Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xx. Capittel.

1 Christus van de Overpriesters ende Pharizeen gevraeght zijnde, uyt wat macht hy dese dingen dede, antwoort met een wedervrage, van waer de doop Ioannis was. 9 Dreyght haer Godts straffe door de gelijckenisse van eenen wijngaert aen de lantlieden verhuert, die de dienstknechten hares heeren mishandelden, ende sijnen sone doodden. 20 Beantwoort de vrage, of het geoorloft was den Keyser schattinge te geven. 27 Bewijst uyt de wet Mosis de opstandinge der dooden, tegen der Sadduceen voorstellinge van seven broeders die eene selve vrouwe gehadt hadden. 41 Vraeght hoe Christus een sone Davids is, daer David hem sijnen Heere noemt. 45 Waerschouwt het volck voor de eergierigheyt ende geveynstheyt der Schriftgeleerde.

1

Ga naar margenoota ENde het geschiedde in een van die dagen, als hy in den tempel het volck leerde, ende Ga naar margenoot1 het Euangelium verkondighde, dat de Overpriesters ende Schriftgeleerde met de Ouderlingen daer over quamen.

[Folio 38v]
[fol. 38v]

2

Ende spraken tot hem, seggende, Seght ons Ga naar margenoot2 door wat Ga naar margenoot3 macht ghy Ga naar margenoot4 dese dingen doet: Ofte wie hy is die u dese macht heeft gegeven?

3

Ende hy antwoordende seyde tot haer, Ick sal u oock Ga naar margenoot5 een woort vragen: ende segget my,

4

Ga naar margenoot6 De Doop Ioannis was die Ga naar margenoot7 uyt den hemel, ofte uyt de menschen?

5

Ende sy overleyden Ga naar margenoot8 onder haer, seggende, Indien wy seggen, Uyt den hemel: soo sal hy seggen, Waerom en hebt ghy dan hem niet gelooft?

6

Ende indien wy seggen, Uyt de menschen: soo sal ons alle het volck steenigen: Want sy houden voor seker dat Ioannes een Propheet was.

7

Ende sy antwoordden, dat sy niet en wisten van waer Ga naar margenoot9 [die was.]

8

Ende Iesus seyde tot haer, Soo en segge ick u oock niet, Ga naar margenoot10 door wat macht ick dese dingen doe.

9

Ga naar margenootb Ende hy begon tot het volck Ga naar margenoot11 dese gelijckenisse te seggen, Een seker mensche plantede eenen wijngaert, ende hy verhuerde dien aen lantlieden, ende trock Ga naar margenoot12 eenen langen tijt buyten ’s lants.

10

Ende als het Ga naar margenoot13 de tijt was, sandt hy tot de lantlieden eenen dienstknecht, op dat sy hem van de vrucht des wijngaerts geven souden: maer de lantlieden sloegen den selven, ende sonden [hem] ledigh henen.

11

Ende Ga naar margenoot14 wederom sandt hy noch eenen anderen dienstknecht, maer oock dien geslagen ende smadelick gehandelt hebbende, sonden sy [hem] ledigh henen.

12

Ende wederom sandt hy noch eenen derden: maer sy verwondden oock desen, ende wierpen [hem] uyt.

13

Ende de heere des wijngaerts seyde, Ga naar margenoot15 Wat sal ick doen? Ick sal mijnen geliefden sone senden: mogelick desen siende sullen sy [hem] ontsien.

14

Maer als de lantlieden hem sagen, overleyden sy onder malkanderen, ende seyden, Ga naar margenootc Dese is de erfgenaem, Ga naar margenootd komt, laet ons hem dooden, op dat de erffenisse onse worde.

15

Ende als sy hem buyten den wijngaert uytgeworpen hadden, doodden sy [hem.] Wat sal dan de heere des wijngaerts haer doen?

16

Hy sal komen ende dese lantlieden verderven, ende sal den wijngaert aen Ga naar margenoot16 andere geven. Ende als sy [dat] hoorden, seyden sy, Ga naar margenoot17 Dat zy verre.

17

Maer hy saghse aen, ende seyde, Wat is dan dit, het welck Ga naar margenoote geschreven staet, Ga naar margenoot18 De steen dien de bouwlieden verworpen hebben, dese is tot een hooft des hoecks geworden?

18

Ga naar margenootf Een yegelick die Ga naar margenoot19 op dien steen valt, sal verplettert worden, Ga naar margenootg ende Ga naar margenoot20 op wien hy valt, dien sal hy vermorselen.

19

Ende de Overpriesters ende de Schriftgeleerde sochten te dier selver ure de handen aen hem te slaen: maer sy vreesden het volck: want sy verstonden dat hy dese gelijckenisse tegen haer gesproken hadde.

20

Ga naar margenooth Ende sy namen [hem] waer, ende sonden Ga naar margenoot21 verspieders uyt, die haer selven veynsden Ga naar margenoot22 rechtveerdigh te zijn: op dat sy hem in [sijne] reden Ga naar margenoot23 vangen mochten, om hem der heerschappije ende der macht des Stadthouders over te leveren.

21

Ende sy vraeghden hem, seggende, Meester wy weten dat ghy recht spreeckt, ende leert, ende Ga naar margenoot24 den persoon niet aen en neemt, maer leert den wegh Godts in der waerheyt, [kolom]

22

Is ’t Ga naar margenoot25 ons geoorlooft den Keyser schattinge te geven, ofte niet?

23

Ende hy hare arghlistigheyt bemerckende, seyde tot haer, Wat versoeckt ghy my?

24

Toont my eenen Ga naar margenoot26 penningh: wiens beelt ende opschrift heeft hy? Ende sy antwoordende seyden, Des Keysers.

25

Ende hy seyde tot haer, Ga naar margenooti Geeft dan den Keyser dat des Keysers is, ende Gode dat Godes [is.]

26

Ende sy en konden hem in [sijn] woort niet Ga naar margenoot27 vatten voor den volcke: ende haer verwonderende over sijne antwoorde swegen sy stille.

27

Ga naar margenootk Ende tot hem quamen sommige der Ga naar margenoot28 Sadduceen, welcke Ga naar margenoot29 tegensprekende [seggen] datter geen opstandinge en is, ende vraeghden hem,

28

Seggende, Meester, Ga naar margenootl Moses heeft ons Ga naar margenoot30 geschreven, Soo yemants broeder sterft, die een wijf heeft, ende hy sterft sonder kinderen, dat sijn broeder het wijf nemen sal, ende sijnen broeder Ga naar margenoot31 zaet verwecken.

29

Daer waren nu seven broeders: ende de eerste nam een wijf, ende hy stierf sonder kinderen.

30

Ende de tweede nam dat wijf, ende [oock] dese stierf sonder kinderen.

31

Ende de derde nam het selve [wijf:] ende desgelijcks oock Ga naar margenoot32 de seven, ende en hebben geen kinderen na gelaten, ende zijn gestorven.

32

Ende ten laetsten na alle stierf oock het wijf.

33

In de opstandinge dan, wiens wijf van desen sal sy zijn? Want die seven hebben deselve tot een wijf gehadt.

34

Ende Iesus antwoordende seyde tot haer, De kinderen Ga naar margenoot33 deser eeuwe trouwen, ende worden ten houwelicke uytgegeven:

35

Maer die weerdigh sullen Ga naar margenoot34 geacht zijn Ga naar margenoot35 die eeuwe te verwerven, ende de opstandinge uyt den dooden, en sullen noch trouwen, noch ten houwelicke uytgegeven worden.

36

Want sy en konnen niet meer sterven: want sy zijn, Ga naar margenootm den Engelen gelijck. Ende sy zijn Ga naar margenoot36 kinderen Godts, dewijle sy kinderen der opstandinge zijn.

37

Ende dat de doode opgeweckt sullen worden, heeft oock Ga naar margenoot37 Moses Ga naar margenoot38 aengewesen by den doornenbosch, Ga naar margenoot39 als hy Ga naar margenootn den Heere noemt den Godt Abrahams, ende den Godt Isaacs, ende den Godt Iacobs.

38

[Godt] nu en is niet een Godt der doode, maer der levende: want Ga naar margenoot40 sy leven hem alle.

39

Ende sommige der Schriftgeleerde antwoordende seyden, Meester ghy hebt wel geseght.

40

Ende Ga naar margenoot41 sy en dorfden hem niet meer yet vragen.

41

Ga naar margenooto Ende hy seyde tot haer, Hoe seggen sy, dat de Christus Davids sone is?

42

Ende David selve seght in het boeck der Psalmen, Ga naar margenootp De Heere heeft geseght tot mijnen Heere, Sit aen mijner rechter [hant.]

43

Tot dat ick uwe vyanden sal geset hebben tot een voetbanck uwer voeten.

44

David dan noemt hem [sijnen] Heere, ende Ga naar margenoot42 hoe is hy sijn sone?

45

Ende daer alle het volck [het] hoorde, seyde hy tot sijne discipelen,

46

Ga naar margenootq Wacht u van de Schriftgeleerde,

[Folio 39r]
[fol. 39r]

die daer willen wandelen in Ga naar margenoot43 lange kleederen, ende beminnen de groetingen op de merckten, ende de voor-gestoelten in de Synagogen, ende de voor-aensittingen in de Ga naar margenoot44 maeltijden:

47

Ga naar margenootr Die der weduwen Ga naar margenoot45 huysen op eten, ende onder eenen schijn lange gebeden doen: Dese sullen Ga naar margenoot46 swaerder Ga naar margenoot47 oordeel ontfangen.

margenoota
Matth. 21.23. Marc. 11.27. Actor. 4.7. ende 7.27.
margenoot1
Gr. Euangelizeerde.
margenoot2
Gr. in hoedanige.
margenoot3
D. autoriteyt.
margenoot4
Namel. die in het voorgaende Capittel verhaelt worden.
margenoot5
D. een dingh, ofte sake. Hebr.
margenoot6
Siet hier van d’aenteeckeninge op Matth. 21.25.
margenoot7
D. van Godt: gelijck Luce 15.18.
margenoot8
Ofte, by haerselven.
margenoot9
Namel. de doop Ioannis.
margenoot10
Gr. in.
margenootb
Psalm 80.9. Iesa. 5.1. Ierem. 2.21. ende 12.10. Matth. 21.33. Marc. 12.1.
margenoot11
Van dese gelijckenisse siet de verklaringe Matth. 21.33.
margenoot12
Gr. genoeghsame, of, tamelicke tijden.
margenoot13
Namel. dat de vruchten rijp zijnde ingesamelt worden. siet Matth. 21.34.
margenoot14
Gr. ende hy dede daer toe, ende sondt. Hebr. Gelijck oock in het volgende vers.
margenoot15
Dit zijn woorden uytdruckende niet eenige twijfelinge, maer na menschelicke wijse van spreken, een groote genegentheyt om haer te rechte te brengen: gelijck Hose. 6.4.
margenootc
Psalm 2.8. Hebr. 1.2.
margenootd
Genes. 37.18. Psalm 2.1. Matth. 26.3. ende 27.1. Ioan. 11.53.
margenoot16
Nam. den Heydenen, Matt. 21.43.
margenoot17
Namel. dat wy den sone souden dooden, ende dat ons sulcks soude overkomen, als ghy hier seght.
margenoote
Psalm 118.22. Iesa. 8.14. ende 28.16. Matth. 21.42. Marc. 12.10. Actor. 4.11. Rom. 9.33. 1.Petr. 2.4, 7.
margenoot18
Siet d’aent. op Matth. 21.42.
margenootf
Iesa. 8.15. Zachar. 12.3.
margenoot19
D. die haer aen hem stooten, ende hem ongehoorsaem zijn, 1.Petr. 2.7, 8.
margenootg
Dan. 2.34.
margenoot20
Namel. door de swaerte sijnes oordeels ende straffe, Psalm 2.9.
margenooth
Matth. 22.16. Marc. 12.13.
margenoot21
Ofte, laeghleggers.
margenoot22
D. als die oprechtelick met hem wilden handelen, ende niet geerne en souden yet doen ofte lijden dat onrecht ware, ofte tegen Godts bevel.
margenoot23
D. behalen, ofte achterhalen, ofte sijne reden berispen.
margenoot24
Gr. aengesicht. Siet de verklaringe Matth. 22.16.
margenoot25
Namel. die wy Ioden ende Godts volck zijn, aen eenen Heydenschen Keyser. Van dese schattinge siet Matth. 17.24.
margenoot26
Gr. denarius, waer van siet Matth. 22. vers 19.
margenooti
Matth. 17, 25. ende 22.21. Rom. 13.7.
margenoot27
Ofte, behalen, achterhalen. Ofte, sijn woort berispen.
margenootk
Matth. 22.23. Marc. 12.18. Actor 23.8.
margenoot28
Van de secte der Sadduceen siet breeder Actor. 23.8.
margenoot29
Gr. tegenspreken, Namel. de rechte leere van desen artijckel.
margenootl
Deuter. 25.5.
margenoot30
Dat is, in sijne schriften bevolen, Deuter. 25.5.
margenoot31
D. een sone by haer gewinnen, die des eersten broeders name soude dragen, ende sijn erfgenaem zijn.
margenoot32
Dat is, de andere vier tot seven toe.
margenoot33
Door dese worden verstaen, niet de wereltsche menschen, gelijck Luce 16.8. maer de gene die in dese werelt leven. Want het houwelick is eerlick onder allen, Hebr. 13.4.
margenoot34
Namelick, van Godt uyt genade, 2.Thess. 1 versen 5, 11. alsoo wort dit woort oock genomen in het volgende Capittel, vers 36.
margenoot35
D. het eeuwige leven, ende de opstandinge ter heerlickheyt in de toekomende eeuwe. Want de godtloose sullen oock opstaen, maer ter verdoemenisse, Ioan. 5.29.
margenootm
1.Ioan. 3.2.
margenoot36
Namel. geopenbaert in heerlickheyt, dewijle sy der saliger opstandinge deelachtigh zijn. Siet 1.Ioan. 3.2.
margenoot37
Christus bewijst de opstandinge der dooden uyt de schriften Mosis, om dat de Sadduceen deselve daer tegen hadden voort gebracht.
margenoot38
Ofte, te kennen gegeven, getoont, namelick in de beschrijvinge van de verschijninge des Heeren in den doornenbosch.
margenoot39
Van de kracht deses besluyt-redens siet Matth. 22.32.
margenootn
Exod. 3.6. Actor. 7.32. Hebr. 11.16.
margenoot40
Namelick, niet alleen na de ziele, die onsterffelick is, maer oock na het lichaem: om dat het selve weder opgeweckt sal worden, ende by Godt alle toekomende dingen alreede als tegenwoordigh zijn, Rom. 4.17.
margenoot41
Namelick, de Schriftgeleerde. siet Marc. 12.34.
margenooto
Matth. 22.42. Marc. 12.35.
margenootp
Psalm 110.1. Actor. 2.34. 1.Corinth.15.25. Hebr. 1.13. ende 10.13.
margenoot42
D. indien hy alleen een sone Davids, dat is, een bloot mensche uyt David is, hoe noemt hem dan David, die een souvereyn Koningh was ende geenen heer boven hem en erkende als Godt alleen, sijnen Heere. Waer op sy niet en konden antwoorden, om datse den Messiam niet en hielden waerachtigh Godt te zijn.
margenootq
Matth. 23.5, 6. Marc. 12.38, 39. Luce 11.43.
margenoot43
Gr. Stolais. siet Marc. 12.38.
margenoot44
Gr. Avontmalen.
margenootr
Matth. 23.14. Marc. 12.40. 2.Timoth. 3.6. Titum 1.11.
margenoot45
D. de middelen waer door sy hare huysgesinnen souden onderhouden.
margenoot46
Gr. overvloediger.
margenoot47
D. straffe in het oordeel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken