Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 58 (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 58
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 58Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 58

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.60 MB)

Scans (61.76 MB)

ebook (6.38 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 58

(1989)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 172]
[p. 172]

Vraag en antwoord
Dag datief?
Redactie Onze Taal

Mevrouw Maaike Dommisse te Arnhem stuurt de redactie al jarenlang knipsels van onbegrepen datief-constructies. Hieronder vindt u een deel van de door haar gesignaleerde ontsporingen.

Vraag: Heldring beschouwt het als een fout als de derde en de vierde naamval door elkaar gehaald worden. Volgens Brandt Corstius (NRC, 11-7-1987) bestaan die naamvallen helemaal niet. Wie heeft er gelijk?



illustratie

Antwoord: Als de vorm van een (voor)naamwoord afhankelijk is van de functie in de zin (bijvoorbeeld onderwerp of lijdend voorwerp), dan heten die vormen traditioneel naamval. Onze taal heeft maar weinig woorden waarin zo'n naamval zichtbaar is. Een voorbeeld is het persoonlijk voornaamwoord, dat onderwerpsvormen (ik, jij, hij) en voorwerpsvormen (mij, jou, hem) heeft. De meeste naamwoorden kunnen verschillende zinsdeelfuncties verrichten zonder dat er een vormverschil mee gepaard gaat:

 

Piet ziet mij / ik zie Piet / ik raadde Piet aan in bed te blijven.

 

Onloochenbaar heeft Piet hier drie verschillende functies, maar het heeft geen zin om van de eerste, vierde en derde naamval te spreken. Het woord Piet verandert immers niet.

De vraag moet worden geherformuleerd tot: zijn er (voor)naamwoorden in het Nederlands die als lijdend voorwerp een andere vorm hebben dan als meewerkend voorwerp?

 

1. Het betrekkelijk voornaamwoord die/wie.

Volgens de regels van de ANS (blz. 246-247) is het:

De brieven die Hans Marie stuurde, kwamen nooit aan.
De vrouw wie Hans brieven stuurde, antwoordde nimmer.

De vorm van het betrekkelijk voornaamwoord is afhankelijk van de functie: die voor het lijdend voorwerp in (1) en wie voor het meewerkend voorwerp in (2). Is deze beurtwisseling van die en wie een nagelvast argument voor het bestaan van een datief (derde naamval), apart van een accusatief (vierde naamval)? In zin (2) mag volgens de ANS ook die gebruikt worden. Dat is wat zwak uitgedrukt: de meeste mensen geven de voorkeur aan

[pagina 173]
[p. 173]

de vrouw die. Voor hen is er dus geen beurtwisseling, ondanks de dubbelzinnigheid die het oplevert.

 

2. Het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon meervoud hen/hun.

 

De regels zijn:

Piet ziet hen (vierde naamval).
Piet geeft hun het boek (derde naamval).

Geven de fameuze woordjes hen en hun de datiefliefhebber voldoende houvast? Ook dat is nog maar de vraag. Natuurlijk weten we allemaal dat velen moeite hebben met het onderscheid tussen hen en hun, dat ons volgens sommige taalgeleerden opgedrongen is. Verder zien we het correcte hun in (4)(in bepaalde kringen) terrein verliezen ten gunste van hen, misschien uit angst voor hun doen. In ieder geval staat hen stilistisch hoger aangeschreven dan hun. Nog meer belang hechten we aan het feit dat menigeen weifelt in al die gevallen waarin men niet snel het kun-je-er-aan-voorzetten-foefje kan toepassen:

Mag ik h?n ook nog wat limonade inschenken?
Dat beviel h?n helemaal niet.
Het leek h?n een briljante oplossing.

Als ervaren taalgebruikers alleen na grondige ontleding tot een vormkeuze kunnen komen, hebben we te maken met een grammaticaal onderscheid dat niet meer tot onze levende taal behoort. Ook hen en hun vormen kennelijk geen argument om de derde van de vierde naamval gescheiden te houden.

 

3. Vaste uitdrukkingen als van goeden huize, te bestemder plaatse en van harte.

 

In deze uitdrukkingen krijgt het zelfstandig naamwoord een uitgang die historisch toegeschreven wordt aan de derde naamval (ANS, blz. 54). Deze uitdrukkingen zijn onbruikbaar voor de argumentatie. Ten eerste zijn ze als fossielen overblijfselen van een stadium van het Nederlands dat voorbij is. Ten tweede ontbreekt bij deze uitdrukkingen de beurtwisseling met een vierde naamval: er zijn geen vormen van goed huis, bestemde plaats en hart te vinden die een andere vorm dan bestemder, etc. hebben omdat ze in de vierde naamval staan.

De conclusie lijkt te moeten zijn dat er inderdaad geen derde naamval in het levende Nederlands van nu meer bestaat. Puntje voor Brandt Corstius. Zit er dus geen fout in zin (8), die Heldring wel fout acht?

 

(8) (...) dat de directeur erin slaagde de Duitsers naar zijn hand te zetten of een rad voor de ogen te draaien.

 

Die conclusie is ook weer niet juist. Veel lezers (onder wie Heldring) zullen (9) beter vinden dan (10):

 

(9) Mij werd een rad voor de ogen gedraaid.

(10) Ik werd een rad voor de ogen gedraaid.

 

Deze lezers zullen (8) afkeuren omdat de Duitsers twee verschillende functies tegelijk heeft: lijdend voorwerp bij zetten en meewerkend voorwerp bij draaien. Een (geclausuleerd) puntje voor Heldring.

Maar er zijn ongetwijfeld ook lezers die (10) beter vinden dan (9). Daaruit blijkt dat in hun grammatica degene die/wie een rad voor de ogen gedraaid wordt, geen meewerkend voorwerp is, maar onderwerp in zin (10) en lijdend voorwerp in zin (8). Voor hen is er niets mis met de samentrekking in (8).

 

Zijn de naamvallen in het Nederlands daarmee verdwenen? Nee, in dit artikel staan geen argumenten tegen het maken van een onderscheid tussen verschillende vormen die op naamvallen berusten. Naamvallen bestaan dus nog wel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken