Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 36r]
[fol. 36r]

Het xv. Capittel.

1 De Pharizeen murmureeren om dat Christus de sondaers ontfanght. 3 ’t Welck Christus verantwoort met de gelijckenisse van een afgedwaelt schaep. 8 ende van een verloren penningh, welcke beyde met neerstigheyt gesocht, ende met blijdtschap weder gevonden worden. 11 ende noch met de gelijckenisse van den verloren soon, welcken met leetwesen wederkeerende de vader blijdelick ontfanght. 25 ende sulck sijn doen tegen het murmureeren des oudtsten broeders verdedight.

1

Ga naar margenoota ENde Ga naar margenoot1 alle de tollenaers ende de Ga naar margenoot2 sondaers naderden tot hem, om hem te hooren.

2

Ende de Pharizeen ende de Schriftgeleerde murmureerden, seggende, Dese ontfanght de sondaers, ende eet met haer.

3

Ende hy sprack tot haer dese Ga naar margenoot3 gelijckenisse, seggende,

4

Ga naar margenootb Wat mensche onder u hebbende hondert schapen, ende een van die verliesende, en verlaet niet de negen ende negentigh in de woestijne, ende gaet na het verlorene, tot dat hy het selve vinde?

5

Ende als hy het gevonden heeft, leght hy het op sijne schouderen, verblijdt zijnde.

6

Ende te huys komende roept hy de vrienden ende de gebueren te samen, seggende tot haer, Weest blijde met my, want ick hebbe mijn schaep gevonden, Ga naar margenootc dat verloren was.

7

Ick segge u-lieden, datter alsoo blijdtschap Ga naar margenoot4 sal zijn in den hemel over eenen sondaer, die hem bekeert, [meer] dan over Ga naar margenootd negen en negentigh Ga naar margenoot5 rechtveerdige, die de bekeeringe niet van nooden en hebben.

8

Ofte wat vrouwe hebbende tien Ga naar margenoot6 penningen, indien sy eenen penningh verliest, en ontsteeckt niet een keersse, ende keert het huys [met besemen,] ende soeckt neerstelick tot dat sy [dien] vindt?

9

Ende als sy [dien] gevonden heeft, roept sy de vriendinnen ende de gebuerinnen te samen, seggende, Weest blijde met my, want ick hebbe den penningh gevonden, dien ick verloren hadde.

10

Alsoo (segge ick u-lieden) is daer blijdtschap voor de Engelen Godts over eenen sondaer die hem bekeert.

11

Ende hy seyde, Ga naar margenoot7 Een seker mensche hadde twee soonen:

12

Ende de Ga naar margenoot8 jonghste van haer seyde tot den vader, Vader, geeft my Ga naar margenoot9 het deel des goets dat [my] toekomt. Ende hy deylde haer Ga naar margenoot10 het goet.

13

Ende niet vele dagen daer na, de jonghste sone, alles by een vergadert hebbende, is wech gereyst in een verre [gelegen] lant, ende heeft aldaer sijn goet Ga naar margenoot11 doorgebracht, levende overdadighlick.

14

Ende als hy het alles verteert hadde, wiert daer een Ga naar margenoot12 groote hongers noot in dat selve lant, ende hy begon gebreck te lijden.

15

Ende hy gingh henen ende voeghde hem by een van de burgers des selven lants: ende die sondt hem op sijn Ga naar margenoot13 lant, om de swijnen te weyden.

16

Ende hy begeerde sijnen buyck te vullen met den Ga naar margenoot14 draf, die de swijnen Ga naar margenoot15 aten: ende niemant en gafse hem.

17

Ende Ga naar margenoot16 tot hemselven gekomen zijnde, seyde hy, Hoe vele huerlingen mijns vaders hebben overvloet van broot, ende ick verga van honger?

18

Ick sal opstaen ende tot mijnen vader gaen, ende ick sal tot hem seggen, Vader ick hebbe gesondight tegen Ga naar margenoot17 den hemel, ende voor u.

19

Ende ick en ben niet meer weerdigh uw’ sone genaemt te worden: Maeckt my als eenen van uwe huerlingen.

20

Ende opstaende gingh hy na sijnen [kolom] vader. Ende Ga naar margenoote als hy noch verre [van hem] was, sagh hem sijn vader, ende wiert met innerlicke ontferminge beweeght: ende [toe] loopende viel hem om sijnen hals, ende kuste hem.

21

Ende de sone seyde tot hem, Vader, Ick hebbe gesondight tegen den hemel, ende voor u, ende en ben niet meer weerdigh uw’ sone genaemt te worden.

22

Maer de vader seyde tot sijne dienstknechten, Brenght [hier] voort Ga naar margenoot18 het beste kleet, ende doet het hem aen, ende geeft eenen ringh aen sijne hant, ende schoenen aen de voeten.

23

Ende brenght het gemeste kalf, ende slacht het: ende laet ons eten ende vrolick zijn.

24

Want dese mijn soon was doot, ende is weder levendigh geworden: ende hy was verloren, ende is gevonden. Ende sy begonden vrolick te zijn.

25

Ende sijn Ga naar margenoot19 oudtste soon was in’t velt, ende alsoo hy quam, ende het huys genaeckte, hoorde hy het gesangh, ende het Ga naar margenoot20 gerey.

26

Ende tot hem geroepen hebbende een van de knechten, vraeghde wat dat mochte zijn.

27

Ende dese seyde tot hem, Uw’ broeder is gekomen, ende uw’ vader heeft het gemeste kalf geslachtet, om dat hy hem gesont weder ontfangen heeft.

28

Maer hy wiert toornigh, ende en wilde niet ingaen. Soo gingh dan sijn vader uyt, ende Ga naar margenoot21 badt hem.

29

Doch hy antwoordende seyde tot den vader, Siet, ick diene u [nu] soo vele jaren, ende en hebbe noyt uw’ gebodt over getreden, ende ghy en hebt my noyt een bocksken gegeven, op dat ick met mijne vrienden mochte vrolick zijn.

30

Maer als dese uwe sone gekomen is, die uw’ Ga naar margenoot22 goet met hoeren Ga naar margenoot23 doorgebracht heeft, soo hebt ghy hem het gemeste kalf geslachtet.

31

Ende hy seyde tot hem, Kint, ghy zijt altijt by my, ende alle het mijne Ga naar margenoot24 is uwe.

32

Men behoorde dan vrolick ende blijde te zijn, want dese uwe broeder was doot, ende is weder levendigh geworden: ende hy was verloren, ende is gevonden.

margenoota
Matth. 9.10. Marc. 2.15. Luce 5.29.
margenoot1
D. van alle plaetsen daer ontrent.
margenoot2
D. die in openbare grove sonden leefden. siet Psal. 1. vers 1. Matth. 9.10.
margenoot3
Gr. parabel.
margenootb
Matth. 18.12.
margenootc
1.Petr. 2.10.
margenoot4
Namelick, onder de Engelen Godts, gelijck hier na verklaert wort vers 10.
margenootd
Luce 5.32.
margenoot5
D. die alsoo niet afgedwaelt en zijn, gelijck staet Matth. cap. 18. vers 13. ende daerom niet en behoeven haer te bekeeren van soodanige groote afdwalinge ofte sonde. Hoewel andersins oock de heylighste van nooden hebben haer van hare dagelicksche swackheden te bekeeren, Iacob. 3.2. 1.Ioan. 1.8. Andre verstaen hier door de rechtveerdige, de gene die haer selven verkeerdelick wijs maken datse rechtveerdigh zijn, ende datse geen bekeeringe van noode en hebben, Matth. 9.13. Luce 18.9.
margenoot6
Gr. Drachmen, waer van de weerde over een komt met eenen Romeynschen denarius, of Spaenschen reael, ende onsen schellingh. Siet Matth. 18.28.
margenoot7
Door dese, als oock de twee voorgaende gelijckenissen, stelt Christus voor oogen de bereyde goetwilligheyt Godts, om de sondaren, als’se haer bekeeren, in genade te ontfangen: ende wil daer mede bewijsen, tegen het murmureeren der Pharizeen, dat hy dan oock wel dede, als hy met de sondaren omgingh, om haer tot bekeeringe te brengen, ende dat sy veel meer haer daer over behooren te verblijden.
margenoot8
Gr. jonger.
margenoot9
Dat is, dat my soude toevallen, namelick, na uwe doot. Siet versen 30, 31.
margenoot10
Gr. het leven, of, leeftocht, Dat is, de middelen om van te leven.
margenoot11
Gr. verstroyt, of, verquist.
margenoot12
Gr. stercken, of, geweldigen.
margenoot13
Gr. ackers.
margenoot14
Gr. Keratia, het welck beteeckent eygentlick de peulen, huyskens, ofte bolsters van sekere vruchten, gelijck de erweten ende boonen hebben, die men in die landen de verckens gaf te eten, gelijck men hier draf ofte spoelinge geeft. Ofte, soo andere meynen, een sekere vrucht in die landen, die de arme lieden ende verckens aten, gelijck in sommige plaetsen de eyckels gegeten werden.
margenoot15
Dat is, plachten te eten.
margenoot16
Of, in hemselven gaende.
margenoot17
Dat is, Godt die in den hemel is: gelijck Dan. 4.26. Matth. 21.25.
margenoote
Actor. 2.39. Ephes. 2.12, 17.
margenoot18
Gr. de eerste stole. Stolae waren lange kleederen, als tabbaerden. Siet Marc. 12.38.
margenoot19
Gr. de ouder.
margenoot20
Gr. Chorôn, het welck beteeckent een gerey van lieden die t’samen danssen, ofte singen, ofte andere vreught bedrijven.
margenoot21
Ofte, vermaende hem, namelick dat hy soude inkomen, ofte, riep hem.
margenoot22
Gr. leven, ofte, leeftocht: Gelijck vers 12.
margenoot23
Gr. opgegeten, ofte, verslonden.
margenoot24
Dat is, sal u ten laetsten toebehooren, want de jonghste hadde sijn goet wech.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken