op den wegh niet en beswijcken.

33

Ende sijne discipelen seyden tot hem, Van waer [sullen] wy soo vele brooden in de woestijne [bekomen,] dat wy sulck een groote schare souden verzadigen?

34

Ende Iesus seyde tot haer, Hoe veel brooden hebt ghy? Sy seyden, Seven, ende weynige vischkens.

35

Ende hy geboodt de scharen neder te sitten op de aerde.

36

Ende hy nam de seven brooden ende de visschen, ende als hy Ga naar margenoot24 Ga naar margenoots gedanckt hadde, brack hyse, ende gafse sijne discipelen, ende de discipelen [gavense] de schare.

37

Ende sy aten alle ende werden verzadight, ende sy namen op, het overschot der brocken, seven volle manden.

38

Ende die daer gegeten hadden, waren vier duysent mannen, sonder de vrouwen ende kinderen.

39

Ende de schare van hem gelaten hebbende, gingh hy in het schip, ende quam in de lantpalen van Ga naar margenoot25 Magdala.

margenoota
Marc. 7.1.
margenoot1
Gr. overleveringe, of, overgevinge.
margenoot2
Of, Ouderlingen, Namel. der Pharizeesche leeraers, gelijck Matth. 5.21.
margenoot3
D. die ghy aengenomen hebt ende volght.
margenootb
Exod. 20.12. Deuter. 5.16. Ephes. 6.2.
margenoot4
Eere beteeckent niet alleen uyterlicke eerbiedinge, maer oock allerleije hulpe ende bystant, 1.Tim. 5.3, 17.
margenootc
Exod. 21.17. Levit. 20.9. Prov. 20.20.
margenoot5
D. die sal sonder verschooninge met de doot gestraft worden, Exod. 21.17. Levit. 20.9.
margenoot6
Ofte, het zy een gave, Dat is, een offerande, Matth. 5. vers 24. Hebr. Corban, Marc. 7.11. Ofte, soo wat gave van my geoffert wort, sal u te nutte komen, die voldoet: of, die wort ontslagen van vorder onderhoudinge sijne ouders te doen. Siet hier van oock in de aenteeckeninge op Marc. 7.11. De sin is, Dat sy leerden dat men onder decksel van offeranden den ouders de schuldige hulpe mochte ontrecken.
margenootd
Marc. 7.13. 1.Timoth. 4.3. 2.Timoth. 3.2.
margenoot7
D. wel past op u het gene Iesaias oock eertijts geseght heeft tot de Ioden van sijnen tijt.
margenoote
Iesa. 29.13. Ezech. 33.31. Marc. 7.6.
margenoot8
Namelick, om die te onderhouden, als een deel des Godtsdiensts, Deut. 4.2. ende 12. vers 32.
margenootf
Marc. 7.6, 7. Coloss. 2.18, 20, 22.
margenootg
Marc. 7.14.
margenooth
Actor. 10.15. Rom. 14.17, 20. Tit. 1.15.
margenoot9
Gr. maeckt gemeyn, D. ontheylight. siet Act. 10.14. Christus spreeckt hier na de meeninge der Pharizeen, van die onreynigheyt die ontstaen soude uyt het nemen der spijse met ongewasschen handen.
margenoot10
Namel. voortkomende uyt een onreyn herte, gelijck Christus hier na verklaert versen 18, 19.
margenooti
1.Ioan. 15.2.
margenoot11
Ofte, plantinge, Dat is, alle Leere ofte Godtsdienst.
margenoot12
Gr. met de wortel uytgetrocken.
margenootk
Luce 6.39. Iesa. 42.19.
margenootl
Marc. 7.17.
margenoot13
Het woort gelijckenisse wort somtijts, gelijck hier, genomen voor allerley leeringe, die wat duysterlick voorgestelt wort.
margenoot14
Of, onverstandigh, sonder verstant.
margenootm
Genes. 6.5. ende 8.21. Ier. 17.9. Prov. 6.14.
margenoot15
Ofte, t’samensprekingen.
margenoot16
Christus en bestraft hier niet de burgerlicke eerbaerheyt in het wasschen der handen voor het eten, maer de superstitie der Pharizeen, die daer in heyligheyt ende Godtsdienstigheyt stelden.
margenootn
Marc. 7.24.
margenoot17
Siet van haer d’aenteeckeninge op Marc. 7. vers 26. alwaerse genaemt wort een Griecksche vrouwe uyt Syrophenicien. Hier wortse een Chananeesche vrouwe genaemt, om dat de inwoonders van Tyrus ende Sidon uyt de Chananeen gesproten waren. Want Sidon, van dewelcke de stadt Sidon haren oorspronck ende name hadde, was de eerstgeboren sone van Cham, Gen. 10.15.
margenoot18
Gr. achter ons.
margenooto
Matth. 10.6. Actor. 13.46.
margenoot19
Nam. voor dese tijt: om dat de beroepinge der Heydenen noch niet gekomen en was.
margenoot20
Gr. eerlick, ofte, goet.
margenoot21
De Heydenen worden by hondekens vergeleken, om datse doe noch vreemt waren van Godts verbont.
margenoot22
Gr. want.
margenootp
Marc. 7.31.
margenootq
Matth. 11.5. Luce 7.22. Iesa. 29.18. ende 35.5.
margenoot23
D. verminckt ofte verswackt van leden.
margenootr
Marc. 8.1.
margenoot24
Nam. over desen zegen, die hy alreede hieldt als verkregen. Want hy wiste dat hy daer toe van de Vader macht hadde ontfangen, ende dat hem de Vader altijt verhoorde. Siet Ioan. 11.41, 42.
margenoots
1.Sam. 9.13.
margenoot25
Marc. 8. vers 10. seght van Dalmanutha, welck schijnt de naem te wesen van het lant daer inne Magdala gelegen was.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken