Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het v. Capittel.

1 Paulus leert voorders wat vruchten in ons voort komen door de rechtveerdighmakinge des geloofs, namelijck, vrede met Godt, lijdtsaemheyt, hope, ende versekertheyt van Godts liefde. 5 Verklaert daer na de fondamenten van dese hope ende versekertheyt, namelick het getuygenisse des Heyligen Geests in onse herten, ende de bedenckinge dat Godt Christum voor ons in den doot heeft over gegeven, doe wy noch vyanden waren. 9 Besluyt daer uyt dat wy dan oock versekert moeten zijn van onse volhardinge, ende in Godt daer van mogen roemen. 12 Maeckt daer na eene tegenstellinge tusschen Adam ende Christum: ende verklaert dat gelijck door de overtredinge Adams de sonde ende de doot over alle menschen is gekomen, alsoo oock door Christi gehoorsaemheyt de rechtveerdigheyt ende het leven over vele sal komen. 20 Eyndelick verklaert hy waer toe de gevinge van de wet heeft gedient.

1

Ga naar margenoota WY dan gerechtveerdight zijnde uyt den geloove hebben Ga naar margenoot1 vrede by Godt door onsen Heere Iesum Christum:

2

Ga naar margenootb Door welcken wy oock de Ga naar margenoot2 toeleydinge hebben door het geloove Ga naar margenoot3 tot dese genade, in welcke wy Ga naar margenootc staen, ende Ga naar margenootd roemen Ga naar margenoot4 in de hope Ga naar margenoot5 der heerlickheyt Godts.

3

Ende niet alleenlick [dit,] Ga naar margenoote maer Ga naar margenoot6 wy roemen oock in de verdruckingen: wetende dat de verdruckinge Ga naar margenoot7 lijdtsaemheyt werckt:

4

Ende de lijdtsaemheyt Ga naar margenoot8 bevindinge, ende de bevindinge Ga naar margenoot9 hope:

5

Ende de hope Ga naar margenoot10 en beschaemt niet, om dat Ga naar margenoot11 de liefde Godts in onse herten Ga naar margenoot12 uytgestort is door den Heyligen Geest, Ga naar margenoot13 die ons is gegeven.

6

Ga naar margenootf Want Ga naar margenoot14 Christus, als wy noch Ga naar margenoot15 krachteloos waren, is Ga naar margenoot16 te sijner tijt voor Ga naar margenoot17 de godtloose gestorven.

7

Want nauwlick sal yemant voor eenen rechtveerdigen sterven: want voor Ga naar margenoot18 den goeden sal Ga naar margenoot19 mogelick yemant oock Ga naar margenoot20 bestaen te sterven.

8

Maer Godt Ga naar margenoot21 bevestight sijne liefde tegen ons, dat Christus Ga naar margenootg voor ons gestorven is, als wy Ga naar margenoot22 noch sondaers waren.

9

Veel meer dan, zijnde nu gerechtveerdight Ga naar margenoot23 door sijn bloet, sullen wy door hem behouden worden Ga naar margenoot24 van den toorn.

10

Want indien wy Ga naar margenoot25 vyanden zijnde met Godt versoent zijn door den doot sijns Soons, veel meer sullen wy versoent zijnde behouden worden Ga naar margenoot26 door sijn leven.

11

Ende niet alleenlijck [dit,] maer Ga naar margenoot27 wy roemen oock in Godt, door onsen

[Folio 77r]
[fol. 77r]

Heere Iesum Christum, door welcken wy nu de versoeninge gekregen hebben.

12

Ga naar margenoot28 Daerom gelijck Ga naar margenooth door Ga naar margenoot29 eenen mensche de sonde in de werelt ingekomen is, ende door de sonde Ga naar margenooti de doot: ende alsoo de doot tot alle menschen doorgegaen is Ga naar margenoot30 in welcken alle Ga naar margenoot31 gesondight hebben.

13

Want Ga naar margenoot32 tot de wet Ga naar margenoot33 was de sonde in de werelt: maer de sonde en wort Ga naar margenoot34 niet toegereeckent, Ga naar margenoot35 als’er geen wet en is.

14

Maer Ga naar margenoot36 de doot heeft geheerschet van Adam tot Mosem toe, oock over de gene Ga naar margenoot37 die niet gesondight en hadden in de gelijckheyt der overtredinge Adams, welcke Ga naar margenoot38 een voorbeelt is Ga naar margenoot39 des genen die komen soude.

15

Doch niet, gelijck Ga naar margenoot40 de misdaet, alsoo is oock Ga naar margenoot41 de genadengifte. Want indien door de misdaet van eenen Ga naar margenoot42 vele gestorven zijn, soo is veel meer Ga naar margenoot43 de genade Godts ende Ga naar margenoot44 de gave door de genade, die daer is eenes menschen Iesu Christi, Ga naar margenoot45 overvloedigh geweest Ga naar margenoot46 over vele.

16

Ende niet gelijck [de schult was] door Ga naar margenoot47 den eenen die gesondight heeft, [alsoo is] de gifte. Want Ga naar margenoot48 de schult is wel uyt eene [misdaet] tot Ga naar margenoot49 verdoemenisse: maer de genadengifte is uyt Ga naar margenoot50 vele misdaden tot rechtveerdigh-makinge.

17

Want indien door de misdaet van eenen de doot geheerscht heeft door Ga naar margenoot51 dien eenen, veel meer sullen de gene, die den overvloet der genade ende der gave der rechtveerdigheyt Ga naar margenoot52 ontfangen, Ga naar margenoot53 in het leven heerschen door dien eenen [namelick] Iesum Christum.

18

Soo dan gelijck door eene misdaet [de schult gekomen is] over alle menschen Ga naar margenoot54 tot verdoemenisse: alsoo oock door eene Ga naar margenoot55 rechtveerdigheyt [komt de genade] Ga naar margenoot56 over alle menschen tot rechtveerdighmakinge des levens. [kolom]

19

Ga naar margenoot57 Want gelijck door de ongehoorsaemheyt van dien eenen mensche vele [tot] sondaers gestelt zijn geworden, alsoo sullen oock door de gehoorsaemheyt van eenen vele [tot] rechtveerdige gestelt worden.

20

Ga naar margenootk Ga naar margenoot58 Maer de wet is Ga naar margenoot59 boven dien in gekomen, op dat de misdaet Ga naar margenoot60 te meerder worde: Ga naar margenootl ende waer de sonde meerder geworden is, [daer] is Ga naar margenoot61 de genade veel meer overvloedigh geweest.

21

Op dat gelijck de sonde Ga naar margenoot62 geheerscht heeft Ga naar margenoot63 tot de doot, alsoo oock Ga naar margenoot64 de genade soude heerschen Ga naar margenoot65 door rechtveerdigheyt Ga naar margenoot66 tot het eeuwige leven, door Iesum Christum onsen Heere.

margenoota
Iesa. 32.17. Ioan. 16.33. Ephes. 2.13.
margenoot1
D. vrientschap Godts, daer wy te voren sijne vyanden waren, versen 8, 10. ende de versekertheyt daer van in ons gemoedt, waer door wy in Godt worden gerust gestelt, Ioan. c. 16. vers 33. Rom. cap. 14. vers 17.
margenootb
Ioan. 10.9. ende 14.6. Ephes. 2.18. ende 3.12. Hebr. 10.19.
margenoot2
Ofte, toegangh tot dese genade, waer door te kennen gegeven wort dat wy tot dese genade van selfs niet en zijn gegaen, maer dat wy van Christo door sijnen Geest daer toe zijn geleyt. Ephes. 2.8. Hebr. 8.10.
margenoot3
Dat is, tot desen staet der vrientschap ende vrede met Godt. Waer uyt oock voort komt dat wy met vrymoedigheyt tot hem gaen, ende hem durven aenroepen als eenen Vader, Ephes. 2.18. ende cap. 3. vers 12. Hebr. 4.16.
margenootc
1.Corinth. 15.1.
margenootd
Hebr. 3.6.
margenoot4
Ofte, op de hope, Dat is, lijdtsamige verwachtinge door Christum.
margenoot5
Namel. die namaels in ons sal geopenbaert worden, Rom. 8.18.
margenoote
Iacob. 1 3.
margenoot6
D. wy verheugen ons selfs daer in, ende trotzen tegen deselve om de versekertheyt die wy hebben van de goede uytkomste van die, Rom. cap. 8. vers 34, etc.
margenoot7
Niet dat de verdruckinge dat doet door hare nature, maer om dat Christus de geloovige door sijnen Geest daer tegen sterckt, Ioan. cap. 16. vers 33. Rom. 8. vers 37.
margenoot8
Ofte, ervaringe, ofte, beproevinge, Namelick, van Christi hulpe ende trouwe in het volbrengen van sijne belofte, daer mede hy ons heeft belooft in sulcke swarigheyt by te staen, Ioan. 14. versen 17, 18. 2.Corinth. 1. versen 5, 6.
margenoot9
Namelick, dat oock de vervulllinge van andere beloften, ende insonderheyt van de eeuwige saligheyt, daer op volgen sal, gelijck wy de vervullinge van dese belofte hier in bevinden ende gevoelen.
margenoot10
Dat is, en mist noch en bedrieght niet. Want als wy yet verwachten, ofte tot roemens toe hopen, dat ons daer na mist, soo worden wy daer over by ons selven bedroeft ende by andere beschaemt.
margenoot11
Namelick, waer mede hy ons in Christo Iesu lief heeft, gelijck uytgedruckt wort vers 8. het welck ons in den tijt van verdruckinge meest troost ende versterckt, Rom. cap. 8. versen 38, 39.
margenoot12
Dat is, overvloedelick betuyght, Rom. 8. vers 16.
margenoot13
Namelick, tot een vertrooster in ons gemoedt, ende een onderpandt van onse erve, Ioan. cap. 14. versen 16, 17. 2.Corinth. cap. 1. vers 22. Ephes. cap. 1. vers 13. Ende dit is het eerste fondament, waerom de hope niet en beschaemt, om dat de Heylige Geest hier in niet en kan liegen.
margenootf
Ephes. 2.1. Coloss. 2 13. Hebr. 9.15. 1.Petr. 3.18.
margenoot14
Dit is het ander fondament onser hope, de versekerheyt der liefde Christi tegen ons, die ons met Godt versoent heeft doe wy noch vreemt van hem waren, veel meer dan ons behouden sal, na dat wy nu sijne vrienden door het geloove geworden zijn.
margenoot15
Ofte, onmachtigh, Namelick, om ons selven te verlossen, als overwonnen van de sonde gelijck van een doodelicke sieckte.
margenoot16
Of, ter rechter, ofte, bequamer tijt, D. in den tijt van Godt bestemt, Galat. 4. vers 4.
margenoot17
Dat is, die in haer selven sondaers waren, ende door hare sonden Godts toorne meer ende meer over haer verweckten.
margenoot18
Ofte, nuttigen, Dat is, die hem ofte andere dienstigh ende nuttigh is.
margenoot19
Dit seght de Apostel, om dat, insonderheyt in de Romeynsche historien, hoe wel seer weynige, nochtans eenige worden gevonden, die haer in den doot hebben begeven, om hare vrienden ende medeburgers te verlossen van swarigheyt: maer niemant van die en is van sijne vyanden gestorven, gelijck Christus gedaen heeft.
margenoot20
Gr. durven.
margenoot21
Ofte, recommandeert, aenprijst.
margenootg
Hebr. 9.15. 1.Petr. 3.18.
margenoot22
Dat is, als de sonde over ons noch hare heerschappije hadde, Ioan. cap. 9. vers 31. Rom. 6.17, 19, 20.
margenoot23
Gr. in sijn bloet, Dat is, door sijne gehoorsaemheyt tot den doot des kruyces, Philip. cap. 2. vers 8. welcke is de bewegende oorsake, waerom ons Godt rechtveerdight, ende daer het geloove op steunt, Rom. cap. 3. vers 25.
margenoot24
Dat is, van de straffe des toekomenden oordeels, 1.Thessal. cap. 1. vers 10. het welck oock de dagh des toorns genaemt wort, Rom. cap. 2. vers 5.
margenoot25
Namelick, om de sonde die in ons was, welcke Godt haet, ende vyantschap is tegen Godt, Rom. cap. 8. vers 7. Andersins heeft hy geseght dat Godt ons lief gehadt heeft, doe wy noch sondaers waren, vers 8. Namelick, ten aensien dat wy van hem uytverkoren ende Christo om te verlossen gegeven waren, Ioan. cap. 17. versen 2, 6. Rom. cap. 9. vers 13.
margenoot26
Gr. in sijn leven, Dat is, door hem die nu leeft, ende sit ter rechter hant Godts, aldaer voor ons bidt, ende alle dingen sich heeft onderworpen, Rom. 8.34. Ephes. 1. versen 20, 21, 22, etc. Hebr. cap. 9. vers 24.
margenoot27
Namelick, hier van, dat wy nu versoent zijnde oock sullen behouden worden van den toekomenden toorn, versen 9, 10. ende dat Godt onse Godt is ende eeuwighlick sal blijven.
margenoot28
In de volgende verssen verklaert de Apostel hoe wy door Christum gerechtveerdight zijn met eene tegenstellinge van Adam ende sijne ongehoorsaemheyt, door welcke de doot doorgedrongen is over alle menschen, versen 12, 13, 14. ende daer na hoe Christi gehoorsaemheyt ons daer tegen tot rechtveerdigheyt streckt, versen 15, 16, 17, 18, 19. door Godts toereeckeninge. Ende dat het daerom niet ongerijmt en is, dat wy alle door eenes menschen gehoorsaemheyt gerechtveerdight worden, alsoo wy alle door eenes menschen ongehoorsaemheyt tot sondaers gestelt zijn.
margenooth
Genes. 3.6. 1.Corinth. 15.21.
margenoot29
Namel. Adam, 1.Corinth. 15.21. waer onder oock Eva begrepen is, alsoo dese twee een vleesch waren, ende een gemeene stamme van het geheel menschelick geslachte, Ephes. cap. 5. vers 31. 1.Timoth. cap. 2. vers 14.
margenooti
Genes. 2.17. Rom. 6.23.
margenoot30
Namel. eenen mensche, gelijck dit Griecksch woordeken epi, voor in oock elders wort genomen, Marc. 2. vers 4. Hebr. 9.17, etc. ende dit woordeken in van Paulo oock over dese sake gebruyckt wort, 1.Cor. c. 15. vers 22. Ofte, voor soo veel, ofte, om datse alle gesondight hebben, ende dat brenght oock nootsakelick den selven sin mede, want alle menschen die sterven en hebben in haer selven geen dadelicke sonden begaen, gelijck blijckt in de onmondige kinderen, welcker vele sterven in hare onmondigheyt, ende derhalven moeten gesondight hebben in desen eenen mensche, in wiens lendenen sy waren: gelijck Levi geseght wort tiende gegeven te hebben, zijnde in de lendenen Abrahams, Hebr. cap. 7. vers 9. Siet hier van breeder verklaringe in de volgende verssen, ende Iob cap. 14. vers 4. Psalm 51. vers 7. Ioan. cap. 3. versen 5, 6. Ephes. cap. 2. vers 3, etc.
margenoot31
Namelick, alsoo is oock door eenen mensche Iesum Christum de gerechtigheyt ende het leven over alle geloovige gekomen. Gelijck Paulus besluyt versen 18, 19.
margenoot32
Namelick, van Mose gegeven.
margenoot33
Dat is, was oock in de werelt, gelijck uyt de doot blijckt, vers 14. die de besoldinge der sonde is, Rom. cap. 6. vers 23.
margenoot34
Dat is, niet voor sonde gehouden, ofte gereeckent.
margenoot35
Waer uyt de Apostel besluyten wil, datter dan een ander wet is geweest, door welcker overtredinge alle menschen oock in dien tijt sondaers geweest zijn: ende dat niet alleen de wet der nature, die de onmondige kinderen niet en hebben overtreden, maer de wet die Godt aen den eersten mensche hadde gegeven, welckers overtredinge aen allen, oock selfs aen de onmondige kinderen is toegereeckent, gelijck het volgende vers mede brenght.
margenoot36
Namelick, niet alleen de geestelicke ende eeuwige doot, maer oock de lichamelicke, van welcke hy in dit vers insonderheyt spreeckt, om dat die voor allen blijckelick was, Rom. cap. 8. vers 10. 1.Corinth. cap. 15. vers 22.
margenoot37
Dat is, de onmondige kinderen, die noch geen dadelicke sonden tegen de wet Godts en hebben begaen, gelijck Adam ende alle volwassene na hem gedaen hebben, ende die evenwel sterven. Waer uyt dan blijckt datse met de erfsonde besmet zijn.
margenoot38
Dat is, een gelijck exemplaer, Namelick, dat gelijck Adam, de gene die van hem natuerlicker wijse geboren zijn, in hem ende door hem tot sondaers gestelt heeft, also oock Christus alle die door hem overnaturelicker wijse herboren worden, in hem ende door hem tot rechtveerdige stelt, gelijck de volgende verklaringe bewijst.
margenoot39
Dat is, Christi des beloofden zaets, dat den satan den kop soude vertreden, Genes. cap. 3. vers 15. op welcke belofte de Apostel hier schijnt te sien. Want aldaer wort den tweeden Adam belooft, soo haest den eersten was gevallen.
margenoot40
Ofte, val, afval: Dat is, de sonde Adams, die in dit Capittel meermaels met dit woort genaemt wort.
margenoot41
Dat is, de weldaet, die ons door Christum is verkregen ende wort geschonken.
margenoot42
Dat is, niet alleen hy selve, maer andere vele, namelick alle die van hem na de nature gekomen zijn.
margenoot43
Dat is, de barmhertigheyt ende onverdiende gunste Godts.
margenoot44
Dat is, de gerechtigheyt Christi, die ons van Godt uyt genade door het geloove wort toegereeckent.
margenoot45
D. krachtiger ende menighvuldiger. Een gelijckenisse genomen van het water dat het vyer door sijne kracht ofte vloet uytbluscht, dat alsoo oock de kracht ende overvloet van Christi gerechtigheyt de sonde ende schult uytbluscht.
margenoot46
Dat is, alle die hem door het geloove worden ingelijft.
margenoot47
Namelick, Adam, als voren.
margenoot48
Ofte, oordeel, Dat is, schult, gelijck 1.Timoth. 5. vers 12. Namelick, waer door wy om de sonde voor Godts oordeel des tijtlicken ende eeuwigen doots schuldigh zijn, gelijck uyt het volgende blijckt.
margenoot49
Namelick, voor de gene die door het geloove in Christum van desen verdoemelicken staet niet verlost en worden.
margenoot50
Namelick, der gene die dese gemeene sonde met vele bysondere sonden hebben verswaert, gelijck alle menschen doen die tot hare jaren gekomen zijn.
margenoot51
Namel. eersten Adam, als voren.
margenoot52
Of, aennemen, Namel. door den waren geloove, Ioan. cap.1. vers 12.
margenoot53
Dat is, deses geestelicken levens deelachtigh zijnde de overhant hebben over de sonde ende schult der selve, Galat. cap. 2. versen 19, 20. Ephes. cap. 2. versen 5, 6. ende hier na des eeuwigen levens deelachtigh worden, gelijck vers 21. nader verklaert wort.
margenoot54
Dat is, haer in sulcken staet gebracht, daer in sy voor Godt verdoemelick zijn, Rom. cap. 3. vers 19. Ephes. 2. versen 1, 3.
margenoot55
Gr. dikajoma. Alsoo noemt hy de gehoorsaemheyt Christi, om dat sy de kracht heeft om oock andere te rechtveerdigen, gelijck het Griecks woort hier mede brenght: ende wort gestelt tegen de overtredinge Adams, in welcke oock de kracht was om andere tot sondaers te maken, vers 19.
margenoot56
Namelick, die in hem gelooven: ofte, die dese gave aennemen, vers 17.
margenoot57
Hier besluyt de Apostel de gelijckenisse van Adam ende van Christus: namelick, dat gelijck de ongehoorsaemheyt Adams ons toegereeckent wort tot schult der verdoemenisse, alsoo Christi gehoorsaemheyt ons toegereeckent wort tot ontslaginge van die schult. Het is wel waer dat gelijck wy door Adams eerste misdaet niet alleen schuldigh zijn geworden aen deselve, ende aen de straffe van dien, maer oock onse nature daer door verdorven is geworden, dat alsoo wy door Christi gehoorsaemheyt niet alleen van de straffe verlost zijn, maer oock door de kracht der selve van sijnen Geest in ons gemoedt vernieuwt ende geheylight worden: doch daer van en heeft de Apostel tot noch toe niet gesproken, maer begint daer van te spreken in het volgende. Ende dese vernieuwinge is in dit leven oock geheel onvolmaeckt, gelijck hy met sijn eygen exempel sal bewijsen in ’t sevende Capittel, soo dat wy daer door voor Godt niet en konnen rechtveerdigh gestelt worden.
margenootk
Ioan. 15.22. Rom. 4.15. ende 7.8. Galat. 3.19.
margenoot58
Hier beantwoort den Apostel dese tegenwerpinge: Indien wy door de gerechtigheyt Christi alleen tot rechtveerdige gestelt worden, waer toe is dan de wet den Israëliten door Mosem gegeven? ende verklaert dat de wet niet en is gegeven om gerechtveerdight te worden door haer, maer op dat de sonde, ende de straffe die wy van wegen de sonde schuldigh zijn, te beter soude bekent worden: ende dat alsoo de genade Godts in Christo, die ons niet tegenstaende de swaerheyt onser sonden, rechtveerdight, te meerder soude geacht worden, ende wy te vlijtiger onsen toevlucht tot deselve souden nemen. Siet Galat. 3.19.
margenoot59
Namel. boven de schult die wy van nature onderworpen waren: ofte, boven de belofte, die alreede aen Abraham gedaen was, waer van in het voorgaende Capittel, ende Galat. 3.17. gesproken wort.
margenoot60
Dat is, te blijcklicker, ende oock te stercker, niet door de schult van de wet, maer van onse verdorvene nature, die altijt strevelt tegen het gene haer verboden is, Rom. 7. versen 5, 8.
margenootl
Luce 7.47.
margenoot61
Siet de aenteeckeninge op het 15 vers.
margenoot62
Dat is, de overhant over ons gehadt heeft, ofte ons sijne macht heeft onderworpen.
margenoot63
Gr. in de doot, Namelick, de tijtlicke ende eeuwige doot, gelijck blijckt uyt de volgende tegenstellinge.
margenoot64
Namelick, Godts over ons.
margenoot65
Namel. die ons van hem door het geloove is geschonken.
margenoot66
Namel. het welck hier in ons begint, ende namaels ten vollen over ons sal geopenbaert worden, Ioan. 11.25, 26. Coloss. 3.3, 4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken