Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het iiij. Capittel.

1 Den Apostel gaet voort in de vermaninge tot de gehoorsaemheyt des Euangeliums, ende waerschouwt haer met het voorgaende exempel der Israëliten, die om hare ongeloovigheyt tot de ruste Godts niet en zijn ingegaen. 4 Bewijst dat de plaetse in den vijf en negentighsten Psalm niet verstaen en kan worden van de ruste des sevenden daeghs. 6 noch van de ruste in ’t lant Canaan. 9 maer van een andere ruste, die door de voorgaende wiert beteeckent. 12 Versterckt sijne vermaninge met de beschrijvinge der doordringende kracht van Godts woort. 13 ende van Christi alwetenheyt. 14 ende overmits Christus is de Sone Godts, ende een groot ende getrouw Hoogepriester, 16 soo vermaent hy haer dat sy met een vast betrouwen haren toevlucht tot hem souden nemen.

1

LAet ons dan Ga naar margenoot1 vreesen, dat niet t’eeniger tijt, de belofte van in sijne ruste in te gaen Ga naar margenoot2 nagelaten zijnde, yemant van u en schijne Ga naar margenoot3 achter gebleven te zijn.

2

Want oock ons is het Euangelium verkondight, Ga naar margenoot4 gelijck als haer: maer het woort Ga naar margenoot5 der predikinge en dede haer geenen nut, dewijle het met het geloove niet Ga naar margenoot6 gemenght en was in de gene die het gehoort hebben.

3

Want wy die gelooft hebben Ga naar margenoot7 gaen in de ruste, Ga naar margenoot8 gelijck hy geseght heeft, Ga naar margenoota Soo hebb’ ick dan gesworen in mijnen toorn, Ga naar margenoot9 Indien sy sullen ingaen in mijne ruste: Ga naar margenoot10 hoewel [sijne] wercken van de grontlegginge der werelt af Ga naar margenoot11 al volbracht waren.

4

Want hy heeft Ga naar margenoot12 ergens van den sevensten [dagh] aldus gesproken, Ga naar margenootb Ende Godt heeft in den sevensten dagh Ga naar margenoot13 van alle sijne wercken Ga naar margenoot14 gerust.

5

Ende Ga naar margenoot15 in dese [plaetse] wederom, Indien sy in mijne ruste sullen ingaen.

6

Dewijle dan Ga naar margenoot16 blijft, dat sommige in deselve [ruste] ingaen, ende de gene dien het Euangelium Ga naar margenoot17 eerst verkondight was, niet ingegaen en zijn van wegen de ongehoorsaemheyt,

7

Soo bepaelt Ga naar margenoot18 hy wederom eenen sekeren dagh, [namelick] Heden, Ga naar margenoot19 door David seggende soo langen Ga naar margenoot20 tijt daer na (gelijcker-

[Folio 129v.]
[fol. 129v.]

wijs geseght is) Ga naar margenootc Heden indien ghy sijne stemme hooret, soo en verhardet uwe herten niet.

8

Want indien Ga naar margenoot21 Iesus haer Ga naar margenoot22 in de ruste gebracht heeft, soo en hadde hy daer na niet gesproken van eenen anderen dagh.

9

Daer blijft dan Ga naar margenoot23 een ruste over Ga naar margenoot24 voor het volck Godts.

10

Ga naar margenoot25 Want die ingegaen is in sijne ruste, die heeft selve oock van sijne wercken gerust, gelijck Godt van de sijne.

11

Laet ons dan ons beneerstigen om Ga naar margenoot26 in die ruste in te gaen: op dat niet yemant Ga naar margenoot27 in dat selve exempel der Ga naar margenoot28 ongeloovigheyt en valle.

12

Ga naar margenoot29 Want het woort Godts is Ga naar margenoot30 levendigh ende krachtigh, ende scherpsnijdender Ga naar margenootd Ga naar margenoot31 dan eenigh tweesnijdende sweert, ende gaet door tot Ga naar margenoot32 de verdeelinge der ziele ende des geests, ende Ga naar margenoot33 der t’samenvoeghselen, ende des merghs, ende is Ga naar margenoot34 een oordeeler der gedachten ende der overleggingen des herten.

13

Ga naar margenoote Ende daer en is geen schepsel onsichtbaer Ga naar margenoot35 voor hem: maer alle dingen zijn naeckt ende Ga naar margenoot36 geopent, voor de oogen des genen Ga naar margenoot37 met welcken wy te doen hebben.

14

Ga naar margenootf Ga naar margenoot38 Dewijle wy dan van eenen grooten Hoogenpriester hebben, die Ga naar margenoot39 door de hemelen Ga naar margenoot40 doorgegaen is, [namelick] Iesum den Sone Godts, soo laet ons Ga naar margenoot41 dese belijdenisse vast houden.

15

Ga naar margenootg Want wy en hebben geenen Hoogenpriester, die niet en kan medelijden hebben met onse swackheden, Ga naar margenooth maer die Ga naar margenoot42 in alle dingen, Ga naar margenoot43 gelijck als wy, is versocht geweest, [doch] Ga naar margenooti sonder sonde.

16

Laet ons dan met vrymoedigheyt toegaen Ga naar margenootk tot Ga naar margenoot44 den throon der genade, op dat [kolom] wy barmhertigheyt mogen verkrijgen, ende genade vinden Ga naar margenoot45 om geholpen te worden Ga naar margenoot46 ter bequamer tijt.

margenoot1
D. met sorghvuldigheyt daer op letten. Siet Philip. 2. vers 12. ’t welck met het vast vertrouwen op Christum niet en strijt, gelijck blijckt vers 16.
margenoot2
Dat is, ons noch over gelaten zijnde. Andere nemen het woort nalaten voor verlaten, ofte niet waernemen: doch de eerste oversettinge komt met het volgende vers wel soo wel over een.
margenoot3
D. tot het eynde ofte perck, dat hem voorgestelt is, niet gekomen te zijn: een gelijckenisse genomen van de Israëliten in de woestijne, die wel Egypten hadden verlaten, om na het lant Canaan te reysen, maer waren door hare ongeloovigheyt verhindert, dat sy tot daer toe niet en zijn gekomen. Of, daer van versteken te zijn, dat mense moet derven.
margenoot4
Namelick, ten tijden Mosis ende Davids, daer hy te voren van hadde gesproken. Waer uyt blijckt dat de saligheyt in ’t Oude Testament niemant en is mede gedeelt dan door de leere des Euangeliums. Siet oock Ioan. 8.56. Actor. 15.10, 11. Hebr. cap. 11.
margenoot5
Gr. des gehoors, Dat is, der predikinge daer door het gehoor des woorts komt, gelijck Iesa. 53. vers 1. Rom. 10.16.
margenoot6
D. gevoeght, vergeselschapt, gelijck dingen die men menght, by malkanderen worden gevoeght.
margenoot7
Nam. daer David Psalm 95. van spreeckt, ende de Apostel hier na vers 9.
margenoot8
Namel. niet met klare woorden, maer door een nootwendigh gevolgh. Want indien Godt sweert dat de ongeloovige in Godts ruste niet en sullen ingaen, so belooft hy daer en tegen dat de geloovige daer sullen ingaen.
margenoota
Psalm 95.11.
margenoot9
Siet hier voren Cap. 3. vers 11.
margenoot10
Ofte, daer nochtans: ende wilt de Apostel daer mede bewijsen dat elders in de Schrifture wel wort gesproken van tweederley ruste, namelick, des Sabbathdaeghs, ende des lants Canaan, doch dat David in den vijf en negentighsten Psalm van geen van dese twee eygentlick en spreeckt, maer van een andere ruste, die door dese twee was beteeckent, ende den geloovigen noch open stont. De reden waer mede de Apostel dat bewijst, is om dat de ruste Godts op den Sabbath na de scheppinge aller dingen soo lange, namelick, ontrent de drie duysent jaren, voorby was: ende dat de Israëliten al lange, namelick, over de vier hondert jaren, te voren door Iosua in de ruste des lants Canaan gebracht waren, daer David hier spreeckt van een ruste daer de geloovige noch dagelicks toe worden genoodt, gelijck hy uyt het woort heden bewijst, ende die derhalven voor haer noch wiert bewaert ende open gehouden, gelijck hy in ’t 9 vers besluyt.
margenoot11
Gr. geworden, ofte, geschiet waren. Want in ses dagen heeft Godt hemel ende aerde geschapen, ende rustede daer van op den sevenden dagh.
margenoot12
Nam. Genes. 2.2. Exod. 20.11.
margenootb
Genes. 2.2. Exod. 20.11. ende 31.17.
margenoot13
Namel. die hy voorgenomen hadde te scheppen. Want van het onderhouden aller dingen ende weder oprechten van het gene daer in vervalt, en rust Godt nimmermeer, Psalm 104.13, etc. Ioan. 5.17. Actor. 17.25, etc.
margenoot14
D. opgehouden van nieuwe soorten van schepselen voort te brengen. Want Godt en wort niet vermoeyt, noch afgearbeyt, Iesa. 40.28. daerom en heeft hy geen sulcke ruste daer tegen van noode.
margenoot15
Namel. den vijf en negentighsten Psalm, waer van in ’t voorgaende is gesproken.
margenoot16
Ofte, overblijft, Namelick, door een nootwendigh gevolgh, gelijck op het derde vers is aengeteeckent.
margenoot17
Namel. door Mosen, in de woestijne, gelijck op het tweede vers is aengeteeckent.
margenoot18
Namelick, Godt de Heylige Geest, gelijck uytgedruckt wort Cap. 3. vers 7.
margenoot19
Gr. in David, Dat is, in de Psalmen Davids: ofte door David, gelijck dit woort in, oock genomen wort, Rom. 9.25.
margenoot20
Namelick, dat de Israëliten uyt Egypten verlost, ende in ’t lant Canaan gekomen zijn.
margenootc
Psalm 95.7. Hebr. 3.7.
margenoot21
D. Iosua, de sone Nun, die de kinderen Israëls in het lant Canaan gebracht heeft. Siet Actor. 7.45.
margenoot22
Ofte, in de ruste gestelt, Namelick, daer het opperste geluck des menschen in gelegen is, ende die David aenwijst. Want hoewel ’t lant Canaan oock een rustplaetse was voor de Israëliten, soo en was daer in haer opperste goet niet gelegen, maer was alleen een schaduwe van dese uyterste ende geestelicke ruste, ende moesten daerom oock neerstigheyt doen om door het geloove daer toe te komen.
margenoot23
Gr. Sabbatismos. D. een ruste, namelick, boven de ruste des lants Canaan, ende des sevenden daeghs, welcke is de geestelicke ende eeuwige ruste, die hier door wort beteeckent, ende die hy in het volgende vers beschrijft.
margenoot24
D. voor de ware geloovige, die de ware Israëliten, ende kinderen der belofte zijn.
margenoot25
Door ’t woordeken die, wort verstaen een yegelick der geloovige, die geseght worden in te gaen in de ruste Godts, wanneer sy hier rusten van de volbrenginge der wercken des vleeschs, ende hier namaels ten vollen sullen rusten van allen haren arbeyt, Apoc. 14.13. van welcke ruste de Sabbath alhier oock als een sacramenteel teecken ende figuere wort aengemerckt.
margenoot26
Namelick, door een stantvastigh geloove, gelijck de volgende woorden mede brengen.
margenoot27
D. een exempel van ongehoorsaemheyt en worde, gelijck onse vaders in de woestijne zijn geweest. Andere nemen het woort vallen, voor verloren gaen.
margenoot28
Ofte, ongehoorsaemheyt.
margenoot29
Sommige verstaen dit van Christo, die ’t woort Godts genaemt wort, Ioan. 1.1. Apoc. 19.13. ende komt de geheele beschrijvinge, die volght, daer mede oock wel over een. Doch dewijle Paulus den persoon Christi in sijne andere schriften met desen name niet en noemt, soo kan ’t hier voor het woort des Euangeliums bequamelicker genomen worden, welckers kracht oock elders wort beschreven. Siet Rom. 1.16. 2.Corinth. 3. versen 8, 9. 1.Petr. cap. 1. versen 23, 25.
margenoot30
Namelick, door de werckinge des Heyligen Geests, die dit leven ende kracht daer door in onse herten openbaert.
margenootd
Iesa. 49.2. Eccles. 12.11. Ephes. 6.17.
margenoot31
Gr. boven alle tweesnijdende sweert. Het Griecks woort beteeckent eygentlick een sweert dat twee monden heeft, ende van twee zijden bijt ofte snijt: gelijck uyt Christi mont een scherp sweert oock wort geseght te gaen, Apoc. cap. 19. vers 15. Siet oock Iesa. 11.4. ende Ephes. 6.17. Waer door by gelijckenisse te kennen gegeven wort, dat Godts woort op d’eene zijde de herten verslaet door de overtuyginge der sonden ende straffen die de mensche heeft verdient, ende aen de ander zijde de herten suyvert, ende de quade begeerlickheden doot, om Christo voortaen te leven. Siet een exempel Actor. cap. 2. versen 37, 38.
margenoot32
Dat is, tot de binnenste bewegingen van den wille ende het verstant des menschen. Siet oock 1.Thessal. 5.23.
margenoot33
Dat is, van het gene aldaer meest verborgen schijnt te zijn in den mensche, gelijck het mergh, ende de t’samenvoeginge der leden zijn.
margenoot34
Godts woort wort geseght de gedachten ende overlegginge der herten te oordeelen ofte onderscheyden, om dat de mensche door Godts woort onderricht ende vermaent zijnde, hemselven ontschuldight, ofte beschuldight voor Godts oordeel, ende hemselven daer over voor Godt vernedert, ofte oock moedt geeft om tot den throon sijner genade vrymoedelick te gaen. Siet 1.Corinth. cap. 14. versen 24, 25.
margenoote
Psalm 33.13.
margenoot35
Namelick, Godt, vers 12. met welcken wy te doen hebben: gelijck in het navolgende lidt wort uytgedruckt. Alsoo klimt hy dan hier van het woort Godts tot Godt selve, die een kenner ende richter is van allen. Ende is een nieuwe reden, waerom wy op sijn woort wel moeten acht geven, alsoo dit woort sulcke kracht over onse zielen heeft, van dien die alles weet ende richtet.
margenoot36
Het Griecks woort beteeckent den neck, ofte, den hals, openen, om te mogen sien de partijen ofte inwendige leden, die in de borst zijn: gelijck de Priesters de dieren, die geoffert wierden, van den hals af eerst de borst plaghten te openen, om te sien of alle partijen daer in reyn ende gaef waren.
margenoot37
Ofte, aen welcken wy moeten reeckeninge doen. Of, tot welcken wy spreken, Namelick, in onse gebeden. Ofte, van welcken wy het woort hebben, ofte spreken, namelick, in dese onse handelinge.
margenootf
Hebr. 3.1. ende 6.20. ende 8.1. ende 9.11.
margenoot38
Hier besluyt den Apostel de handelinge van het Prophetisch-ampt Christi, ende gaet voort tot sijn Priesterlick ende Konincklick-ampt, gelijck hy hem terstont oock eenen throon toeschrijft, ende met Melchisedeck vergelijckt: ende noemt hem eenen grooten Hoogepriester, om dat hy meerder is als alle de Hoogepriesters des Ouden Testaments, die maer schaduwen van Christi Priester-ampt en zijn geweest, gelijck in de vijf volgende Capittelen breeder sal verklaert worden.
margenoot39
Namelick, die sienlick zijn.
margenoot40
Namelick, tot in den derden hemel, die de throon Godts is, ende de heerlicke woonstede der heylige Engelen ende geesten, welcke door het Heylige der heyligen wiert beteeckent, gelijck Cap. 9. vers 24. verklaert wort. Siet oock 2.Corinth. cap. 5. vers 8. ende cap. 12. versen 2, 4.
margenoot41
Dat is, de leere van desen soo grooten Hoogenpriester door het ware geloove stantvastelick belijden, niet tegenstaende alle swarigheden ende vervolgingen, die ons daer door souden mogen over komen.
margenootg
Hebr. 2.18.
margenooth
Philip. 2.7.
margenoot42
Namelick, die de mensche niet alleen in dit leven van naturen onderworpen is, maer oock selfs de swarigheden ende straffen, die door de sonde daer by gekomen zijn: alleen de sonde selve uytgenomen, die door gehoorsaemheyt, heyligheyt, ende rechtveerdigheyt moest te niete gedaen worden.
margenoot43
Gr. na gelijckheyt.
margenooti
Iesa. 53.9. 2.Corinth. 5.21. 1.Petr. 2.22. 1.Ioan. 3.5.
margenootk
Rom. 3.25.
margenoot44
Namelick, die Godt nu in Christo heeft opgerecht. Ende schijnt den Apostel hier te sien op den genadenstoel, die op de Arcke des Verbonts was, waer door de tafelen der wet, die de uyterste gehoorsaemheyt ofte straffe in het eerste verbont vereyschte, wierden bedeckt: gelijck Christus alsoo oock genaemt wort Rom. 3.25.
margenoot45
Gr. tot getijdige hulpe, ofte, tot hulpe ter bequamer tijt.
margenoot46
Namelick, wanneer ons sulcks tot onser saligheyt voorderlick ofte noodigh is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken