Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

1 D’Apostel betuyght dat hy genoeghsaem versekert is van de genegentheyt der Corintheren tot het voorderen van dese collecte. 3 ende geeft reden, waerom hy de genoemde broeders tot haer voor uyt heeft gesonden, namelick, op dat alles soude gereet zijn, wanneer hy sal komen. 6 Vermaent haer om mildelick ende gewillighlick te geven met verscheydene redenen genomen van Godts milden zegen, liefde, ende genade over de gene die mildelick sullen zaeijen. 11 ende van de dancksegginge die daer over sal geschieden tot Godt, van de gene die harer mildadigheyt sullen deelachtigh worden. 14 ende van de gebeden die sy voor haer sullen doen tot Godt.

1

Ga naar margenoota WAnt van Ga naar margenoot1 de bedieninge die voor de heylige [geschiet,] is my onnoodigh Ga naar margenoot2 aen u te schrijven.

2

Want ick weet de volveerdigheyt uwes gemoedts, van welcke ick roeme over u by de Macedoniers, dat Ga naar margenoot3 Achaja van over een jaer bereyt is geweest: ende den yver van u [begonnen] heeft’er vele verweckt.

3

Maer ick hebbe Ga naar margenoot4 dese broeders gesonden, op dat onsen roem die [wy] over u [hebben,] niet en soude ydel gemaeckt worden in [kolom] desen deele: op dat (gelijck ick geseght hebbe) ghy Ga naar margenoot5 bereyt mooght zijn.

4

[Ende] dat niet mogelick, soo Ga naar margenoot6 de Macedoniers met my quamen, ende u onbereyt vonden, wy (op dat wy niet en seggen, ghy) beschaemt en worden Ga naar margenoot7 in desen vasten gront der roeminge.

5

Ick hebbe dan noodigh geacht dese broeders te vermanen, dat sy eerst tot u souden komen, ende voorbereyden uwen Ga naar margenoot8 te voren aengedienden zegen, op dat die gereet zy, alsoo Ga naar margenoot9 als eenen zegen, ende niet Ga naar margenoot10 als eene vreckheyt.

6

Ende dit [segge ick,] Ga naar margenootb die spaersaemlick zaeyt, sal oock spaersaemlick maeijen: ende die Ga naar margenoot11 in zegeningen zaeyt, sal oock in zegeningen Ga naar margenoot12 maeijen.

7

Een yegelick [doe] gelijck hy in [sijn] herte Ga naar margenoot13 voorneemt: Ga naar margenootc niet uyt droefheyt ofte uyt Ga naar margenoot14 nootdwangh. Ga naar margenootd Want Godt heeft eenen blymoedigen gever lief.

8

Ende Godt is machtigh Ga naar margenoot15 alle genade te doen overvloedigh zijn in u: op dat ghy in alles alle tijt, Ga naar margenoot16 alle genoeghsaemheyt hebbende, tot allen goeden wercke overvloedigh mooght zijn.

9

Gelijck’er Ga naar margenoot17 geschreven is, Ga naar margenoote Hy heeft gestroyt, hy heeft den armen gegeven: Ga naar margenoot18 sijne gerechtigheyt Ga naar margenoot19 blijft in der eeuwigheyt.

10

Doch die het zaet den zaeijer verleent, Ga naar margenoot20 die verleene oock broot tot spijse, ende vermenighvuldige uw’ gezaeysel, ende vermeerdere de vruchten uwer Ga naar margenoot21 gerechtigheyt:

11

Dat ghy in alles rijck wordet tot alle Ga naar margenoot22 goetdadigheyt, welcke door ons Ga naar margenoot23 werckt dancksegginge tot Godt:

12

Want de bedieninge van desen Ga naar margenoot24 dienst en vervult niet alleen het gebreck der heylige, maer is oock overvloedigh door vele danckseggingen tot Godt:

13

Dewijle sy door de Ga naar margenoot25 beproevinge deser bedieninge Godt verheerlicken over de Ga naar margenoot26 onderwerpinge uwer belijdenisse onder het Euangelium Christi, ende [over] de goetdadigheyt der mededeylinge aen haer ende aen alle:

14

Ende door Ga naar margenoot27 haer gebedt voor u, welcke Ga naar margenoot28 na u verlangen, Ga naar margenoot29 om de uytnemende genade Godts over u.

15

Ga naar margenoot30 Doch Gode zy danck voor sijne onuytsprekelicke gave.

margenoota
Actor. 11.29. Rom. 15.26. 1.Cor. 16.2. 2.Cor. 8.4.
margenoot1
Hier door kan verstaen worden, ofte de hantreyckinge selve, ofte de wijse van die te collecteeren, ende na Ierusalem af te senden, die hy geheel haer goetduncken over geeft, om dat hy wist dat sy daer toe al over lange volveerdigh waren geweest, ende genoeghsame voorsichtigheyt hadden, om het selve wel ende behoorlick te doen.
margenoot2
Namel. breeder ofte voorder.
margenoot3
Waer van Corinthus de hooftstadt was. Siet Rom. 15. vers 26. 1.Corinth. 1.2.
margenoot4
Namelick, Titum met de twee andere, daer van in het voorgaende Capittel vermaent is.
margenoot5
Namelick, tegen dat ick kome, gelijck het volgende vers verklaert.
margenoot6
D. de broeders die van de gemeynten van Macedonien verkoren waren tot het overbrengen van hare collecte.
margenoot7
Gr. in die selfstendigheyt des roems, Dat is, in mijn vertrouwen ende vrymoedigen roem over u, Namelick, dat het aen u niet en soude gebreken.
margenoot8
Dit kan verstaen worden, ofte van het gene Titus van haer Paulo hadde aengedient in sijn wederkeeren van haer, gelijck af te nemen is uyt Cap. 7. vers 13. Ofte van het gene Paulus aen haer daer van te voren hadde geschreven in den eersten brief aen het begin van het 16 Capittel.
margenoot9
Dat is, als een vrywillige ende milde gave, gelijck eenen zegen die eygenschap heeft, datse uyt een toegenegen ende mildt herte voort komt. Een Hebreeusche wijse van spreken.
margenoot10
Dat is, als een gifte van vrecke lieden afgeperst. Het Griecks woort beteeckent eygentlick gierigheyt, ofte begeerte om meer te hebben: van hoedanige menschen men seer qualick kan verkrijgen dat sy yet geven, ofte soose yet geven het is ongewilligh ende als van haer uytgeperst.
margenootb
Prov. 11.24. Galat. 6.7.
margenoot11
D. vrywillighlick ende mildelick, gelijck in het voorgaende vers. Verstaet altijt, na dat yemant heeft, gelijck 2.Cor. cap. 8. vers 12.
margenoot12
D. van God overvloedige vergeldinge ontfangen, Galat. 6.9.
margenoot13
Of, willekeurt, verkiest, Namelick, uyt vrywilligheyt.
margenootc
Deuter. 15.7. Rom. 12.8.
margenoot14
D. uyt vreese van andersins doende berispt te worden, ofte sijn aensien by de menschen te verliesen.
margenootd
Exod. 25.2. ende 35.5.
margenoot15
D. middel om weldadigh te mogen zijn tegen een yeder.
margenoot16
Namel. niet alleen by u selven in u gemoedt, het welck een groot gewin is, 1.Timoth. cap. 6. vers 6. maer oock overvloet om andere te konnen in allerley noot te hulpe komen.
margenoot17
Namelick, Psalm 112. vers 9. daer de Propheet de eygenschappen van een Godtsaligh man oock op dese wijse beschrijft.
margenoote
Psalm 112. vers 9.
margenoot18
Dat is, sijne weldadigheyt, ofte sijne wercken der barmhertigheyt, gelijck dit woort by de Hebreen dickmael alsoo wort genomen. Siet Psalm 112. vers 9.
margenoot19
Namelick, in de gedachtenisse der menschen, ende oock Godes, om in der eeuwigheyt uyt genade beloont te worden, Matth. cap. 25. vers 34, etc. Luce cap. 12. vers 33. ende 16.9, etc.
margenoot20
Andere onderscheyden dit alsoo, Ende oock broot tot spijse, die verleene ende vermenighvuldige, etc.
margenoot21
Dat is, weldadigheyt, gelijck vers 9.
margenoot22
Ofte, eenvoudigheyt.
margenoot23
Namelick, by de arme ende gebrecklijdende, die verweckt worden om Godt te dancken, wanneer sy soodanige weldaden van ons ontfangen, gelijck de volgende verssen naerder verklaren.
margenoot24
Gr. Leitourgias, welck woort wel beteeckent allerley publijcken dienst, gelijck Actor. cap. 13. vers 2. is aengeteeckent, maer wort oock somwijlen genomen voor eenen dienst der offeringe, gelijck de aelmoessen oock geestelicke offeranden genaemt worden, Philip. cap. 4. vers 18. Hebr. cap. 13. vers 16. welcke beteeckeninge daerom hier oock niet qualick en past.
margenoot25
Ofte, goetkenninge, goetachtinge.
margenoot26
Dat is, dat ghy hier mede opentlick belijdt ofte getuyght, dat ghy u in alles den Euangelio Christi onderwerpt, het welck oock de wercken der liefde bysonderlick aenprijst.
margenoot27
Namelick, het welck de geloovige te Ierusalem, door uwe weldadigheyt verweckt zijnde, te yveriger voor u doen sullen.
margenoot28
Ofte, seer begeerigh zijn na u, Namelick, om uwen welstant dagelicks te mogen hooren. Het kan oock overgeset worden, Welcke u groote genegentheyt toedragen.
margenoot29
D. om dat sy door ons ende andere verstaen hebben, hoe grooten genade, ende wat grooter gaven, de Heere uwe gemeynte gegeven heeft, Actor. 21. versen 18, 19.
margenoot30
Hier mede besluyt den Apostel desen geheelen handel, om haer te vermanen, dat de eere van alle den voorverhaelden roem ende gaven, daer hy van gesproken ende daer over hy haer gepresen hadde, niet eygentlick haer, maer Gode alleen moest toegeschreven worden, tot harer vernederinge.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken