Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xj. Capittel.

1 Christus doet sijne inkomste binnen Ierusalem, sittende op eenen ezel. 8 Wort van het volck als de Messias geleyt ende ontfangen, met geluckwenschinge. 12 Vervloeckt eenen vijgeboom die sonder vrucht was. 15 Drijft de koopers ende verkoopers uyt den tempel. 20 Roemt de kracht des geloofs. 24 Ende vermaent dat men in het bidden gelooven moet, ende sijnen naesten vergeven. 27 Beantwoort de vrage, uyt wat macht hy dit alles dede, door een wedervrage, van den doop Ioannis.

1

Ga naar margenoota ENde doe sy Ierusalem genaeckten Ga naar margenoot1 tot Bethphage ende Bethania aen den olijfbergh, sondt hy twee van sijne discipelen uyt.

2

Ende seyde tot haer, Gaet henen in het vleck, dat tegen u over is: Ende terstont als ghy in het selve komt, sult ghy vinden Ga naar margenoot2 een veulen gebonden, op welck Ga naar margenoot3 geen mensche geseten en heeft, ontbint het ende brenght het.

3

Ende indien yemant tot u seght, Waerom doet ghy dat? Soo seght, dat de Heere het selve van nooden heeft, ende hy sal het terstont herwaerts senden.

4

Ende sy gingen henen, ende vonden het veulen gebonden by de deure buyten aen de Ga naar margenoot4 weghscheydinge, ende sy ontbonden ’t selve.

5

Ende sommige van de gene die aldaer stonden seyden tot haer, Wat doet ghy, dat ghy het veulen ontbint?

6

Doch sy seyden tot haer, gelijck Iesus bevolen hadde, ende sy lietense gaen.

7

Ga naar margenoot5 Ende sy brachten Ga naar margenootb het veulen tot Iesum, ende wierpen Ga naar margenootc hare kleederen daer op, ende hy sat op het selve.

8

Ende vele spreydden hare kleederen op den wegh, ende andere hieuwen Ga naar margenoot6 meijen van de boomen, ende spreydense op den wegh.

9

Ende die voor gingen ende die volghden, riepen, seggende, Ga naar margenoot7 Hosanna, Ga naar margenootd Ga naar margenoot8 gezegent [is] hy, die komt in den name des Heeren:

10

Gezegent [zy] het Koninckrijck onses vaders Davids, het welck komt in den name des Heeren: Hosanna Ga naar margenoot9 in de hooghste [hemelen.]

11

Ga naar margenoote Ende Iesus quam binnen Ierusalem, ende in den tempel, ende als hy alles rontom besien hadde, ende het nu Ga naar margenoot10 avontstont was, gingh hy uyt na Bethanien met de twaelve.

12

Ga naar margenootf Ende des anderen daeghs, als sy uyt Bethanien gingen, hongerde hem.

13

Ende siende van verre eenen vijgeboom, die bladeren hadde, gingh hy [om te sien] of hy oock yet op den selven soude vinden, ende daer by gekomen zijnde, vondt hy niet dan bladeren: want het en was Ga naar margenoot11 de tijt der vijgen niet.

14

Ende Iesus Ga naar margenoot12 antwoordende seyde tot den selven, Niemant en ete [eenige] vrucht meer van u in der eeuwigheyt. Ende sijne discipelen hoorden ’t.

15

Ende sy quamen te Ierusalem, Ga naar margenootg ende Iesus in den tempel gegaen zijnde, begon de gene, die in den tempel verkochten ende kochten, uyt te drijven: ende de tafelen der wisselaers ende de sitstoelen der gene die de duyven verkochten keerde hy om.

[Folio 23r]
[fol. 23r]

16

Ende en liet niet toe dat yemant eenigh Ga naar margenoot13 vat door den tempel droege.

17

Ga naar margenooth Ende hy leerde seggende tot haer, En is’er niet geschreven, Ga naar margenooti Mijn Huys sal een huys des gebedts Ga naar margenoot14 genaemt worden allen volcken? Ga naar margenootk Maer ghy hebt dat [tot] eenen kuyl der moordenaren gemaeckt.

18

Ende de Schriftgeleerde ende Overpriesters hoorden [dat,] ende Ga naar margenootl sochten hoe sy hem Ga naar margenoot15 dooden souden: want sy vreesden hem, om dat de gantsche schare Ga naar margenoot16 ontsettet was over sijne leere.

19

Ende als het nu late geworden was, gingh hy uyt buyten de stadt.

20

Ende des morgens vroegh voorby gaende sagen sy dat de vijgeboom verdorret was van de wortelen af.

21

Ende Petrus Ga naar margenoot17 [sulcks] indachtigh geworden zijnde, seyde tot hem, Rabbi, siet, de vijgeboom, dien ghy vervloeckt hebt, is verdorret.

22

Ende Iesus antwoordende seyde tot haer, Ga naar margenoot18 Hebt geloove op Godt.

23

Ga naar margenootm Want voorwaer segge ick u, Dat soo wie tot desen bergh sal seggen, Wort opgeheven ende in de zee geworpen, ende niet en sal twijfelen in sijn herte, maer sal gelooven dat het gene hy seght geschieden sal, het sal hem geworden soo wat hy seght.

24

Daerom segge ick u, Ga naar margenootn Alle dingen, die ghy biddende Ga naar margenoot19 begeert, gelooft dat ghyse Ga naar margenoot20 ontfangen sult, ende sy sullen u geworden.

25

Ende wanneer ghy Ga naar margenoot21 staet Ga naar margenoot22 om te bidden, Ga naar margenooto vergeeft indien ghy yet hebt tegen yemant, op dat oock uwe Vader die in de hemelen is, u-lieden uwe misdaden vergeve.

26

Ga naar margenootp Maer indien ghy niet en vergeeft, soo en sal uwe Vader, die in de hemelen is, oock uwe misdaden niet vergeven.

27

Ga naar margenootq Ende sy quamen wederom te Ierusalem: ende als hy in den tempel wandelde, quamen tot hem de Overpriesters ende de Schriftgeleerde, ende de Ga naar margenoot23 Ouderlingen.

28

Ende seyden tot hem, Ga naar margenoot24 Ga naar margenootr Door wat macht doet ghy dese dingen? Ende wie heeft u dese macht gegeven, dat ghy dese dingen doen soudet?

29

Maer Iesus antwoordende seyde tot haer, Ick sal u oock Ga naar margenoot25 een woort vragen, antwoort my oock, ende soo sal ick u seggen, door wat macht ick dese dingen doe.

30

De Ga naar margenoot26 doop Ioannis was die uyt den hemel, of uyt de menschen? Antwoort my.

31

Ende sy overleyden onder haer, seggende, Indien wy seggen, Uyt den hemel, soo sal hy seggen, Waerom en hebt ghy hem dan niet gelooft?

32

Maer indien wy seggen uyt de menschen, Ga naar margenoot27 soo vreesen wy het volck: Ga naar margenoots want sy hielden alle van Ioannes, dat hy waerlick een Propheet was.

33

Ende antwoordende seyden sy tot Iesum, Wy en weten ’t niet. Ende Iesus antwoordende seyde tot haer, Soo en segge ick u oock niet, door wat macht ick dese dingen doe.

margenoota
Matth. 21.1. Luce 19.29.
margenoot1
Gr. in. Dat is, ontrent, gelijck uytgedruckt wort Luce cap. 19. vers 29. Van de gelegenheyt van dese twee plaetsen siet Matth. 21.1.
margenoot2
Matth. 21. vers 2. wort geseght, dat daer oock een ezelinne gebonden was met haer veulen: Doch Marcus verhaelt alleen van het veulen, om dat Christus daer op gereden heeft. siet Luce 19. vers 35.
margenoot3
Gr. geen der menschen, Dat is, niemant.
margenoot4
Of, tweesprongh, tweewegh.
margenoot5
Siet van desen ingangh Christi binnen Ierusalem, de aenteeckeninge op Matth. 21.1, etc.
margenootb
Ioan. 12.14.
margenootc
2.Reg. 9.13.
margenoot6
’t Griecks woort beteeckent kleyne, teere, groene tacken, die bequaem zijn om op te sitten, ende over te gaen. Siet oock Ioan. 12.13.
margenoot7
Wat dit woort beteeckent siet Matth. cap. 21. vers 9.
margenootd
Psalm 118.26.
margenoot8
Ofte, gepresen zy hy.
margenoot9
D. ghy die daer zijt in de hooghste hemelen.
margenoote
Matth. 21.12, 14. Luce 19.45. Ioan. 2 14.
margenoot10
Gr. avonts ure.
margenootf
Matth. 21.18.
margenoot11
D. den rechten ende ordinaren tijt dat de vijgeboomen hare volle ende rijpe vruchten hebben: hoewel in die heete landen de vijgeboomen buyten tijts oock eenige ontijdige vruchten dragen, die van de gemeyne lieden plachten gegeten te worden, welcke Christus schijnt gemeynt te hebben daer op te vinden.
margenoot12
Het woort antwoorden na de Hebreeusche maniere van spreken, beteeckent dickmael een reden beginnen, gelijck hier klaerlick blijckt.
margenootg
Matth. 21.12. Luce 19.45. Ioan. 2.14.
margenoot13
Namelick, tot den Godtsdienst niet behoorende.
margenooth
Matth. 21.13. Luce 19.46.
margenooti
1.Reg. 8.29. Iesa. 56.7.
margenoot14
D. zijn, ende gehouden worden.
margenootk
Ierem. 7.11.
margenootl
Ioan. 7.19.
margenoot15
Gr. verderven, ofte, vernielen.
margenoot16
Ofte, verslagen was, Namel. door verwonderinge: ende daeromme vreesden sy, dat alle het volck sijne leere sou- aenhangen, ende haer afvallen.
margenoot17
Namelick, het gene te voren vers 14. van Christo geseght was.
margenoot18
Gr. hebt het geloove Godts, Dat is, het welck vastelick steunt ende vertrouwt op Godt ende sijne beloften.
margenootm
Matth. 17.20. ende 21.21. Luce 17.6.
margenootn
Ierem. 29.12. Matth. 7.7. Luce 11.9. Ioan. 14.13. ende 15.7. ende 16.24. Iacob. 1.5, 6. 1.Ioan. 3.22. ende 5.14.
margenoot19
Namelick, na den wille Godts. siet 1.Ioan. 5.14.
margenoot20
Gr. ontfanght.
margenoot21
D. voor Godt verschijnt, ende u daer stelt om te bidden. Want hoewel de Ioden somtijts baden al staende, Iob cap. 30. vers 20. Ierem. c. 15. vers 1. Luce 18.13. nochtans soo baden sy meestendeel op hare knijen liggende, 2.Chron. 6. vers 13. Dan. cap. 6. vers 11. Actor. cap. 9. vers 40. ende 20.36.
margenoot22
Gr. biddende.
margenooto
Matth. 6.14. Coloss. 3.13.
margenootp
Matth. 18.35.
margenootq
Matth. 21.23. Luce 20.1.
margenoot23
Dat is, d’Overste ofte Oudtste des volcks, die met de Overpriesters ende Schriftgeleerde in dien tijt den breeden Raet der Ioden maeckten.
margenoot24
Gr. in wat macht.
margenootr
Exod. 2.14. Actor. 4.7. ende 7.27.
margenoot25
Dat is, eene sake. Hebr.
margenoot26
Dat is, de leere Ioannis door sijnen doop bevestight, gelijck blijckt uyt de volgende verssen.
margenoot27
Gr. sy vreesden. Is een afgebrokene wijse van spreken, waer door hare versteltheyt ende overleggingen in ’t korte uytgedruckt worden.
margenoots
Matth. 14.5. Marc. 6.20.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken