Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het iiij. Capittel.

1 Den Apostel gaet voort ende bewijst dat de mensche door het geloove gerechtveerdight wort, met het exempel Abrahams. 6 ende met het exempel ende getuygenisse Davids. 9 ende verklaert uyt de omstandigheyt des tijts, op welcke Abraham het teecken der besnijdenisse heeft ontfangen, dat niet alleen den Ioden, maer oock den Heydenen de gerechtigheyt wort toegereeckent door het geloove. 13 Hy bewijst oock het selve uyt den oorspronck ende vastigheyt der beloften aen Abraham gedaen, dat hy erfgenaem soude zijn der werelt. 17 Beschrijft daer na de kracht ende eygenschappen van ’t geloove Abrahams. 22 ende betuyght dat hem door dit geloove de gerechtigheyt is toegereeckent. 23 ende dat deselve oock na sijn exempel den genen sal toegereeckent worden, die in Godt door Christum sullen gelooven.

1

WAt sullen wy dan seggen, Ga naar margenoota dat Abraham onse vader Ga naar margenoot1 verkregen heeft Ga naar margenoot2 na den vleesche?

2

Want indien Abraham uyt de wercken gerechtveerdight is, soo heeft hy Ga naar margenoot3 roem, Ga naar margenoot4 maer niet by Godt.

3

Want wat seght de Schrift? Ga naar margenootb Ende [kolom] Abraham Ga naar margenoot5 geloofde Godt, ende Ga naar margenoot6 het is hem gereeckent tot rechtveerdigheyt.

4

Nu den genen Ga naar margenoot7 die werckt en wort de loon niet toegereeckent na genade, maer Ga naar margenoot8 na schult.

5

Doch den genen Ga naar margenoot9 die niet en werckt, maer Ga naar margenoot10 gelooft in hem, die Ga naar margenoot11 den godtloosen rechtveerdight, wort Ga naar margenoot12 sijn geloove Ga naar margenoot13 gereeckent tot rechtveerdigheyt.

6

Gelijck oock David Ga naar margenoot14 den mensche saligh spreeckt, welcken Godt de rechtveerdigheyt toereeckent sonder wercken:

7

Ga naar margenoot15 [Seggende,] Ga naar margenootc Saligh zijnse welcker ongerechtigheden vergeven zijn, ende welcker sonden bedeckt zijn:

8

Saligh is de man, welcken de Heere de sonden niet toe en reeckent.

9

Dese Ga naar margenoot16 salighsprekinge dan, is die [alleen] over de besnijdenisse, ofte oock over de voorhuydt? Want wy seggen dat Abraham het geloove gereeckent is tot rechtveerdigheyt.

10

Hoe is ’t [hem] dan toe gereeckent? Ga naar margenoot17 als hy in de besnijdenisse was, of Ga naar margenoot18 in de voorhuydt? Niet in de besnijdenisse, maer in de voorhuydt.

11

Ga naar margenootd Ende hy heeft Ga naar margenoot19 het teecken der besnijdenisse ontfangen [tot] eenen zegel der rechtveerdigheyt des geloofs, die [hem] in de voorhuydt [was toegereeckent:] op dat hy soude zijn Ga naar margenoot20 een vader van alle die gelooven in de voorhuydt zijnde, ten eynde oock haer de rechtveerdigheyt toegereeckent werde:

12

Ende een vader der besnijdenisse, den genen [namelick] die niet alleen uyt de besnijdenisse zijn, maer die oock wandelen in de voetstappen des geloofs onses vaders Abrahams, het welck in de voorhuydt was.

13

Want de belofte [en is] niet Ga naar margenoot21 door de wet aen Abraham, of sijnen zade [geschiet,] namelijck dat hy Ga naar margenoot22 een erfgenaem der werelt soude zijn, maer door de rechtveerdigheyt des geloofs.

14

Ga naar margenoote Want indien de gene Ga naar margenoot23 die uyt de

[Folio 76v]
[fol. 76v]

wet zijn Ga naar margenoot24 erfgenamen zijn, soo is het geloove Ga naar margenoot25 ydel geworden, ende de beloftenisse Ga naar margenoot26 te niete gedaen.

15

Want de wet Ga naar margenoot27 werckt toorn. Ga naar margenootf Want waer Ga naar margenoot28 geen wet en is, [daer] en is oock Ga naar margenoot29 geen overtredinge.

16

Daerom Ga naar margenoot30 is’se Ga naar margenoot31 uyt den geloove, op datse zy Ga naar margenoot32 na genade: ten eynde de belofte Ga naar margenoot33 vast zy alle den zade, niet alleen dat Ga naar margenoot34 uyt de wet is, maer oock dat Ga naar margenoot35 uyt den geloove Abrahams is, Ga naar margenootg welcke is een vader Ga naar margenoot36 van ons allen,

17

(Gelijck geschreven staet, Ga naar margenooth Ick hebbe u tot Ga naar margenoot37 een vader van vele volcken gestelt.) Ga naar margenoot38 voor hem aen welcken hy gelooft heeft, [namelick] Godt Ga naar margenoot39 die de doode levendigh maeckt, ende Ga naar margenoot40 roept de dingen die niet en zijn als ofse waren.

18

Ga naar margenoot41 Welcke Ga naar margenoot42 tegen hope Ga naar margenoot43 op hope Ga naar margenoot44 gelooft heeft, dat hy soude worden een vader van vele volcken: volgens het gene geseght was, Ga naar margenooti Ga naar margenoot45 Alsoo sal uw’ zaet wesen.

19

Ende niet verswackt zijnde in het geloove, en heeft hy sijn eygen lichaem Ga naar margenoot46 niet aengemerckt, dat alreede verstorven was, soo hy ontrent hondert jaren oudt was, [noch] oock Ga naar margenoot47 dat de moeder in Sara verstorven was.

20

Ga naar margenootk Ende hy en heeft Ga naar margenoot48 aen de beloftenisse Godts niet getwijffelt door ongeloove: maer is gesterckt geweest in ’t geloove, Ga naar margenoot49 gevende Godt de eere:

21

Ga naar margenootl Ende ten vollen versekert zijnde dat het gene belooft was, hy oock Ga naar margenoot50 machtigh was te doen.

22

Daerom is het hem oock tot rechtveerdigheyt gereeckent.

23

Ga naar margenootm Ga naar margenoot51 Nu en is het niet alleen om sijnent wille geschreven, dat het hem toegereeckent is:

24

Maer oock om onsent wille, welcken het sal toegereeckent worden, [namelick] den genen Ga naar margenoot52 die gelooven in hem die Iesum onsen Heere uyt de dooden opgeweckt heeft.

25

Welcke Ga naar margenoot53 overgelevert is Ga naar margenoot54 om onse sonden, ende opgeweckt Ga naar margenoot55 om onse rechtveerdighmakinge. [kolom]

margenoota
Iesa. 51.2.
margenoot1
Gr. gevonden heeft.
margenoot2
Sommige nemen dit woort vleesch voor den standt van een onherboren mensche: Maer dat en kan hier niet zijn, om dat Abraham al lange te voren wedergeboren is geweest, ende Godt hadde gedient, eer dit getuygenisse Genes. cap. 15. vers 6. hem is gegeven. Andere daerom voegen dit woort met het voorgaende, onsen vader na den vleesche. Doch kan dit woort oock bequamelick genomen worden voor na de wercken die men uyterlick siet, ende prijsweerdigh achtet, gelijck het volgende vers dit alsoo verklaert, ende dit woort vleesch alsoo genomen wort, Philip. 3.3, 4.
margenoot3
D. oorsake om te roemen.
margenoot4
Nam. heeft hy oorsake om te roemen. Waer uyt dan nootsakelick volght, dat hy uyt de wercken voor Godt niet en is gerechtveerdight: het welck hy daer na breeder bewijst.
margenootb
Genes. 15.6. Galat. 3.6. Iacob. 2.23.
margenoot5
Dat is, de beloften Godts van hem eenen schildt ende grooten loon te sullen zijn, ende van hem een erfgenaem te geven, ende sijn zaet te vermenighvuldigen, Genes. 15.1, 4, 5, 6. waer door niet alleen een vleeschlick zaet, maer insonderheyt Christus verstaen wort, de sone Abrahams, in welcken alle geslachten der aerden souden gezegent worden. Siet hier na versen 11, 12, 13. gelijck oock Paulus verklaert Galat. 3. vers 16. Siet oock Ioan. 8.56.
margenoot6
De Hebreeusche text Genes. 15. vers 6. seght, ende hy, namelick Godt, heeft het hem gereeckent: Doch is eenerley sin, waer door verstaen wort, dat Godt hem de gerechtigheyt, die hy in hemselven niet en hadde, door ’t geloove op het beloofde zaet uyt genade heeft geschonken.
margenoot7
Nam. met meyninge van door sijn werck de rechtveerdigheyt te verkrijgen ofte te verdienen.
margenoot8
Namelick, wort gegeven: want geven na schult ende toereeckenen uyt genade worden hier tegen malkanderen gestelt als tegen malkanderen strijdende.
margenoot9
Dat is, die sulcke wercken van verdienste niet en kan noch en derf te voorschijn brengen.
margenoot10
D. stelt sijn vertrouwen op de genade Godts in Christo, versen 24, 25.
margenoot11
D. die in hemselven noch onreyn ende met sonden besmet is, gelijck alle menschen, selfs oock de wedergeborene, voor Godt zijn, na ’t getuygenisse Davids in de volgende versen.
margenoot12
Niet dat het geloove, ten aensien dat het een werck is, dit verdient, ofte in hemselven weerdigh is, gelijck eenige verkeerdelick meynen: want dit heeft Paulus terstont te voren allen wercken, ende derhalven oock den geloove, als een werck, benomen: maer om dat Godt sulcks uyt enckele genade den geloovigen belooft heeft, ende om dat het geloove als een instrument is het welck de gerechtigheyt Christi aenneemt, ende deselve tusschen Godts oordeel ende sijne eygene misdaden stelt. Siet Rom. 5.9. 2.Corinth. 5.19. Philip. 3. vers 9.
margenoot13
Het woort reeckenen, ofte, toereeckenen, wort genomen van een gelijckenisse der gene die yet op yemants reeckeninge stellen, Philem. vers 18. Soo wort Godt geseght yemant de sonde toe te reeckenen, als hy wil dat voor deselve van hem door de straffe sal voldaen worden: ende niet toe te reeckenen, als hy die vergeeft, ende de straffe quijt schelt, vers 8. Desgelijcks dat hy het geloove reeckent tot rechtveerdigheyt als hy den geloovigen schenkt, toeschrijft, ende toereeckent de gerechtigheyt Christi van haer door den geloove aengenomen, ende houdt, door dese genadige toereeckeninge, als of het haer eygen gerechtigheyt ware. Daerom wort oock hier geseght, dat haer de gerechtigheyt toegereeckent wort.
margenoot14
Gr. de salighsprekinge des menschen seght.
margenoot15
Namel. in ’t begin van den 32 Psalm, welck bewijs Pauli onwedersprekelick is. Want die uyt sijne wercken gerechtveerdight is, die en heeft geen vergevinge der sonden van nooden, om gelucksaligh te zijn: ende wie bidt dat Godt hem sijne sonden niet toe en reeckene, die bidt oock dat Godt hem de rechtveerdigheyt Iesu Christi toe reeckene, alsoo dese twee dingen in Godts oordeel niet en konnen gescheyden worden. Siet Rom. 3.24. ende 5.19. Ephes. 1. vers 7, etc.
margenootc
Psalm 32.1.
margenoot16
Of, salighmakinge, waer uyt blijckt dat het woort salighspreken, of, salighmaken, hier van David genomen wort voor ’t selve, dat de Schrifture Genes. 15.6. van Abraham de toereeckeninge der rechtveerdigheyt noemt. De reden is om dat de gront onser saligheyt gelegen is in de vergevinge der sonden, ende toereeckeninge der gerechtigheyt Christi.
margenoot17
D. is ’t hem toegereeckent als hy alreede besneden was?
margenoot18
D. doe hy noch niet besneden en was. Want dese belofte, daer het geloove Abrahams op sagh, is wel veertien jaren te voren geschiet eer Abraham besneden wiert: alsoo Abraham noch geen hope van kinderen en hadde, doe dese belofte is gedaen, Genes. 15.2. ende Ismaël nu 13 jaren oudt was als Abraham negen en negentigh jaren oudt zijnde besneden is geworden, Gen. 17.24, 25.
margenootd
Gen. 17.11.
margenoot19
D. de besnijdenisse tot een teecken ende zegel, D. verzegelinge ende versterckinge van dat hy door den geloove gerechtveerdight was: in welcke woorden de nature ende eygenschap aller Sacramenten kortelick wort aengewesen, gelijck oock Genes. 17.11. Exod. 12.13. Ezech. 20.12. Nam. datse dienen om het geloove niet eerst te wercken, maer te verzegelen ende te verstercken, ende daerom niet bloote teeckenen, maer oock zegelen zijn.
margenoot20
Namelick, na welckers exempel ofte voetstappen Godt wilt, dat soo wel Heydenen als Ioden door het geloove gerechtveerdight souden worden.
margenoot21
D. door de onderhoudinge der wet. Hier brenght Paulus noch een ander reden voort, om te bewijsen dat Abraham niet en is gerechtveerdight uyt de wercken: want anders soude de belofte aen Abraham gedaen, namelick dat hy met sijn zaet een erfgenaem der werelt soude zijn, te vergeefs gegeven wesen. Want de wet werckt toorne, ende en geeft de erve niet om dat sy door het vleesch geswackt is, Rom. 8.3.
margenoot22
Hier wort gesien ofte op de belofte aen Abraham gedaen, op den selven tijt als dit getuygenisse van sijne rechtveerdigheyt uyt den geloove is gegeven, Genes. 15. versen 6, 7, 8. Nam. van de besittinge van het lant Canaan, het welck een voorbeelt was van de eeuwige ruste der geloovige in den hemel, daer van de Apostel hier spreeckt, Hebr. 4. vers 3. ende 11.9, 10. ofte op een ander belofte, die uytgedruckt staet Genes. 22.17, 18. na dat hy sijnen sone heeft willen opofferen, Namel. dat alle geslachten der aerden in sijnen zade sullen gezegent worden. Want Abraham als een vader aller geloovige, is van Godt in de erve van de geestelicke werelt gestelt, waer van alle sijne geestelicke kinderen, de geloovige, oock haer deel door Christum het beloofde zaet, sullen ontfangen, Psalm 2.8. Hebr. 2.5.
margenoote
Galat. 3.18.
margenoot23
D. die door de wercken ofte onderhoudinge der wet willen gerechtveerdight worden.
margenoot24
Namelick, van dese geestelicke werelt, vers 13.
margenoot25
Dat is, onnoodigh, te vergeefs.
margenoot26
Dat is, sonder kracht ofte vrucht.
margenoot27
Dat is, openbaert Godts toorn tegen de overtredinge der selve door hare dreygementen van straffen: ende vermeerdert de sonde door de verkeertheyt van de nature der menschen, Rom. 7. vers 8.
margenootf
Ioan. 15.22. Rom. 5.20. ende 7.8. Galat. 3.19.
margenoot28
Namelick, noch in de nature in geschreven, noch van Godt gegeven, gelijck te voren is bewesen.
margenoot29
Namelick, die bekent ende gestraft kan worden.
margenoot30
Namel. de belofte van dese erffenisse.
margenoot31
D. onder conditie van het geloove van Godt gedaen of gegeven.
margenoot32
Want geloove ende genade gaen altijt te samen, ende het geloove steunt op de onveranderlicke genade Godts, niet op de wercken ofte op hemselven, vers 5. Ephes. 2.8.
margenoot33
Want wy konnen van de erve versekert worden alleen door het geloove, ende niet door de wercken der wet, dewijle niemant de wet en onderhoudt, gelijck te voren bewesen is. Siet oock Galat. 3. versen 16, 18.
margenoot34
D. uyt den Ioden, dien de wet gegeven was. Want dat niemant uyt de wercken der wet een erfgenaem en kan worden is in ’t voorgaende 14 vers geleert.
margenoot35
D. die het geloove Abrahams na volgen, al en zijnse uyt Abraham na den vleesche niet gesproten.
margenootg
Iesa. 51.2.
margenoot36
Namelick, die gelooven.
margenooth
Genes. 17.4.
margenoot37
Namelick, niet alleen van de gene die uyt hem na den vleesche souden voort komen, maer oock van de gene die door het geloove uyt alle andere volckeren in sijne geestelicke familie souden ingelijft ende aengenomen worden.
margenoot38
Van hier af wort beschreven het geloove Abrahams met alle sijne steunselen ende eygenschappen, tot het 22 vers, van waer voorts aengewesen wort dat ons het selve tot een exempel is voorgestelt.
margenoot39
Dit is het eerste steunsel des geloofs, namelick, Godts almachtigheyt, het welck Abrahams geloove van noode hadde om vastelick te gelooven, dat hy nu in sijnen ouderdom als verstorven zijnde kracht soude krijgen om een vader te worden van vele volckeren.
margenoot40
Ofte, noemt, Dat is, door sijn woort doet zijn ende haer wesen hebben, Psalm 33.9. 2.Corinth. 4. vers 6.
margenoot41
Namelick, Abraham.
margenoot42
Namelick, die de mensche uyt sijn eygen vernuft ofte reden soude hebben konnen scheppen.
margenoot43
Namelick, van Godts waerheyt ende macht.
margenoot44
Dat is, vertrouwt heeft.
margenooti
Genes. 15.5. Hebr. 11.12.
margenoot45
Namelick, als de sterren aen den hemel.
margenoot46
Namelick, om uyt de aenmerckinge der swackheyt, in sijn betrouwen geswackt te worden. Want andersins heeft hy selfs sijnen ouderdom ende den ouderdom van Sara Gode voorgehouden, Genes. cap.17. vers 17.
margenoot47
Gr. de verstorvenheyt des baermoeders van Sara.
margenootk
Ioan. 8.56. Hebr. cap. 11. versen 11, 18.
margenoot48
Dit is het ander steunsel van het geloove Abrahams, Namelick, de versekertheyt die hy hadde van Godts trouwe ende stantvastigheyt in sijne beloften, Hebr. cap. 6. versen 17, 18.
margenoot49
Dat is, hier mede betoonende te gelooven dat Godt konde en soude doen het gene hy belooft hadde: ende heeft alsoo verzegelt dat Godt waerachtigh is. Ioan. 3. vers 33.
margenootl
Psalm 115.3.
margenoot50
Namelick, al scheen het tegen alle menschelicke reden te zijn.
margenootm
Rom. 15.4.
margenoot51
Hier besluyt den Apostel de verklaringe van het voorgaende Capittel, ende betuyght dat alle geloovige alsoo sullen worden gerechtveerdight, gelijck Abraham gerechtveerdight is.
margenoot52
Dat is, betrouwen op hem, want dit is oock het gene daer ons geloove op steunt, na het exempel van het geloove Abrahams, namelick eerst Godts mogentheyt en trouwe, die hy na sijne belofte getoont heeft in het opwecken Christi uyt den dooden: ende ten tweeden de doot ende opstandinge Iesu Christi, alsoo wy door de doot met Godt versoent, ende door de opstandinge deser versoeninge deelachtigh worden.
margenoot53
Namelick, van Godt sijnen Vader, Rom. 8.32.
margenoot54
Namelick, te versoenen ende te niete te doen, 1.Ioan. cap. 1. vers 7. ende cap. 2. vers 2.
margenoot55
Namelick, overmits Godt door dese opweckinge betoont heeft, dat hy de doot sijns Soons voor een genoeghsaem rantsoen voor onse sonden heeft aengenomen, ende sijne volkomene gehoorsaemheyt wilt aennemen tot rechtveerdigheyt voor alle die in hem gelooven. Want indien Christus in den doot gebleven ware, soo en soude sijne voldoeninge niet volkomen geweest zijn, ende hy en soude ons de kracht van die niet hebben konnen toe-eygenen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken