Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

1 Christus in de bruyloft tot Cana verandert het water in wijn. 11 ’t Welck het beginsel is van sijne wonderwercken. 12 Gaet na Capernaum. 13 ende van daer na Ierusalem, op het feest van Paesschen. 14 Drijft de verkoopers ende wisselaers uyt den tempel. 18 De Ioden begeeren een teecken, welcke hy wijst op het breken ende weder oprechten van den tempel sijns lichaems. 23 Vele siende sijne wonderwercken gelooven in hem. 24 Doch hy en betrouwt hemselven haer niet, om dat hy haer herte kende.

1

ENde op den Ga naar margenoot1 derden dagh was daer een bruyloft te Cana Ga naar margenoot2 in Galileen: ende de moeder Iesu was aldaer.

2

Ende Iesus was oock Ga naar margenoot3 genoodt, ende sijne discipelen, tot de bruyloft.

3

Ende als ’er wijn gebrack, seyde de

[Folio 43v]
[fol. 43v]

moeder Iesu tot hem, Sy en hebben geenen wijn.

4

Iesus seyde tot haer, Ga naar margenoot4 Vrouwe, Ga naar margenoot5 wat hebbe ick met u [te doen?] Mijne Ga naar margenoot6 ure en is noch niet gekomen.

5

Sijne moeder seyde tot de dienaers, Soo wat hy u-lieden sal seggen, [dat] doet.

6

Ende aldaer waren ses steenen watervaten gestelt Ga naar margenoota na Ga naar margenoot7 de reyniginge der Ioden, elck houdende twee ofte drie Ga naar margenoot8 metreten.

7

Iesus seyde tot haer, Vullet de watervaten met water. Ende sy vuldense tot boven toe.

8

Ende hy seyde tot haer, Schept nu, ende draeght het tot den Ga naar margenoot9 hofmeester, ende sy droegen ’t.

9

Als nu de hofmeester het water, dat wijn geworden was, geproeft hadde (ende hy en wist niet van waer [de wijn] was, maer de dienaren die het water geschept hadden wisten ’t) soo riep de hofmeester den bruydegom,

10

Ende seyde tot hem, Alle Ga naar margenoot10 man set eerst den goeden wijn op, ende wanneer men Ga naar margenoot11 wel gedroncken heeft, als dan den minderen: [maer] ghy hebt den goeden wijn tot nu toe bewaert.

11

Dit Ga naar margenoot12 beginsel der teeckenen heeft Iesus gedaen te Cana in Galileen, ende heeft sijne Ga naar margenoot13 heerlickheyt geopenbaert: ende sijne discipelen Ga naar margenoot14 geloofden in hem.

12

Daer na gingh hy af na Capernaum, hy ende sijne moeder, ende sijne Ga naar margenoot15 broeders, ende sijne discipelen, ende en bleven aldaer niet vele dagen.

13

Ende het Ga naar margenoot16 Pascha der Ioden was na by, ende Iesus gingh op na Ierusalem.

14

Ga naar margenootb Ende hy vondt in den tempel Ga naar margenoot17 die ossen, ende schapen, ende duyven verkochten, ende de wisselaers [daer] sittende:

15

Ende een geessel van touwkens gemaeckt hebbende, Ga naar margenoot18 dreef hy’se alle uyt den tempel, oock de schapen ende de ossen: ende Ga naar margenoot19 het gelt der wisselaren stortede hy uyt, ende keerde de tafelen om.

16

Ende hy seyde tot de gene die de duyven verkochten, Neemt dese dingen van hier wech: en maeckt niet het huys mijns Vaders tot een huys van koophandel.

17

Ende sijne discipelen wierden indachtigh dat’er geschreven is, Ga naar margenootc Den yver uwes huys heeft my Ga naar margenoot20 verslonden.

18

De Ioden antwoordden dan, ende seyden tot hem, Ga naar margenootd Wat teecken toont ghy ons, Ga naar margenoot21 dat ghy dese dingen doet?

19

Iesus antwoordde ende seyde tot haer: Ga naar margenoote Ga naar margenoot22 Breket desen tempel, ende in drie dagen sal ick den selven oprechten.

20

De Ioden seyden dan, Ga naar margenoot23 Ses en veertigh jaren is [over] desen tempel gebouwt, ende ghy, sult ghy dien in drie dagen oprechten?

21

Maer hy seyde [dit] van Ga naar margenoot24 den tempel sijns lichaems.

22

Daerom als hy opgestaen was van den dooden, Ga naar margenootf wierden sijne discipelen gedachtigh, dat hy dit tot haer geseght hadde: ende sy geloofden de Schrift, ende het woort, dat Iesus gesproken hadde. [kolom]

23

Ende als hy te Ierusalem was, op het Pascha in het feest, Ga naar margenoot25 geloofden vele in sijnen name, siende sijne teeckenen die hy dede.

24

Maer Iesus selve en betrouwde haer hemselven niet, om dat hy’se alle kende:

25

Ende dat hy niet van nooden en hadde dat yemant getuygen soude van den mensche, Ga naar margenootg want hy selve Ga naar margenoot26 wist wat in den mensche was.

margenoot1
Namelick, na sijn vertreck naer Galileen, waer van Capit. 1. vers 44. gesproken wort.
margenoot2
Dat is, gelegen in Galileen, ontrent drie uren gaens van Nazareth. Wort alsoo genaemt om te onderscheyden van een ander Cana gelegen by de palen van Phenicien, in de stamme Aser, Iosu. 19.28.
margenoot3
Gr. geroepen.
margenoot4
Soo noemt Christus sijne moeder, niet uyt kleynachtinge, maer om aen te wijsen, dat hare moederlicke autoriteyt in saken sijn ampt aengaende niet en moest gelden, maer alleen sijn Godtlick beroep.
margenoot5
Gr. wat is my ende u. Een Hebreeusche maniere van spreken met sich brengende eene bestraffinge. Siet 2.Sam. 16. vers 10. ende 19.22.
margenoot6
Dat is, het en is noch den bequamen tijt niet.
margenoota
Marc. 7.3.
margenoot7
D. na de wijse van de reyniginge der Ioden, waer van siet Matth. 15.2. ende cap. 23. vers 25. Marc. 7. versen 4, 8. Luce 11.39.
margenoot8
Elck Metretes hieldt, gelijck sommige reeckenen, ontrent hondert ende twintigh ponden nats, elck pondt nu voor een halve pinte gereeckent zijnde, soude elcke metretes houden ontrent vijftien stoopen. Soo dat de watervaten van twee metreten souden houden ontrent dertigh stoopen, ende van drie metreten vijf ende veertigh stoopen.
margenoot9
Gr. Architriclinos, D. de Overste van de eetsale, die by ons gemeenlick schafmeester, ofte hofmeester, genaemt wort.
margenoot10
Gr. mensche.
margenoot11
Gr. als sy droncken geworden zijn, D. door den dranck verheught zijn geworden. Want dit woort en beteeckent niet altijt het gene eygentlick dronckenschap genaemt wort, maer oock een milde nuttinge des drancks, sonder overdaet, tot verheuginge. Siet Genes. 43. vers 34. Hagg. 1.6.
margenoot12
D. het eerste van alle de mirakelen, die hy oyt in ’t openbaer gedaen heeft: ofte het eerste dat hy in Galileen gedaen heeft, gelijck men kan afnemen uyt Ioan 4.46, 54.
margenoot13
D. de kracht ende majesteyt sijner Godtlicker nature.
margenoot14
Dat is, wierden daer door in het geloove versterckt, dat hy de Sone Godts ende de ware Messias was. Want datse te voren al geloofden, blijckt uyt Ioan. 1. versen 41, 46, 50.
margenoot15
D. sijne bloetverwanten. Siet Matth. 12.46.
margenoot16
Dit was het eerste Pascha na sijnen doop, op welck hy den selven tempel noch eens reynight ontrent sijn laetste Pascha. Siet Matth. c. 21. vers 12. Luce 19.45.
margenootb
Matth. 21.12. Marc. 11.15. Luce 19.45.
margenoot17
Siet hier van Matth. 21.12.
margenoot18
Gr. wierp hyse alle uyt.
margenoot19
Het Griecks woort beteeckent kleyn gelt, waer mede het groot gelt verwisselt wort.
margenootc
Psalm 69.10.
margenoot20
Gr. opgegeten.
margenootd
Matth. cap. 12. vers 38. ende 16.1. Marc. 8.11. Luce 11.29. Ioan. 6.30.
margenoot21
Ofte, waerom, dewijle.
margenoote
Matth. 26.61. ende 27.40. Marc. 14. vers 58. ende cap. 15. vers 29.
margenoot22
Gr. ontbindet, ofte, ontdoet.
margenoot23
Namelick, na dat de Ioden uyt de Babylonische gevangenisse waren weder gekeert. Waer van siet Ezra capp. 4. 5. 6. ende Ioseph. Antiq. lib. 11. capp. 1. 2. 3. 4.
margenoot24
Dat is, van sijn eygen lichaem, ofte menschelicke nature, in welcke de volheyt der Godtheyt lichamelick als in haren tempel woont, Coloss. 2.9. ende waer van desen tempel te Ierusalem een voorbeelt was.
margenootf
Luce 24.8.
margenoot25
Namelick, met een bloote kennisse ende toestemminge, sonder rechten gront ende vertrouwen, gelijck blijckt uyt het volgende vers.
margenootg
1.Sam. 16.7. 1.Paral. 28.9. Psalm 7.10. ende 103.14. Ierem. 11.20. ende 17.10. ende 20.12. Ioan. 6.64.
margenoot26
Namelick, als waerachtigh Godt, ende kenner der herten, Apoc. 2.23.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken