delijk gemaakt dat de Katholieke Kerk er nog niet aan toe is zich een idee te vormen van wat gemeenschap in Christus betekent. Men onderschatte de uitwerking van dergelijke aanvallen en onvriendelijkheden niet: de Aartsbisschop is een knap diplomaat, en al wekken zijn woorden hier en daar ongenoegen, de overgrote meerderheid van zijn onderdanen hoort in zijn woorden een echo van eigen mening en eigen verlangen.
De aanvallen op de Katholieke Kerk zijn sinds de laatste Lambeth Conference zo frequent geweest dat de vraag gewettigd is waarom de Aartsbisschop, en daarmee de gehele Staatskerk, enkel numeriek vrij zwakke secties uitgesloten, hiermede zo geoccupeerd is. Er zijn o.i. verschillende oorzaken aan te wijzen. Daar is op de eerste plaats de grote activiteit van de Katholieke Kerk; dit niet alleen door het bouwen van steeds meer nieuwe kerken en scholen, maar ook door de invloed uitgeoefend door de pers, tot in de advertenties toe, radio en televisie, en bovenal, zo komt het ons voor, door de evidente successen van de Katholieke Kerk in zoverre deze zich voornamelijk tonen in een rij van wel uitzonderlijk begaafde en invloedrijke bekeerlingen en in het gezag waarmede katholieken momenteel hun landgenoten kunnen toespreken. Op de tweede plaats vermelden we de grote bezorgdheid van de Aartsbisschop om wat in eigen huis, onder de invloed van Rome, plaats vindt. Het zij voldoende hier te vermelden hoe veel clergymen de Anglicaanse Kerk, meest ten koste van zware offers, verlieten naar aanleiding van de reeds boven vermelde South India Scheme. We beluisteren in de aanvallen van de Aartsbisschop een ernstige waarschuwing gericht tot eigen onderdanen zich toch vooral te hoeden voor de Katholieke Kerk, wanneer Roman Fever, Roomse Koorts, hen te pakken heeft. We kennen zelfs gevallen waar deze waarschuwingen voortreffelijk hebben gewerkt, en net op tijd die twijfel hebben gezaaid ten opzichte van de waarheid van de Katholieke Kerk die de weifelende clergyman nodig had om te blijven waar hij was. Maar de voornaamste oorzaak menen we toch te moeten zien in een, bewuste of onbewuste, reactie op de hechte, onwankelbare positie van de Kerk vooral in zake de leer en de eredienst. Terwijl de Anglicaanse Kerk nimmer de rust kent van het bezit der waarheid, steeds op zoek, steeds zich aanpassend, ontmoet zij overal de rots en het rotsachtige van de Katholieke Kerk. Dat dit een uiterst
pijnlijke ervaring moet zijn, is iets wat wij als katholieken nooit uit het oog moeten verliezen. Het is pijnlijk en grievend voor de officiële Staatskerk in eigen land een kerk te moeten dulden (zo nu en dan krijgen de katholieken te horen dat zij slechts een getolereerde secte zijn!) die weigert met haar mee te bidden, die het huwelijk van haar onderdanen met een Anglicaan niet erkent tenzij het voor haar, de Katholieke Kerk, gesloten wordt, die eenvoudig eist dat de kinderen uit een dergelijk huwelijk in het Roomse geloof worden groot gebracht. Daar komt nog bij dat deze in- en opdringerige Roomse Kerk zich niet wenst in te laten met herenigingsgesprekken, en daarmede alle beste plannen en bedoelingen van de Anglicaanse Kerk van meet af aan vrij effectief boycot. En over dit alles heen, de arrogante houding van de katholieken die als voorwaarde van hereniging stellen onderwerping aan de Paus. Men vergete niet: dit alles gebeurt in Engeland, onder het oog van de Aartsbisschop en ten aanschouwen van de gehele officiële Staatskerk.
Mogelijk dat we nu naast een beter begrip van de frequente en bittere aanvallen op de Katholieke Kerk ook een helderder idee hebben gekregen van de hartstochtelijkheid waarmede de Aartsbisschop zich werpt op talks met vertegen-