18
g Want niet die hemselven prijst, maer dien de Heere prijst, die is 43 beproeft.
|
-
2
- Gr. billickheyt, bescheydenheyt.
-
3
- Gr. na het aengesichte, Dat is, tegenwoordigh, ofte na het uyterlick gelaet.
-
4
- Ofte, nedrigh. Dese woorden verhaelt Paulus, als uyt den mont van eenige valsche Apostelen, die de ernstige vermaningen des Apostels in den voorgaenden brief gestelt, op sulcke wijse sochten krachteloos te maken.
-
5
- Dat is, niet gedwongen en worde door deser ongehoorsaemheyt, om tegenwoordigh zijnde sulcke vrymoedigheyt in het straffen met der daet te gebruycken.
-
6
- Namelick, in het schrijven ende dreygen, wanneer ick niet tegenwoordigh en ben.
-
7
- D. vleeschelicke of menschelicke wijsen van doen gebruyckten, om ons by de menschen aensien te maken.
-
8
- D. in dit leven, als een swack ende geringh mensche. Siet Hebr. 5.7.
-
9
- Alsoo noemt hy sijnen handel ende wandel onder de menschen in het verbreyden des Heyligen Euangeliums. Siet 1.Tim. 1.18. 2.Tim. 4.7.
-
10
- D. na de wijse van vleeschelicke of bedrieghlicke menschen. siet 2.Cor. 1. vers 17. want alsoo pleeght de Apostel dit woort na den vleesche op verscheydene plaetsen te gebruycken.
-
11
- D. de middelen die wy gebruycken om door het Euangelium Christi de menschen te bekeeren, ende onder het Rijcke ende de gehoorsaemheyt Christi te brengen.
-
12
- Dat is, sulcke als de natuerlicke menschen plegen te gebruycken, om andere ofte met welsprekentheyt, ofte met bedriegerije, ofte met gewelt onder haer te brengen.
-
13
- Gr. Gode krachtigh, Dat is, door de kracht die Godt daer by voeght, soo in het doen van wonderteeckenen, Marc. cap. 16. vers 20. als in het bewegen ende overtuygen van de herten door sijnen Geest, Actor. 16.14. ende oock mede in het straffen van de gene die sulcks sochten te wederstaen. Siet een exempel in Barjesus, Actor. cap. 13. vers 8.
-
14
- Alsoo noemt den Apostel al wat de satan ende de werelt, het zy met vervolgingen, het zy met wereltsche wijsheyt ende welsprekentheyt, voorwerpt om den loop des Euangeliums te stuyten, gelijck de twee navolgende verssen verklaren. Siet oock Ierem. cap. 1. versen 10, 18, 19.
-
15
- Namelick, die de natuerlicke reden des menschen voort brenght, om het Euangelium sijn aensien te benemen.
-
16
- Dat is, Christo ende sijn woort onderwerpen. Want de reden des menschen en moet geen richter zijn over het Euangelium, maer sich daer onder buygen ende gevangen geven: gelijck de volgende woorden oock verklaren.
-
17
- Namelick, van aensienlicke wijsheyt ofte kloeckheyt.
-
18
- Dat is, des Euangeliums Christi, het welck den genen die verloren gaen wel is dwaesheyt, maer den genen die behouden worden is het de macht Godts, 1.Cor. 1.18.
-
19
- Dit spreeckt de Apostel niet van eenige uytwendige ofte wereltsche wrake. Want die heeft Christus sijnen Apostelen verboden, Matth. 20. vers 25. ende 26.52. maer van de verkondinge der wrake Godts over de hardtneckige, ende van het oeffenen des Kerckelicken bans tegen de gene die haer voor leden der gemeynte uytgevende, nochtans onchristelick leeren ofte leven.
-
20
- Dat is, volbracht, ofte ten vollen bewesen zijn. Ende seght den Apostel dit tot versachtinge van het voorgaende dreygement, om haer tot voorkomen van dese straffe, door beteringe van alsulcke ergernissen, te bewegen: overmits daer oock behoorlicken tijt ende middel tot bekeeringe aen sulcke moet gegeven worden, eer de uyterste straffe mach worden gebruyckt.
-
21
- Gr. de dingen die na het aengesicht zijn, Dat is, het gene eenen uytwendigen schijn heeft voor de menschen: ofte daer yemant uyterlick van wil roemen.
-
22
- Namelick, die wy als Apostelen Christi meer als andere discipelen van Christo ontfangen hebben.
-
23
- Dat is, om die alsoo te gebruycken dat de sondaer daer door tot bekeeringe, ende niet tot wanhope gebracht werde. Siet 1.Corinth. cap. 5. vers 5. 2.Corinth. cap. 2. versen 6, 7, 8.
-
24
- Dat is, door de swaerwichtigheyt ende aensienlickheyt der brieven alleen wilde verschrickt maken. Ende alsoo beantwoort d’Apostel een andere lasteringe eeniger valsche Apostelen, gelijck van hem hier na breeder wort verklaert.
-
25
- Namelick, de valsche Apostelen. Andere lesen (seght hy) als of hy van een bysonder onder deselve sprake.
-
26
- Dat is, sijne redenen ende woorden en hebben niet aensienlicks, ofte uytmuntende, als hy tegenwoordigh is.
-
27
- Dat is, in het uytvoeren van het gene wy door de brieven dreygen.
-
d
- 2.Corinth. 3.1. ende 5.12.
-
28
- Of, vervoegen, Dat is, onder sulcke niet reeckenen ofte oordeelen te zijn.
-
29
- Of, en zijn niet wijs.
-
30
- Gr. in haer selven, D. na haer eygen goetduncken ofte behagen willen geacht hebben.
-
31
- Namelick, sonder op andere te sien, dien de Heere meer gaven ende macht heeft mede gedeelt, gelijck daer waren de Apostelen Christi.
-
32
- Gr. tot, ofte, in dingen die sonder mate zijn, D. buyten de mate, die ons Godt heeft toegedeelt, gelijck als dese andere doen.
-
33
- Ofte, welcke Godt ons tot een mate toegedeelt heeft, D. die ons Godt voorgeschreven, ende daer hy onsen dienst mede bepaelt heeft. Een gelijckenisse genomen van de gene die elck sijn erve uytdeelt om daer te timmeren, ofte sijnen acker om daer op te zaeijen, ofte wijnbergh, om daer op te planten.
-
34
- Namelick, in het verbreyden des Heyligen Euangeliums, ende voortplanten der gemeynte Christi.
-
35
- Dat is, als of wy tot u niet en moesten komen. Gr. als tot u niet komende.
-
36
- Namelick, ons van Christo voorgeschreven, ofte bepaelt.
-
37
- Dat is, daer het Euangelium Christi alreede door andere is verbreydt.
-
38
- Dat is, toegenomen hebben, ofte versterckt zijn.
-
39
- Ofte, uytgebreydt, Namelick, in de voorgeschrevene palen onser predikinge. Andere voegen dese woorden alsoo by een, Wanneer uw’ geloove sal gewassen, of, gesterckt zijn onder u-lieden, dat wy overvloedelick sullen vergrootet worden, Dat is, uytgebreydt worden.
-
40
- Dat is, in de uytbreydinge van ons’ voorgeschreven perck, alsoo dat het woort regel hier genomen wort voor het perck, ofte de afgepaelde mate van landen ende steden, daer yeder Apostel sijnen arbeyt moest besteden: Ende dit komt wel over een met het volgende vers. Want dit is het dat den Apostel hier verklaert, dat hare swackheden ende gebreken noch een hinderpale waren, dat hy in de landen boven haer gelegen noch niet en konde reysen, om daer het Euangelium te planten, maer wanneer sy die gebreken souden gebetert hebben, ende in den geloove behoorlick versterckt zijn, dat hy dan vrymoedelick ende sonder achterdencken tot andere soude mogen voort gaen.
-
41
- Dat is, daer een ander alreede de palen van sijn beroep hadde, ende predickte. Siet Rom. cap. 15. vers 20.
-
f
- Iesa. 65.16. Ierem. 9.23. 1.Cor. 1.31.
-
42
- Dat is, schrijve den Heere alle den lof van sijnen arbeyt toe, alsoo de kracht om te arbeyden selve, ende de vruchten daer van, alleen van sijnen zegen voort komen. Siet 1.Corinth. 3.5. ende 15.10.
-
43
- D. na beproevinge trouw’ ende oprecht gekent, gekeurt, ende bevonden.
|