Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

1 Christus wort op den bergh verheerlickt, in tegenwoordigheyt van Mosis ende Elias: ende wort betuyght te zijn de Sone Godts 11 Leert dat Ioannes de Dooper is de Elias, die komen soude. 14 Werpt eenen stommen ende dooven duyvel uyt. 18 het welck sijne discipelen niet en hadden konnen doen. 28 daer van d’oorsake verhaelt wort. 31 Voorseght wederom sijne doot ende opstandinge. 33 Vermaent sijne Apostelen tot nedrigheyt door het exempel van een kindeken. 38 Wil niet belet hebben den genen die in sijnen name duyvelen uytwierp. 41 Belooft vergeldingen dien die de minste weldaet aen de sijne doet. 42 ende dreyght sware straffen den genen die ergernisse geven. 43 Wijst aen dat men van sich moet weeren al wat ergerlick ofte hinderlick is ter saligheyt. 49 Spreeckt van sout in hemselven, ende vrede met andere te hebben.

1

Ga naar margenoota ENde hy seyde tot haer, Ga naar margenoot1 Voorwaer ick segge u, datter sommige zijn van de gene die hier Ga naar margenoot2 staen, die den doot niet en sullen smaken, tot dat sy sullen hebben gesien, dat het Koninckrijck Godts Ga naar margenoot3 met kracht gekomen zy.

2

Ga naar margenootb Ende Ga naar margenoot4 na ses dagen, nam Iesus met hem Petrum, ende Iacobum, ende Ioannem, ende brachtse op eenen hoogen bergh bezijden alleen, ende hy wiert voor haer van gedaente verandert.

3

Ende sijne kleederen wierden blinckende, seer wit als sneeuw, hoedanige geen volder op aerden [soo] wit maken en kan.

4

Ende van haer wiert gesien Elias met Moses, ende sy Ga naar margenoot5 spraken met Iesu.

5

Ende Petrus antwoordende seyde tot Iesum, Rabbi, Het is goet dat wy hier zijn, ende laet ons drie Ga naar margenoot6 tabernakelen maken, voor u eenen, ende voor Moses eenen, ende voor Elias eenen.

6

Want hy en wist niet Ga naar margenoot7 wat hy seyde: want sy waren seer Ga naar margenoot8 bevreest.

7

Ende daer quam een wolcke, diese overschaduwde, ende eene stemme quam uyt de wolcke, seggende, Ga naar margenootc Dese is mijn geliefde Sone: Ga naar margenootd Hoort hem.

8

Ende haestelick rontom siende, en sagen sy niemant meer dan Iesum alleen by haer.

9

Ga naar margenoote Ende als sy van den bergh af quamen, geboodt hy haer, dat sy niemant verhalen en souden het gene sy gesien hadden, dan wanneer de Sone des menschen uyt den dooden soude opgestaen zijn.

10

Ende sy behielden Ga naar margenoot9 dit woort by haer selven, vragende onder malkanderen, Ga naar margenoot10 wat het was, uyt den dooden opstaen.

11

Ende sy vraeghden hem seggende, Waerom seggen de Schriftgeleerde, Ga naar margenootf dat Elias eerst komen moet?

12

Ende hy antwoordende seyde tot haer, Elias sal wel eerst komen, ende alles weder oprechten; ende [’t sal geschieden] Ga naar margenootg Ga naar margenoot11 gelijck geschreven is van den Sone des menschen, dat hy veel lijden sal ende Ga naar margenoot12 veracht worden.

13

Maer ick segge u, dat oock Elias gekomen is, ende sy hebben hem gedaen al wat sy gewilt hebben, Ga naar margenooth gelijck van hem geschreven is.

14

Ende als hy by Ga naar margenoot13 de discipelen gekomen was, sagh hy een groote schare rontom haer, ende [eenige] Schriftgeleerde met haer Ga naar margenoot14 twistende.

15

Ende terstont de geheele schare hem siende Ga naar margenoot15 wiert verbaest, ende toeloopende groeteden sy hem. [kolom]

16

Ende hy vraeghde de Schriftgeleerde, Wat twistet ghy Ga naar margenoot16 met dese?

17

Ga naar margenooti Ende een uyt de schare antwoordende seyde, Meester, ick hebbe mijnen sone tot u gebracht, die eenen Ga naar margenoot17 stommen geest heeft.

18

EndeGa naar margenoot18 waer hy hem oock aengrijpt, soo scheurt hy hem, ende schuymt, ende knersset met sijne tanden, ende Ga naar margenoot19 verdorret: ende ick hebbe uwe discipelen Ga naar margenoot20 geseght, dat sy hem souden uytwerpen, ende sy en hebben niet gekonnen.

19

Ende hy antwoordde hem, ende seyde, O ongeloovigh geslachte, hoe lange sal ick noch by u-lieden zijn? Hoe lange sal ick u noch verdragen? Brenght hem tot my.

20

Ende sy brachten den selven tot hem: Ga naar margenootk ende als hy hem sagh, Ga naar margenoot21 scheurde hem terstont de geest: ende hy vallende op de aerde, wentelde sich al schuymende.

21

Ende hy vraeghde sijnen vader, Hoe langen tijt is’t, dat hem dit over gekomen is? Ende hy seyde hem, Van [sijne] kintsheyt af.

22

Ende menighmael heeft hy hem oock in het vyer ende in het water geworpen, om hem Ga naar margenoot22 te verderven: maer soo ghy yet kondt, zijt met innerlicke ontferminge over ons beweeght, ende helpt ons.

23

Ende Iesus seyde tot hem, Soo ghy kondt gelooven, Ga naar margenootl alle dingen zijn mogelick den genen die gelooft.

24

Ende terstont de vader des kints roepende met tranen seyde, Ick geloove Heere, komt mijne ongeloovigheyt te hulpe.

25

Ende Iesus siende dat de schare gesamentlick toeliep, bestrafte den onreynen geest, seggende tot hem, Ghy stomme ende doove geest, ick bevele u, gaet uyt van hem, ende en komt niet meer in hem.

26

Ende Ga naar margenoot23 hy roepende, ende hem seer scheurende gingh uyt, ende [’t kint] wiert als doot, alsoo dat vele seyden, dat het gestorven was.

27

Ende Iesus hem by der hant grijpende, rechtede hem op: ende hy stont op.

28

Ga naar margenootm Ende als Ga naar margenoot24 hy in huys gegaen was, vraeghden hem sijne discipelen alleen, Waerom en hebben wy hem niet konnen uytwerpen?

29

Ende hy seyde tot haer, Ga naar margenoot25 Dit geslachte en kan nergens door uytgaen, dan Ga naar margenoot26 door bidden ende vasten.

30

Ga naar margenootn Ende van daer wech gaende, reysden sy door Galileen, ende hy en wilde niet dat het yemant wiste.

31

Want hy leerde sijne discipelen, ende seyde tot haer, De Sone des menschen Ga naar margenoot27 sal overgelevert worden in de handen der menschen, ende sy sullen hem dooden: ende gedoot zijnde sal hy ten derden dage weder opstaen.

32

Maer sy en verstonden Ga naar margenoot28 dat woort niet, ende sy vreesden hem te vragen.

33

Ga naar margenooto Ende hy quam te Capernaum, ende in Ga naar margenoot29 het huys gekomen zijnde vraeghde hy haer, Waer van hadt ghy woorden onder malkanderen op den wegh?

34

Doch sy swegen: want sy waren onder malkanderen in woorden geweest op den wegh, wie de meeste [soude zijn.]

35

Ende neder geseten zijnde, riep hy de twaelve, ende seyde tot haer, Ga naar margenootp Indien yemant wil de eerste zijn, Ga naar margenoot30 die sal de laetste van allen zijn, ende aller dienaer.

36

Ende nemende een kindeken stelde hy dat midden onder haer, ende Ga naar margenootq omvingh het met sijne armen, ende seyde tot haer,

37

Ga naar margenootr Soo wie een van soodanige kinderkens sal ontfangen in mijnen name, die ontfanght my: ende soo wie my sal ontfangen, die en ontfanght my Ga naar margenoot31 niet, maer dien die my gesonden heeft.

38

Ga naar margenoots Ende Ioannes antwoordde hem, seggende, Meester, wy hebben eenen gesien, die de duyvelen uytwierp in uwen name,

[Folio 22r]
[fol. 22r]

welcke ons niet en volght, ende wy hebben het hem verboden, om dat hy ons niet en volght.

39

Ga naar margenoott Doch Iesus seyde, En verbiedt hem niet, want daer en is niemant die eene Ga naar margenoot32 kracht doen sal in mijnen name, ende haestelick van my sal konnen Ga naar margenoot33 qualick spreken.

40

Want wie Ga naar margenoot34 tegen ons niet en is, die is voor ons.

41

Ga naar margenoot35 Want Ga naar margenootv soo wie u-lieden eenen beker waters sal geven te drincken in mijnen name, om dat ghy Christi [discipelen] zijt, voorwaer segge ick u, hy en sal sijnen loon geensins verliesen.

42

Ga naar margenootx Ende soo wie eenen van dese Ga naar margenoot36 kleyne, die in my gelooven, ergert, het ware hem Ga naar margenoot37 beter dat eenen meulensteen om sijnen hals Ga naar margenoot38 gedaen ware, Ga naar margenoot39 ende dat hy in de zee geworpen ware.

43

Ga naar margenooty Ende indien uwe hant u ergert, houwtse af: het is u beter Ga naar margenoot40 verminckt tot het leven in te gaen, dan de twee handen hebbende Ga naar margenoot41 henen te gaen in de helle, in dat onuytblusschelick vyer:

44

Ga naar margenootz Daer haren Ga naar margenoot42 worm niet en sterft, ende het Ga naar margenoot43 vyer niet uytgebluscht en wort.

45

Ende indien uwe voet u ergert, houwt hem af: het is u beter kreupel tot het leven in te gaen, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de Ga naar margenoot44 helle, in dat onuytblusschelick vyer:

46

Daer haren worm niet en sterft, ende dat vyer niet uytgebluscht en wort.

47

Ende indien uwe ooge u ergert, werptse uyt: het is u beter maer een ooge hebbende in het Koninckrijcke Godts in te gaen, dan twee oogen hebbende in ’t helsche vyer geworpen te worpen:

48

Daer haren worm niet en sterft, ende het vyer niet uytgebluscht en wort.

49

Want Ga naar margenoot45 een yeder sal met Ga naar margenoot46 vyer gesouten worden, Ga naar margenoota ende Ga naar margenoot47 yeder offerande sal met sout gesouten worden.

50

Ga naar margenootb Ga naar margenoot48 Het sout is goet, maer indien het sout onsout wort, waer mede sult ghy dat smakelick maken? Ga naar margenootc Hebt Ga naar margenoot49 sout in u selven, ende houdt vrede onder malkanderen.

margenoota
Matth. 16.28. Luce 9.27.
margenoot1
Siet hier van d’aenteeckeninge op Matth. 16.28.
margenoot2
Dat is, tegenwoordigh zijn.
margenoot3
Gr. in kracht, D. krachtelick, alsoo dat sulcks niemant en sal konnen tegen staen.
margenootb
Matth. 17.1. Luce 9.28.
margenoot4
Siet hier van, als oock van de geheele veranderinge Christi d’aenteeckeninge op Matth. 17.1, etc.
margenoot5
Waer van sy spraken. siet Luce 9.31.
margenoot6
Ofte, hutten.
margenoot7
Ofte, wat hy seggen soude.
margenoot8
’t Griecks woort beteeckent door vreese gelijck buyten hemselven worden, of boven maten seer bevreest zijn.
margenootc
Iesa. 42.1. Matth. 3.17. ende 17.5. Marc. 1.11. Luce 3.22. ende 9.35. Coloss. 1.13. 2.Petr. 1.17.
margenootd
Deuter. 18.19.
margenoote
Matth. 17.9. Luce 9.36.
margenoot9
Dat is, dese sake. Een Hebreeusche maniere van spreken.
margenoot10
Dit wort van haer gevraeght, niet datse twijfelden aen d’algemeyne opstandinge uyt den dooden, want die was by den Ioden wel bekent, Ioan. 11.24. Actor. 23.8. Maer om datse niet en verstonden hoe de Messias soude sterven ende opstaen, eer hy sijn rijck soude oprechten.
margenootf
Malach. 4.5. Matth. 11.14. Luce 1.17.
margenootg
Psalm 22.7. Iesa. 53.4. Dan. 9.26.
margenoot11
Gr. hoe.
margenoot12
Gr. vernietight, ofte, als niet geacht, D. ten uytersten versmaet worden.
margenooth
Malach. 4.5, 6.
margenoot13
Namelick, de andre negen, die met Christo op den bergh niet en waren geweest.
margenoot14
Dat is, disputeerende.
margenoot15
Het schijnt hier uyt, datter noch eenige glinsteringe in het aensicht Christi soude over gebleven zijn, gelijck in Mosis aengesichte was, Exod. 34.29, 30. waer door sy verbaest zijn geworden.
margenoot16
And. onder malkanderen.
margenooti
Matth. 17.14. Luce 9.37, 38.
margenoot17
Gr. spraeckloosen, D. die hem sijne sprake benomen hadde ofte verhinderde.
margenoot18
Ofte, soo wanneer.
margenoot19
D. verdwijnt, of vergaet door dese quellinge.
margenoot20
Dat is, van haer versocht.
margenootk
Marc. 1.26.
margenoot21
Van dit woort siet Marc. 1. vers 26. De duyvel toont hier noch te meer sijne wreetheyt, om dat hy wist dat hy ruymen moeste. Siet Apoc. 12.12.
margenoot22
Dat is, om te brengen.
margenootl
Luce 17.6.
margenoot23
Namelick, de onreyne geest.
margenootm
Matth. 17.19.
margenoot24
Namel. Iesus.
margenoot25
Namelick, der duyvelen.
margenoot26
Ofte, door het gebedt, ende ’t vasten. siet Matth. 17.21.
margenootn
Matth. 16.21. ende 17.22. ende 20.18. Marc. 8.31. ende 10.33. Luce 9.22. ende 18.31. ende 24.7.
margenoot27
Gr. wort overgelevert.
margenoot28
Dat is, die sake. Want sy verstonden wel eenighsins de woorden, maer en begrepen, noch en namen niet ter herten de sake selve, overmits sy haer altijt een wereltsch Koninckrijck onder Christo inbeeldden, Matth. 17.23.
margenooto
Matth. 18.1. Luce 9.46. ende 22.24.
margenoot29
Namelick, daer hy gewoon was t’huys te zijn. Siet Matth. 4.13.
margenootp
Matth. 20.27. Marc. 10.43.
margenoot30
Ofte, die zy: Dat is, die behoort hem alsoo te dragen, als of hy de laetste ende aller dienaer ware, Matt. 20.26.
margenootq
Marc. 10.16.
margenootr
Matth. 18.5. Luce 9.48. Ioan. 13.20.
margenoot31
Dat is, niet soo seer my, ofte niet alleen my.
margenoots
Luce 9.49.
margenoott
1.Corinth. 12.3.
margenoot32
Dat is, krachtigh werck, of wonderteecken.
margenoot33
D. lasteren ofte vloecken: dewijle hy bekent met dese sijne daet, dat dese kracht uyt my komt.
margenoot34
D. die hem niet alleen tegen ons niet en stelt, maer oock sulcks doet, waer mede de eere mijns naems gevoordert wort, al en volght hy ons geselschap niet. Soo dat hy hier niet en spreeckt van de gene die haer in de sake Christi neutrael houden, die elders bestraft worden, Matth. 12. vers 30. Anders, tegen u, ende voor u.
margenoot35
Hier vervolght Christus wederom de reden, die hy hadde afgebroken vers 37. gelijck blijckt uyt Matth. 10.42.
margenootv
Matth. 10.42.
margenootx
Matth. 18.6. Luce 17.2.
margenoot36
D. die niet alleen kleyn zijn van ouderdom, maer oock van gemoedt, of die kleyn van haer selven gevoelen.
margenoot37
Gr. meer goet.
margenoot38
Gr. geleght.
margenoot39
Namelick, dan dat hy ergernisse soude geven.
margenooty
Deuter. 13.6. Matth. 5.30. ende 18.8.
margenoot40
D. maer eene hant hebbende, gelijck oock de volgende woorden mede brengen.
margenoot41
Siet hier van de verklaringe op Matth. 5.22.
margenootz
Iesa. 66.24.
margenoot42
Dat is, hare wroegende conscientie, die als een worm haer altijt sal knagen, Rom. 2.5, 9.
margenoot43
Dat is, de straffe van Godts toorne, die hier een onuytblusschelick vyer genaemt wort, om dat de pijne des vyers onverdraeghlick is, ende dese straffe nimmermeer op en houdt, Ierem. 7.20. Apoc. 20.10.
margenoot44
Ofte, gehenne des vyers siet Matth. 5.22.
margenoot45
Gr. alle.
margenoot46
By vyer wort vergeleken het woort Godts, Ierem. 23.29. de krachtige werckinge des Heyligen Geests, Matth. 3.11. kruys ende vervolginge, 1.Petr. 1.7. door welcke drie saken een yegelick bereyt ende gesuyvert wort, die het helsche vyer ontgaet, ende worden geestelicke offeranden die Gode aengenaem zijn, gelijck de uyterlicke offeranden met sout moesten bereyt worden ende door vyer geoffert, Levit. 2.13.
margenoota
Levit. 2.13.
margenoot47
Gr. alle.
margenootb
Matth. 5.13. Luce 14.34.
margenoot48
Hier van siet de verklaringe Matth. cap. 5. vers 13.
margenootc
Rom. 12.18. Hebr. 12.14.
margenoot49
Dat is, wijsheyt ende voorsichtigheyt uyt ende na Godts woort, Coloss. 4.6.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken