Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 57 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 57
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 57Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 57

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.21 MB)

Scans (39.84 MB)

ebook (4.41 MB)

XML (1.20 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 57

(1988)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

Reacties

De stam en 't kofschip
Ruud Muschter - Groningen

In zijn artikel ‘Taalcuriosa, Het Ezelsbruggetje’ op blz. 155 van oktober 1988, bespreekt de heer Jules Welling het gebruik van het 't kofschip. Hij merkt op dat dit ezelsbruggetje geen uitzonderingen kent. Die zijn er echter wel degelijk. Het gaat dan om die woorden waarvan de stam weliswaar eindigt op een van de letters uit 't kofschip, doch die in hun infinitief niet een dergelijke letter laten zien. Als voorbeeld kan het werkwoord verhuizen worden gegeven, waarvan de stam verhuis is, maar de o.v.t. toch verhuisde wordt. Bovendien zijn er werkwoorden waarvan de verleden tijd zowel met t als met d mag worden gevormd.

Naschrift redactie

Zwakke werkwoorden gaan in de verleden tijd uit op -te(n) als de onmiddellijk eraan voorafgaande medeklinker voorkomt in het woord 't kofschip. De stemloze medeklinker f, s, ch, p of t maakt -de(n) op die plaats door vooruitwerkende assimilatie stemloos; resultaat: -te(n) in plaats van -de(n).

De stam van een werkwoord is niet altijd gelijk aan de ik-vorm van de tegenwoordige tijd. Veel Nederlanders hebben dat fout geleerd. De stam van een werkwoord is alles wat we horen vóór de uitgang -en van de onbepaalde wijs: niet erf maar erv(en), niet leef maar leev(en), niet verhuis maar verhuiz(en). De laatste letters van deze stammen zitten niet in 't kofschip.

De afwijking die wordt genoemd in de laatste regel van deze reactie, komt voor bij werkwoorden met een v of een z op het einde van de stam. De oorzaak is het inburgeren van een afwijkende vorm: naast niezen/niesde/geniesd is ook gangbaar niesen/nieste/geniest. Zo hoort men naast plonzen ook wel plonsen, en naast bonzen soms ook bonsen.

Computersnobisme
Wilbert van Eijck - docent informatica, Amsterdam

In nummer 7/8 gaf de redactie richtlijnen voor het vervoegen van leenwoorden uit het Engels, en in nummer 10 kwam C. Blomberg hierop met een aanvulling. De redactie gebruikte als voorbeeld de leenwoorden plannen, dealen, saven, timen, squashen en mixen; Blomberg daarentegen illustreert zijn betoog met de woorden saven en deleten.

 

Soms is het gebruik van leenwoorden zinvol, omdat er geen Nederlands equivalent is of omdat het leenwoord kernachtiger en sterker is dan het equivalent. Maar soms worden leenwoorden gebruikt uit aanstellerij, vooral in mijn vakgebied. De magie van de computer wordt nog te vaak benadrukt door het te onpas toepassen van jargon, ondanks het bestaan van Nederlandse equivalenten (saven: opslaan, bewaren; deleten: wissen, wegdoen). Ik pleit ervoor om dergelijk jargon niet al te serieus te nemen, zeker niet in Onze Taal.

Overigens zeg ik met nadruk dat ik Blomberg niet beschouw als een aanhanger van jargon; zijn betoog is alleen maar de aanleiding tot mijn bijdrage.

Een versleten ezelsbruggetje
Ton van der Wouden - Leiden

Op blz. 155 van het oktobernummer schrijft Jules Welling over ezelsbruggetjes. Zijn laatste alinea luidt: ‘Een veel gebruikt ezelsbruggetje is ook: “van werkwoorden die in de verleden tijd sterk zijn op ee, wordt de infinitief, als daarin de klank ei/ij gehoord wordt, met ij geschreven”. Er zijn tientallen voorbeelden van: bleek/blijken, leek/lijken, schreef/schrijven, enzovoort. Maar hier blijkt de ware aard van een ezelsbruggetje: het leent zich maar voor één doel; de verleden tijd van ijken is niet eek, de verleden tijd van lijnen niet leen. De ezel beweegt zich dus slechts in één richting: van verleden tijd naar infinitief is hij betrouwbaar, maar andersom niet.’

Dit ezelsbruggetje is in de aanbevolen richting ook niet (meer) betrouwbaar: zeiken (‘druipen, pissen, stortregenen, zeuren/zaniken’) heeft als verleden tijd, naast de zwakke vorm zeikte, de sterke vorm zeek. De samenstelling afzeiken is zelfs alleen maar sterk: iemand is niet afgezeikt maar afgezeken. Volgens het ezelsbruggetje zou de infinitief dan (af)zijken moeten zijn, met een ij, wat niet het geval is.

Ex- met een luchtje?
Rien Verhoef - vertaler, Amsterdam

In het oktobernummer staat een bijdrage van J. Posthumus - ex-medewerker Anglistisch Instituut RU Groningen. Het gaat me om die toevoeging ‘ex’.

Ik leerde vroeger op school: oud- en ex- betekenen beide ‘voormalig, gewezen’, maar oud- is neutraal en aan ex-zit een luchtje. Een oud-collega is gepensioneerd, van baan veranderd of overleden, een ex-collega de laan uitgestuurd. Een oud-minister is nu werkzaam bij de NAVO of het IMF, een ex-minister is tegen een paaltje gereden of gewipt na een enquête en is nu voorzitter van bijvoorbeeld de Nationale Kampeerraad.

[pagina 193]
[p. 193]

Van Dale, Koenen en de ANS zijn unaniem in hun oordeel: de twee zijn inwisselbaar, zij het dat de ANS - zonder betekenisverschil - nog wel enkele vaste combinaties onderscheidt, zoals ex-man of oud-strijder. Tegen zoveel geweld kan ik niet op, en ik zal maar concluderen dat mijn oud-lerares Nederlands me indertijd haar idiolect heeft opgedrongen. Maar stiekem blijf ik denken: wat zou die Posthumus misdaan hebben?

Naschrift J. Posthumus

Wie zijn fantasie de vrije loop liet en mij mijn bijdragen aan Onze Taal al zag schrijven als een door de strafrechter opgelegde vorm van dienstverlening aan de gemeenschap, moet ik uit de droom helpen. Deze interessante conclusie mag niet uit de aanduiding ‘ex-medewerker’ worden getrokken.

 

De situatie met betrekking tot oud- en ex- lijkt me in de woordenboeken, en vooral in de ANS, uitstekend weergegeven. De toevoeging ex- heeft ook voor mij de strikt neutrale betekenis die in Van Dale omschreven staat als ‘genoemde hoedanigheid niet meer bezittend’. Het verschil in gebruik dat door Verhoef aan de orde wordt gesteld, lijkt mij vooralsnog een bedenksel dat niet of nauwelijks in overeenstemming is met werkelijk taalgebruik. Ik heb tenminste sterk de indruk dat zeer veel mensen spreken van hun ‘ex-collega's’ zonder daarmee een moreel oordeel te vellen. Wie vindt dat de zorgvuldige taalgebruiker dit nogal naargeestige onderscheid zou moeten aanhouden, zou eens duidelijk moeten uitleggen welke gronden daarvoor aanwezig zijn.

 

Ten slotte wil ik nog opmerken dat het gebruik van ex- in de betekenis ‘voormalig, gewezen’ niet iets van de laatste tijd is. Het wordt al geboekstaafd in de eerste druk van Koenen (1897), en de voorbeelden in het Woordenboek der Nederlandsche Taal gaan terug tot de laatste jaren van de achttiende eeuw.

Huisvrouwen en andere...
Truus Duivesteijn - (o.a. huisvrouw) Maassluis

Hoewel ik vrij laat ben, kan ik het toch niet nalaten te reageren op het artikel ‘Hoe onaantastbaar is onze spelling?’ op blz. 128 van het septembernummer. Naar mijn mening gaat de heer Egbert Assink wel heel erg over de schreef met zijn woorden: ‘terwijl de lager opgeleiden (Mavo-leerlingen en huisvrouwen)...’

Wil ‘huisvrouw zijn’ zeggen ‘een lage opleiding hebben’? Ik kan mij niet voorstellen dat deze stelling voor Onze Taal onaantastbaar is. De heer Assink maakt hier wel een heel slechte beurt!

Naschrift redactie

De categorie ‘lager opgeleid’ betekende in het onderzoek van Assink ‘lager opgeleid dan mijn andere groepen proefpersonen’. Als de maan kleiner is dan de aarde, wil dat nog niet zeggen dat de maan héél klein is. In de tweede kolom van zijn artikel specificeert Assink uit welke personen zijn laatste groep proefpersonen was samengesteld: huisvrouwen uit een oude Utrechtse volksbuurt, met geen of weinig opleiding. Daaruit mag blijken dat de relatie tussen beroep en opleiding niet vanzelfsprekend is.

De meest moeilijke
W. Dierick - Nijmegen

Naar aanleiding van het artikel ‘Meest overtreffend. Verschuiving in trappen van vergelijking’ door drs. M. Lemmens (op blz. 147 van het oktobernummer) het volgende.

Vergelijken we de volgende vier zinnen:

a.Onder de meest moeilijke omstandigheden bleef hij kalm.
b.Onder de moeilijkste omstandigheden bleef hij kalm (onder de makkelijkste echter ...).
c.De moeilijkste sommen maak ik altijd het eerst.
d.De meest moeilijke sommen maak ik altijd het eerst.

a. en b. zijn beide acceptabel, maar er is een duidelijk verschil in betekenis; c. is in orde; d. lijkt mij niet acceptabel.

De omschreven overtreffende trap, zoals in a, geeft een emotioneel geladen accent, wat in d zeker niet bedoeld is. De overtreffende trap (met -ste) impliceert de mogelijkheid van het tegengestelde (moeilijkste tegenover makkelijkste), wat bij de omstreden vorm niet het geval is.

Leenklinkers
J. Posthumus - ex-medewerker Anglistisch Instituut RUG, Roden

In zijn reactie op mijn artikel ‘De uitspraak van Engelse leenwoorden’ juli/augustus blz. 112) meent F.K.M. Mars (op blz. 144 van het oktobernummer) mij op een fout te betrappen wanneer ik spreek van ‘de leenklinker van controle’. De Fransen spreken dit woord immers met een heel andere klinker uit dan wij hier in Nederland. Hij roert hiermee een punt aan dat nader commentaar vereist.

 

In mijn betoog wees ik erop dat het Nederlands een aantal gevestigde klanken bezit die speciaal in leenwoorden worden gebruikt. Ik duidde ze in eerste instantie aan als ‘marginale leden van het Nederlandse klankstelsel’, en gaf ter verduidelijking een aantal voorbeeldwoorden, waaronder punaise, controle en freule. In samenhang met deze passage had de term ‘de leenklinker van controle’ moeten worden verstaan als ‘de niet-inheemse klinker die Nederlanders gebruiken in woorden als controle’.

 

Dit wat de terminologische kwestie betreft; maar hoe zit het nu verder met het bovengenoemde klankverschil? Als in het Nederlandse klankstelsel ingepaste elementen hoeven ‘leenklinkers’ niet identiek te zijn

[pagina 194]
[p. 194]

met hun buitenlandse voorbeeld, al zullen ze er toch doorgaans voldoende op lijken. Het opmerkelijke klankverschil tussen het Nederlandse controle en het Franse controle (vergelijk ook een zelfde verschil bij de uitspraak van zone) doet echter vermoeden dat er met deze woorden iets bijzonders aan de hand is. Qua klankverwantschap zou een uitspraak met de inheemse Nederlandse klinker van school eigenlijk meer voor de hand liggen, maar die klankvorm zou dan wel de buitenlandse afkomst van genoemde woorden versluieren. Misschien dat men er daarom destijds de voorkeur aan heeft gegeven dit soort woorden uit te spreken met de leenklinker die wel rechtmatig voorkomt in Franse leenwoorden als loge en compote. We zien hier dat leenklinkers, buiten de wetten van de klankverwantschap om, soms kunnen fungeren als conventionele klankmiddelen om het buitenlandse karakter van woorden te benadrukken. Een meer triviaal voorbeeld hiervan is de uitspraak die ik wel eens heb gehoord van antenne met de lange klinker van punaise, maar deze zal wel niet de status van standaarduitspraakvorm bereiken.

Hoe ziek is onze spelling?
J.L. Rijsdijk - Ridderkerk

De heer Egbert Assink te Utrecht heeft de moeite genomen in onderdelen uit te zoeken hoe ‘erg’ Nederlandstaligen het vinden als er wordt gezondigd tegen de ‘spellingprincipes’ van het Groene Boekje (blz. 128 septembernummer).

Welnu, ze vinden het erg. Maar dat zal wel niemand verwonderen van mensen die allemaal van jongs af geïndoctrineerd zijn met die zelfde principes, en die nooit serieus andere in studie namen, zo ze er al ooit van hoorden. De onderzoeksresultaten van de heer Assink beamen het weerzinwekkende van de zonde, maar ze zeggen niets over de kwaliteiten van de leer, de beginselen, de principes, de regels. Het Groene Boekje noemt vier basisprincipes, die naar menselijke willekeur verder worden toegepast. (Zie o.a. de vermelding ‘enige vrijheid moet blijven voor hen die min of meer geleerde woorden met oordeel kunnen gebruiken’ op blz. LIV.) Maar ook een spelling kan niet ‘twee heren dienen’, en zeker geen vier. Principes die men zo maar opzij schuift voor andere, zijn geen principes meer. Het zijn in casu ‘smoesjes’ om een bandeloos handelen goed te praten. Maar wie vertelt dat de massa der argelozen? Welk officieel of veel gelezen blad kan een van goede argumenten voorzien artikel gebruiken, getiteld: ‘Hoe ziek is onze spelling?’

Naschrift redactie

De heer Assink heeft onderzocht hoe ernstig een groep proefpersonen verschillende soorten spelfouten vindt. Hij heeft, met nadruk, géén onderzoek gedaan naar de kwaliteit van ons spellingsysteem. Omdat bij elke discussie over spelling blijkt dat de emoties hoog oplopen, is onderzoek naar reacties op afwijkingen van de huidige spelling zeer zinvol.

Overigens kan uit Assinks onderzoek niet afgeleid worden dat de proefpersonen alle spelfouten ‘erg’ vonden; het ging juist om de verschillen per categorie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Ruud Muschter

  • Kamiel Verberckt

  • Ton van der Wouden

  • J. Posthumus

  • Wilfried Dierick