beelden op gevaar af de schijn van plagiaat op mijn werk te laten vallen. Ik kon enkele shots uit mijn film knippen, maar dat leek me niet eerlijk. Indien een groep mannen 's nachts zingend door de straten van een kleine stad gaan slenteren, wanneer ze biljart spelen, wanneer ze een lege conservedoos voortschoppen, dan hebben wij beelden uit I Vitelloni. Natuurlijk, doch oppervlakkig gezien. Zij zijn er, doch het zijn de mijne. Want in dit provinciestadje waar ik aan dacht zijn die lui zo, en dus moest ik ze zo weergeven.
Een criticus vraagt me of ik mij in het uittekenen van dit provinciestadje met zijn Isabella en haar omgeving niet beperkt heb tot enkele aspecten. Misschien, ja, noodzakelijk. Het is mijn beperkt inzicht in het gebeuren, zoals ieder het zijne heeft, even beperkt. En alle, de mijne en die van anderen - ik beken het in alle oprechtheid - zijn niet verkeerd of gezocht. Alleen de blik van de goede God omspant alle facetten van dit menselijk gebeuren in Calle Mayor.
Mijn plannen? Niets concreets kan ik hierover meedelen. Ik heb verschillende vooruitzichten. In Spanje: Los Aceiturnos (De Olijfventers), Gente en Domingo (Mensen op Zondag), Los Segadores (De Maaiers), La Celestina.... In Frankrijk: een stuk van Tennessee Williams The Roman Spring of Mrs. Stone, Il Disprezzo van Moravia. In Mexico wellicht.... Over het algemeen biedt men mij aan een film te draaien. De thema's kies ik zelf. Graag zou ik eens een film maken in het buitenland om ook die ervaring op te doen, maar ik wil mij niet ontwortelen. Ik zou al mijn krachten verliezen, hoe klein die ook zijn. Ik moet hier in Spanje werken te midden van de mensen en de landschappen die mij dierbaar zijn, die ik verlang te kennen en uit te beelden.
Een laatste bedenking welke men rond mijn werk maakt wil ik nog bespreken. Men beschuldigt mij ervan koud te zijn en cerebraal. Ik meen dat men zich hierin vergist. Is er in mijn films geen tederheid, geen hart? Deze beschuldiging - naast vele andere - vindt haar oorsprong in Muerte de un ciclista en wel bepaald in de figuur van Maria-José. Zij is in deze film het enige personage uit één stuk. Ze werd me echter opgelegd door de staatscensuur. De andere zijn, meen ik, menselijke wezens, die ik heb trachten uit te werken op de wijze die me mogelijk en toegestaan was. Voor Maria-José was dit niet het geval. De waakzame staatscensuur verkiest dat de schuldige hic et nunc, goed zichtbaar voor de ogen van het publiek wordt gestraft. Maar dit is geen goddelijke gerechtigheid! Maria-José moést een personage zijn uit één stuk, een archetype, een symbool. En daarom: koud, berekenend, egoïst, cerebraal, zonder hart. Een walgelijk wezen! Maar ik ben niet zo. Meen ik althans.