Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het viij. Capittel.

1 Christus spijsight vier duysent mannen met seven brooden, ende weynigh viskens. 11 Weygert den Pharizeen een teecken uyt den hemel. 14 waerschouwt sijne discipelen voor den deessem der Pharizeen ende Herodis. 22 Maeckt eenen blinden siende. 27 Verscheyden gevoelen der Ioden van Christo, ende de belijdenisse Petri, dat hy de Christus was. 31 Voorseght sijn lijden, doot, ende opstandinge. 32 Bestraft Petrum, die hem van het lijden afriedt. 34 vermaent sijne navolgers haer kruys op haer te nemen, haer selven te versaken, ende door geene vreese haer sijns ende sijner leere te schamen.

1

Ga naar margenoota IN deselve Ga naar margenoot1 dagen, als daer een geheel groote schare was, ende niet en hadden wat sy eten souden, riep Iesus sijne discipelen tot hem, ende seyde tot haer,

2

Ick worde Ga naar margenoot2 innerlick met ontferminge beweeght over de schare, want sy nu Ga naar margenoot3 drie dagen by my gebleven zijn, ende en hebben niet wat sy eten souden.

3

Ende indien ickse Ga naar margenoot4 nuchteren na haer huys late gaen, soo sullen sy op den wegh beswijcken: want sommige van haer komen van verre.

4

Ga naar margenoot5 Ende sijne discipelen antwoordden hem, Van waer sal yemant dese met brooden hier in de woestijne konnen verzadigen?

5

Ende hy vraeghde haer, Hoe veel brooden hebt ghy? Ende sy seyden, Seven.

6

Ende hy geboodt de schare Ga naar margenoot6 neder te sitten op d’aerde, ende hy nam de seven brooden, ende gedanckt hebbende brack hyse, ende gafse sijnen discipelen, op dat syse souden voorleggen, ende sy leydense de schare voor.

7

Ende sy hadden weynige vischkens, ende als hy Ga naar margenoot7 gezegent hadde, seyde hy, dat sy oock die souden voorleggen.

8

Ende sy hebben gegeten, ende zijn verzadight geworden, ende sy namen het overschot der brocken op, seven manden.

9

Die nu gegeten hadden waren ontrent vier duysent: ende hy lietse gaen.

10

Ga naar margenootb Ende terstont in het schip gegaen zijnde met sijne discipelen, is hy gekomen Ga naar margenoot8 in de deelen van Dalmanutha.

11

Ende de Pharizeen gingen uyt, ende begonden met hem te Ga naar margenoot9 twisten, Ga naar margenootc begeerende van hem een teecken van den hemel, hem versoeckende.

12

Ende hy swaerlick Ga naar margenoot10 suchtende in sijnen geest, seyde, Wat begeert dit geslachte een teecken? Ga naar margenootd Voorwaer ick segge u, Ga naar margenoot11 Soo desen geslachte een teecken gegeven sal worden.

13

Ende hy verliet haer, ende wederom in het schip gegaen zijnde voer hy wech Ga naar margenoot12 na de andere zijde. [kolom]

14

Ende sijne discipelen hadden vergeten broot mede te nemen, ende en hadden niet dan een broot met haer in het schip.

15

Ende hy geboodt haer, seggende, Ga naar margenoote Siet toe, Ga naar margenoot13 wacht u van den Ga naar margenoot14 suerdeessem der Pharizeen, ende van den suerdeessem Ga naar margenoot15 Herodis.

16

Ende sy overleyden onder malkanderen, seggende, [Het is,] om dat wy geen brooden en hebben.

17

Ende Iesus [dat] bekennende, seyde tot haer, Wat overleght ghy dat ghy geen brooden en hebt? En bemerckt ghy noch niet, noch en verstaet ghy niet? Ga naar margenootf Hebt ghy noch uw’ Ga naar margenoot16 verhardet herte?

18

Oogen hebbende en siet ghy niet? ende ooren hebbende en hoort ghy niet?

19

Ende en gedenckt ghy niet, Ga naar margenootg doe ick de vijf brooden brack onder de vijf duysent mannen, hoe vele volle korven met brocken ghy opnaemt? Sy seggen hem, Twaelve.

20

Ende Ga naar margenooth doe ick de seven [brack] onder de vier duysent mannen, Ga naar margenoot17 hoe vele volle manden met brocken ghy opnaemt? Ende sy seyden, Seven.

21

Ende hy seyde tot haer, Hoe Ga naar margenoot18 en verstaet ghy niet?

22

Ende hy quam tot Ga naar margenoot19 Bethsaida: ende sy brachten tot hem eenen blinden, ende baden hem, dat hy hem aenraeckte.

23

Ende de hant des blinden genomen hebbende, leyde hy hem uyt buyten ’t vleck, Ga naar margenooti ende Ga naar margenoot20 spoogh in sijne oogen, ende Ga naar margenootk leyde de handen op hem, ende vraeghde hem of hy yet sagh.

24

Ende Ga naar margenoot21 hy opsiende, seyde, Ick sie de menschen, want Ga naar margenoot22 ick siese als boomen, wandelen.

25

Daer na leyde hy de handen Ga naar margenoot23 wederom op sijne oogen, ende dede hem op sien. Ende hy wiert herstelt, ende saghse alle verre ende klaer.

26

Ende hy sandt hem na sijn huys, seggende, Ga naar margenoot24 En gaet niet in het vleck, noch en seght het niemant in het vleck.

27

Ga naar margenootl Ende Iesus gingh uyt ende sijne discipelen na de vlecken van Ga naar margenoot25 Cesarea Philippi. Ende op den wegh vraeghde hy sijne discipelen, seggende tot haer, Wie seggen de menschen dat ick ben?

28

Ende sy antwoordden, Ga naar margenootm Ioannes de Dooper: ende andere, Elias: ende andere, Een van de Propheten.

29

Ende hy seyde tot haer, Maer ghylieden wie seght ghy dat ick ben? Ende Petrus antwoordende seyde tot hem, Ga naar margenootn Ghy zijt Ga naar margenoot26 de Christus.

30

Ende hy geboodt haer scherpelick, dat sy het niemant en souden seggen van hem.

31

Ga naar margenooto Ende hy begon haer te leeren, dat de Sone des menschen vele moeste lijden, ende verworpen worden van de Ouderlingen, ende Overpriesteren, ende Schriftgeleerde, ende gedoot worden, ende Ga naar margenoot27 na drie dagen wederom opstaen.

32

Ende dit woort sprack hy vry uyt: ende Petrus hem tot sich genomen hebbende, begon hem te bestraffen:

33

Maer hy hem omkeerende, ende sijne discipelen aensiende, bestrafte Petrum, seggende, Ga naar margenootp Gaet henen achter my Ga naar margenoot28 satana: want ghy en versint niet de dingen die Godts zijn, maer die der menschen zijn.

34

Ende tot hem geroepen hebbende de schare met sijne discipelen, seyde hy tot haer, Ga naar margenootq Soo wie achter my wil komen, die verloochene hemselven, ende neme sijn kruys op, ende volge my.

35

Ga naar margenootr Want soo wie sijn Ga naar margenoot29 leven sal willen behouden die sal het selve verliesen, maer soo wie sijn leven sal verliesen om mijnent wille,

[Folio 21v]
[fol. 21v]

ende [om] des Euangeliums [wille,] die sal het selve behouden.

36

Want wat soude het den mensche baten, soo hy de geheele werelt wonne, ende sijner ziele schade lede.

37

Ofte wat sal een mensche geven Ga naar margenoots tot lossinge van sijne ziele.

38

Ga naar margenoott Want soo wie hem mijns ende mijner woorden sal geschaemt hebben in dit overspeligh ende sondigh geslachte, diens sal hem de Sone des menschen oock schamen, wanneer hy sal komen in de heerlickheyt sijns Vaders, met de heylige Engelen.

margenoota
Matth. 15.32.
margenoot1
D. ontrent deselve tijt. Hebr.
margenoot2
Ofte, van herten, hertelick.
margenoot3
In de heete Oostersche landen konden de menschen den honger langer verdragen, als men in dese landen kan doen.
margenoot4
D. sonder eten.
margenoot5
Van dit geheel mirakel siet oock Matth. 15.32.
margenoot6
Gr. neder te vallen.
margenoot7
Ofte, gedanckt: siet hier van Matth. cap. 15. vers 36.
margenootb
Matth. 15.39.
margenoot8
Siet hier van Matth. 15.39.
margenoot9
D. in dispuyt ende geschil te komen.
margenootc
Matth. 12.38. ende 16.1. Luce 11.29. Ioan. 6.30.
margenoot10
Nam. over hare verkeertheyt ende hardtneckigheyt.
margenootd
Matth. 16.4.
margenoot11
Dit is een afgebroken maniere van spreken, by de Hebreen gebruyckelick, wanneer men, als met eede, wil bevestigen dat sulcks niet en sal geschieden: gelijck te sien is Genes. c. 14. vers 23. Psalm 95. vers 11. Hebr. 3.11. Anders, desen geslachte en sal geen teecken gegeven worden, Namelick, sulck een als sy begeeren, van den hemel.
margenoot12
Namel. van de zee Gennezareth na Betsaida toe, gelijck te sien is vers 22.
margenoote
Matth. 16.6. Luce 12.1.
margenoot13
Gr. siet.
margenoot14
Siet hier van Matth. 16.12.
margenoot15
Van welcke de Herodianen genoemt wierden. siet van deselve Matth. 22.16.
margenootf
Marc. 6.52.
margenoot16
Gr. verweert, of, vereelt. siet de aent. Marc. 6.52.
margenootg
Matth. 14.17, 20. Marc. 6.38. Luce 9.13. Ioan. 6.9.
margenooth
Matth. 15.36, 37.
margenoot17
Gr. hoe veler manden volheden met brocken.
margenoot18
Namelick, het gene soo korts ende soo openbaerlick geschiet is.
margenoot19
Een stedeken of vleck gelegen aen de Galileesche zee, van waer Petrus, Andreas, ende Philippus afkomstigh waren, Ioan. 1. vers 45. Daer Christus oock vele mirakelen gedaen heeft, Matth. cap. 11. vers 21.
margenooti
Marc. 7.33.
margenoot20
Dit teecken gebruyckt Christus, om te toonen dat dese genesinge van hem quam, ende het heeft eenige gelijckenisse met ooghwater, waer door de swacke oogen gesterckt worden.
margenootk
Marc. 7.32.
margenoot21
Namelick, de blinde.
margenoot22
Anders, ick sie menschen, als boomen, wandelende.
margenoot23
Christus konde desen blinde wel seffens genesen hebben, gelijck hy tot anderen tijden gedaen heeft, maer het schijnt dat hy sulcks alhier allenghskens heeft willen doen, om af te beelden dat onse geestelicke verlichtinge allenghskens meer ende meer geschiet.
margenoot24
Siet de reden van dit verbodt, Matth. 12.16, 17.
margenootl
Matth. 16.13. Luce 9.18.
margenoot25
Siet van dese stadt Matth. 16.13.
margenootm
Matth. 14.2.
margenootn
Matth. 16.16. Ioan. 6.69.
margenoot26
D. de beloofde Messias, ofte Gesalfde, Ioan. 1.42.
margenooto
Matth. 26.21. ende 17.22. ende 20.18. Marc. 9.31. ende 10.33. Luce 9.22. ende 18.31. ende 24.7.
margenoot27
D. binnen drie dagen, gelijck de Overpriesters selve die maniere van spreken gebruyckende, toonen ende verklaren alsoo verstaen te hebben, Matth. 27. versen 63, 64.
margenootp
2.Sam. 19.22.
margenoot28
Siet van dit woort Matth. 16. vers 23.
margenootq
Matth. 10.38. ende 16.24. Luce 9.23. ende 14.27.
margenootr
Matth. 10.39. ende 16.25. Luce 9.24. ende 17.33. Ioan. 12.25.
margenoot29
Gr. ziele. Siet Matth. 16.25.
margenoots
Psalm 49.9.
margenoott
Matth. 10.32. Luce 9.26. ende 12.8. 2.Timoth. 2.12. 1.Ioan. 2.23.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken