Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xix. Capittel.

1 Zacheus soeckt Christum te sien, 6 ontfanght hem in sijn huys. 8 Betuyght sijne boetveerdigheyt, ende wort van Christo getroost. 11 Door de gelijckenisse van het uytdeelen der ponden, leert Christus dat men sijne gaven tot winste moet besteden. 29 Doet sijnen ingangh binnen Ierusalem rijdende op eenen ezel. 37 ende wort van de schare met geluckwenschinge ontfangen. 41 Weent over de stadt Ierusalem, ende voorseght hare verwoestinge. 45 Drijft de koopers ende verkoopers uyt den tempel. 47 De Overpriesters ende Schriftgeleerde soecken hem te dooden.

1

ENde [Jesus] Ga naar margenoot1 ingekomen zijnde, gingh hy door Ga naar margenoot2 Iericho:

2

Ende siet daer was een man met name geheeten Zacheus, ende dese was een Ga naar margenoot3 Overste der tollenaren, ende hy was rijck:

3

Ende socht Iesum te sien, wie hy was: ende en konde niet van wegen de schare, om dat hy kleyn Ga naar margenoot4 van persoon was.

4

Ende voor uyt loopende klam hy op eenen Ga naar margenoot5 wilden vijgeboom, op dat hy hem mochte sien: want hy door dien [wegh] soude voorby gaen.

5

Ende als Iesus aen die plaetse quam, opwaerts siende sagh hy hem, ende seyde tot hem, Zachee haest u ende komt af: want ick moet heden in uw’ huys Ga naar margenoot6 blijven.

6

Ende hy haestede hem ende quam af, ende ontfingh hem Ga naar margenoot7 met blijdtschap.

7

Ende alle die het sagen murmureerden, seggende, Hy is tot eenen sondigen man ingegaen om Ga naar margenoot8 te herbergen.

8

Ende Zacheus stont ende seyde tot den Heere, Siet de helft van mijne goederen, Heere, geve ick den armen: ende indien ick yemant yet Ga naar margenoot9 door bedrogh ontvreemt hebbe, dat geve ick Ga naar margenoot10 vier dubbel weder.

9

Ende Iesus seyde tot hem, Heden is desen Ga naar margenoot11 huyse saligheyt geschiet, nademael oock Ga naar margenoota dese Ga naar margenoot12 een sone Abrahams is.

10

Ga naar margenootb Want de Sone des menschen is gekomen, om te soecken ende saligh te maken dat verloren was.

[Folio 38r]
[fol. 38r]

11

Ende als sy dat hoorden, voeghde hy daer by, ende seyde een gelijckenisse, om dat hy na by Ierusalem was, ende [om dat] sy meynden dat Ga naar margenoot13 het Koninckrijcke Godts terstont soude openbaer worden.

12

Ga naar margenootc Hy seyde dan, Een seker welgeboren Ga naar margenoot14 man reysde in een verre [gelegen] lant, om voor hemselven een Koninckrijck te ontfangen, ende [dan] weder te keeren.

13

Ende geroepen hebbende sijne tien dienstknechten, gaf hy haer tien Ga naar margenoot15 ponden, ende seyde tot haer, Doet handelinge tot dat ick kome.

14

Ende sijne burgers hateden hem, ende sonden hem gesanten na, seggende, Wy en willen niet dat dese over ons Koningh zy.

15

Ende het geschiedde, doe hy weder quam, als hy het Koninckrijck ontfangen hadde, dat hy Ga naar margenoot16 seyde dat die dienstknechten tot hem souden geroepen worden, dien hy Ga naar margenoot17 het gelt gegeven hadde, op dat hy weten mochte, wat een yegelick met handelen gewonnen hadde.

16

Ende de eerste quam, ende seyde, Heere, uw’ pondt heeft tien ponden daer toe gewonnen.

17

Ende hy seyde tot hem, Wel, ghy goede dienstknecht, dewijle ghy in ’t minste getrouw’ zijt geweest, soo hebt Ga naar margenoot18 macht over tien steden.

18

Ende de tweede quam ende seyde, Heere, uw’ pondt heeft vijf ponden Ga naar margenoot19 gewonnen.

19

Ende hy seyde oock tot desen, Ende ghy, weest over vijf steden.

20

Ende een ander quam seggende, Heere, siet [hier] uw’ pondt, ’t welck ick in eenen Ga naar margenoot20 sweetdoeck wech geleyt hadde:

21

Want ick vreesde u, om dat ghy een straf mensche zijt, ghy neemt wech dat ghy niet geleght en hebt, ende ghy maeyt dat ghy niet gezaeyt en hebt.

22

Maer hy seyde tot hem, Ga naar margenootd Uyt uwen mont sal ick u oordeelen, ghy boose dienstknecht: ghy wist dat ick een straf mensche ben, nemende wech dat ick niet geleght en hebbe, ende maeijende dat ick niet gezaeyt en hebbe.

23

Waerom en hebt ghy dan mijn gelt niet in de Ga naar margenoot21 banck gegeven, ende ick komende hadde het selve met Ga naar margenoot22 woecker mogen eysschen?

24

Ende hy seyde tot de gene die by hem stonden, Neemt dat pondt van hem wech, ende geeft het dien, die de tien ponden heeft.

25

Ende sy seyden tot hem, Heere hy heeft tien ponden.

26

Ga naar margenoote Want ick segge u, Ga naar margenoot23 dat eenen yegelicken die heeft sal gegeven worden: maer van den genen die niet en heeft, van dien sal genomen worden oock dat hy heeft.

27

Doch Ga naar margenoot24 dese mijne vyanden, die niet en hebben gewilt, dat ick over haer Koningh soude zijn, brenght hier, ende Ga naar margenoot25 slaetse [hier] voor my doot.

28

Ende dit geseght hebbende reysde hy Ga naar margenoot26 voor [haer] henen, ende gingh op na Ierusalem.

29

Ga naar margenootf Ende het geschiedde als hy na by Ga naar margenoot27 Bethphage ende Bethanien gekomen was, aen den bergh genaemt Ga naar margenoot28 den olijfbergh, dat hy twee van sijne discipelen uyt sondt,

30

Seggende, Gaet henen in dat vleck, dat tegen over is: in het welck inkomende sult ghy Ga naar margenoot29 een veulen gebonden vinden, waer op geen mensche oyt en heeft geseten: ontbindt het selve, ende brenght het.

31

Ende indien yemant u vraeght, Waerom ontbindt ghy [dat?] soo sult ghy [kolom] alsoo tot hem seggen, Om dat het de Heere van noode heeft.

32

Ende die uytgesonden waren, henen gegaen zijnde, vonden ’t gelijck hy haer geseght hadde.

33

Ende als sy het veulen ontbonden, seyden de heeren des selven tot haer, Waerom ontbindt ghy het veulen?

34

Ende sy seyden, De Heere heeft het van noode.

35

Ga naar margenootg Ende sy Ga naar margenoot30 brachten het selve tot Iesum. Ga naar margenooth Ende hare Ga naar margenoot31 kleederen op het veulen geworpen hebbende, setteden Ga naar margenoot32 sy Iesum daer op.

36

Ende als hy [voort] reysde, spreydden sy hare kleederen onder [hem] op den wegh.

37

Ende als hy nu genaeckte aen den afgangh des olijfberghs, begon alle de menighte Ga naar margenoot33 der discipelen haer te verblijden, ende Godt te loven met grooter stemme, van wegen alle Ga naar margenoot34 de krachtige daden die sy gesien hadden,

38

Seggende, Ga naar margenooti Ga naar margenoot35 Gezegent is de Koningh die daer komt in den name des Heeren: Ga naar margenootk Ga naar margenoot36 Vrede [zy] in den hemel, ende heerlickheyt in de hooghste [plaetsen.]

39

Ende sommige der Pharizeen uyt de schare seyden tot hem, Meester bestraft uwe discipelen.

40

Ende hy antwoordende seyde tot haer, Ick segge u-lieden dat, soo dese swijgen, Ga naar margenootl de steenen haest roepen sullen.

41

Ende als hy na by quam, ende de stadt sagh, weende hy over haer,

42

Seggende, Och of ghy oock bekendet, oock noch in Ga naar margenoot37 desen uwen dagh, het gene tot uwen vrede [dient!] Maer nu is het verborgen voor uwe oogen.

43

Want daer sullen dagen over u komen, dat uwe Ga naar margenoot38 vyanden Ga naar margenoot39 een begravinge rontom u sullen opwerpen, ende sullen u omcingelen, ende u van alle zijden benauwen.

44

Ga naar margenootm Ende sullen u tot den gront neder werpen, ende uwe Ga naar margenoot40 kinderen in u: ende sy en sullen in u den [eenen] steen op den [anderen] steen niet laten: daerom dat ghy Ga naar margenoot41 den tijt uwer besoeckinge niet bekent en hebt.

45

Ende gegaen zijnde in den tempel, begon hy uyt te drijven de gene die daer in verkochten ende kochten,

46

Seggende tot haer, Ga naar margenootn Daer is geschreven, Ga naar margenoot42 Mijn huys is een huys des gebedts: maer ghy hebt dat tot een kuyl der moordenaren gemaeckt.

47

Ende hy leerde dagelicks in den tempel: Ga naar margenooto ende d’Overpriesters, ende de Schriftgeleerde, ende Ga naar margenoot43 de Overste des volcks sochten hem Ga naar margenoot44 te dooden:

48

Ende sy en vonden niet, wat sy doen souden: want alle het volck Ga naar margenoot45 hingh hem aen, ende hoorde [hem.]

margenoot1
Namelick, in de stadt. Siet Cap. 18. vers 35.
margenoot2
Van de gelegentheyt van dese stadt, siet Marc. 10.46
margenoot3
In elcke Provintie ende stadt waren verscheydene tollenaren, onder welcke een de opperste was, die de tollen aen de Romeynen moest verantwoorden. siet dergelijcke by Iosephum Antiq. lib. 12. cap. 4.
margenoot4
Gr. statuere, ofte, lenghte
margenoot5
Gr. Sycomoraea, was een boom in Syrien ende Egypten, hebbende de grootte ende de bladeren van een moerbesienboom, ende vruchten als vijgen, doch sonder kernen. Plin, lib. 13. cap. 7.
margenoot6
D. herbergen, gelijck vers 7. verklaert wort.
margenoot7
Gr. blijde zijnde.
margenoot8
Gr. uyt te spannen: een wijse van spreken genomen van het uytspannen der peerden, als men voor de herberge komt.
margenoot9
Of, door valsch aenbrengen, ofte beschuldigen, afgenomen hebbe. Siet Luce 3.14.
margenoot10
Namelick, volgens de wet der straffe over de dieverije, Exod. 22. vers 1. 2.Sam. 12.6.
margenoot11
D. huysgesin: alsoo de huysvader in Christum geloovende het geheele huysgesin in het verbont oock gereeckent wort, volgens de belofte Genes. 17.7. Actor. 2.39. Act. 16.15, 33. ’t en zy datse door haer ongeloovigheyt dese genade verwerpen.
margenoota
Luce 13.16.
margenoot12
Namelick, niet alleen na den vleesche, maer oock na de belofte, Rom. 9.8.
margenootb
Matth. 18.11. ende 10.6. ende 15.24. Actor. 13.46.
margenoot13
Namelick, het welck sy haer inbeeldden een wereltsch Koninckrijck te sullen zijn.
margenootc
Matth. 25.14. Marc. 13.34.
margenoot14
Gr. mensche. Door desen welgeboren man verstaet hy hemselven: door de dienstknechten sijne discipelen, ende voornamelick de leeraers: door dese burgers de hardtneckige Ioden: door het verre gelegen lant, den hemel: door de ponden de geestelicke gaven: door het wederkomen, sijne laetste komste om te oordeelen, ende door het geven der steden, de geestelicke ende eeuwige belooninge.
margenoot15
Gr. Mna, in het Latijn Mina: welcke gereeckent wort op sestigh gemeene sikels, ofte hondert ende twintigh denarien ofte drachmen silvers. siet Ezech. 45. vers 12. ende wat een denarius doet, siet Matth. 18.28. Soo men dese Mina wil verstaen van gout, soo bedraeghtse soo veel meer, als het gout weerdiger is als het silver.
margenoot16
D. beval.
margenoot17
Gr. het silver.
margenoot18
Ofte, gebiedt.
margenoot19
Gr. gemaeckt.
margenoot20
Ofte neusdoeck, ofte, lijnendoeck.
margenootd
2.Sam. 1.16. Matth. 12.37.
margenoot21
Gr. tafel, dat is, den genen die tafel ofte banck houden, om gelt op wissel ofte winste uyt te geven.
margenoot22
D. winste. Niet dat de Heere onbehoorlicken woecker soude prijsen, maer dat hy daer mede wil leeren, dat men sijne gaven tot winste ende stichtinge onses naesten, ende tot Godes eere moet besteden. Siet dergelijck Matth. 25.27.
margenoote
Matth. 13.12. ende 25.29. Marc. 4.25. Luce 8.18.
margenoot23
Dese reden en past niet op het naeste, maer op ’t 24 vers, waer van siet Matt. cap. 13. vers 12.
margenoot24
Hier door worden de hardtneckige Ioden verstaen, die vers 14. sijne burgers genaemt worden, ende door hare wederspannigheyt sijne vyanden waren geworden.
margenoot25
Gr. slachtse.
margenoot26
Of, voor henen, om te betoonen sijne gewilligheyt ende vrymoedigheyt in ’t aengaen van sijn lijden.
margenootf
Matth. 21.1. Marc. 11.1.
margenoot27
Hoe verre dese plaetsen van Ierusalem gelegen waren, siet Matth. 21. vers 1.
margenoot28
Gr. der olijven, Namelick, bergh.
margenoot29
Namelick, van eene ezelinne, met sijn moeder. Siet Matth. c. 21. vers 2. Marc. 11.2.
margenootg
Ioan. 12.14.
margenoot30
Gr. leydden ’t.
margenooth
2.Reg. 9.13.
margenoot31
D. opperkleederen ofte mantels.
margenoot32
Nam. vele uyt de schare, Marc. 11.8.
margenoot33
Namel. soo die hem gevolght waren, als die hem uyt Ierusalem te gemoete gekomen waren, Ioan. 12.12, 13.
margenoot34
Gr. de krachten.
margenooti
Psalm 118.26.
margenoot35
Siet hier van Matth. 21.9.
margenootk
Luce 2.14. Ephes. 2.14.
margenoot36
D. Godt zy bevredight ende versoent met de menschen, door de komste deses Koninghs, ende daer door verheerlickt.
margenootl
Habak. 2.11.
margenoot37
Nam. op welcken ick nu voor de laetste reyse tot u kome, ende u waerschouwe, tot uwe behoudinge ende saligheyt: Dit is een afgebrokene reden, waer op moet worden verstaen, hoe geluckigh soudt ghy dan zijn? ofte yet dergelijcks.
margenoot38
Namelick, de Romeynen. Siet de vervullinge hier van by Iosephus, van de Ioodsche oorlogen in het seste boeck.
margenoot39
Ofte, wal van uytgegravene aerde opgeworpen.
margenootm
1.Reg. 9.7, 8. Mich. 3.12. Matth. 24.1, 2. Marc. 13.2. Luce 21.6.
margenoot40
D. inwoonders, gelijck Matt. 23.37.
margenoot41
Namel. in welcke u door de predicatie des Euangeliums de genade Godts nu wort aengeboden.
margenootn
1.Reg. 8.29. Iesai. 56.7. Ierem. 7.11. Matth. 21.13. Marc. 11.17.
margenoot42
D. den tempel.
margenooto
Marc. 11.8. Ioan. 7.19. ende 8.37.
margenoot43
Gr. de eerste, of, voornaemste.
margenoot44
Gr. verderven, ofte, vernielen.
margenoot45
Gr. hingh van hem, D. hingh hem aen: ofte was seer begeerigh om hem te hooren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken